SED LIBERA NOS A MALO
Na Trisha Brown, Jan Fabre en Sasha Waltz is Sidi Larbi Cherkaoui de volgende topchoreograaf die zich als regisseur inlaat met opera. Voor zijn samenwerking met Guy Cassiers in het kader van "Der Ring des Nibelungen" (Milaan/Berlijn) had hij zijn gebruikelijke dada's aan de kant moeten schuiven. Voor zijn eerste operaregie, het dansoratorium Shell Shock van Nicholas Lens op teksten van het Australische rockicoon Nick Cave, eveneens. Wie meer te weten wil komen over de thema's die zijn werk bevleugelen, zoals de fascinatie voor spiritualiteit, andere culturen, het anders-zijn, het zoeken naar identiteit, moet zijn eigen producties bezoeken. En toch was dit vintage Cherkaoui. De schaarse solomomenten van de dansers konden zich meten met het beste uit de bewegingscatalogus van Eastman. De regisseur zette echter vooral in op het collectieve hetgeen hem nogmaals in de gelegenheid stelde zijn talent te tonen voor het beheersen van georganiseerde chaos. Zo liet hij zijn dansers bewegen tot bergen van menselijk schroot, tot levende piramides en kunstig opgezette composities met veldbedden.
Vroeger op het jaar had Stefan Hertmans de gruwel van het slagveld van de Groote Oorlog heel tastbaar gemaakt in "Oorlog en terpentijn". Enkel met woorden. Van die horror is in deze multimediale voorstelling weinig te bespeuren. Ja, er zijn zandzakjes. Maar geen aan flarden geschoten lichaamsdelen of geploeter in de modder. Sneuvelen in de loopgraven van WO I is niet alleen eervol, als je het kan doen in de bewegingsdramaturgie van een Vlaams topchoreograaf lijkt het ook helemaal niet erg. Welkom in de opera dus, waar de theatrale werkelijkheid een gesublimeerde vorm is van het werkelijke leven en de menselijke stem als drager van emotie en waarheid een hoofdrol toebedeeld krijgt.
Twaalf canto's van de hand van Nick Cave geven een stem aan evenzoveel archetypische slachtoffers van de oorlogsgruwel, van de vuurlinie tot het thuisfront. Caves teksten hebben een rauwe authenticiteit en worden niet zelden gedeclameerd into-your-face met krachttermen die er niet om liegen ("Fuck the flag!). Opmerkelijk daarbij was dat de "canto van de deserteurs", in vijf delen, de meest uitgesponnen was. Ze was scènisch ook de meest geslaagde. Regelmatig bevroor Cherkaoui de handeling in tableaux vivants die door een "peintre pompier" konden zijn geschilderd . Ook de "canto van de overlevende" ging onder de huid ('Sometimes I think my wife wished I'd died"). Oorlogsheroïek kwam niet aan bod en al evenmin de schoonheid van het geweld. Met zijn krijgers van de schoonheid zou Jan Fabre het onderwerp ongetwijfeld eerder in zijn dualiteit hebben aangepakt. Cherkaoui liet alleen de schoonheid van het sterven zien, van het rouwen ook en slechts af en toe de militaire coquetterie. Zo liet hij een peloton marcherende speelgoedsoldaten opdraven, perfect synchroon met de dwingende martiale ritmiek die aan de orkestbak ontsteeg.
Geen twijfel mogelijk : de scheppers van Shell Shock zijn hardcore pacifisten. Niet toevallig zegt Nick Cave dat de "canto van de soldaat" voor hem de moeilijkste was om te schrijven.
Scenografisch zat er een behoorlijke vaart in deze voorstelling. De heel flexibel inzetbare drietrapstribune van Eugenio Szwarcer liet snelle toneel- en sfeerwisselingen toe. Ze bood plaats aan het koor en kon ook dienst doen als canvas voor videobeelden.
Met "Flamma Flamma - The Fire Requiem" had Nicholas Lens in de jaren 90 een bescheiden CD-hit gescoord en daar toen al bewezen dat hij een eigen stem had gevonden door opera te injecteren met de ritmische zinnelijkheid van meer populaire muziekgenres. Die ambitie om de Goran Bregovic van de opera te worden lijkt hij intussen te hebben opgeborgen . "Hardcore musicologen zullen steevast nog minuscule sporen terugvinden van etnische muziekelementen en verborgen popstructuren die lang geleden in mijn muzikale universum aanwezig waren. Maar na verloop van tijd komen andere tonaliteiten naar je toe met mogelijk complexere ritmische structuren en een heel diverse theatrale dramatiek waardoor misschien niet de intensiteit van je schrijven verandert maar wel de vorm.", zegt de componist in het programmaboek.
Of deze evolutie een proces van groeiende maturiteit zal blijken te zijn zullen toekomstige projecten(ondermeer in samenwerking met J.M. Coetzee) uitwijzen. Met het prevelende gegil van het openingskoor, opgesteld in de zijloges, kwam de componist alleszins heel sterk uit de startblokken ook al leek hij echt wel te citeren uit het "Polish Requiem" van Penderecki. Met zijn "War Requiem" was Benjamin Britten hem reeds voorgegaan in een zeer gelijkaardig scenario. Britten was nooit veraf maar verder ging de componist zijn eigen weg met een schriftuur die steeds toegankelijk, zonder pretentie en meestal behoorlijk geïnspireerd was, niet zelden toegesneden op de militaire bias van het gegeven. De gezangen van de vijf solisten zijn elegisch van toon. Melancholie is de overheersende stemming. Soms slaat die om in verbittering, verontwaardiging en woede.
"Soms schrijven componisten hun eigen libretto. Vaak zijn het noten die de woorden bedienen op hun wenken, woorden die gebruikt worden om muzikale frases te bevoorraden met klanken van toevallige letters. Omdat ze net passen. Maar niet omdat ze zijn. Woorden die dus geen dramaturgische kracht in zich dragen maar slechts als slaafse tekens in dienst staan van de tonen.", schrijft de componist verder. Lens lijkt ervan uit te gaan dat in het scheppingsproces de muziek altijd eerst voorhanden is.
Hoe anders was dit wel niet bij Richard Wagner die altijd eerst zijn "gedichten" schreef en pas later, soms vele jaren later, alsof het gewoon een kwestie van afwerking was, de noten. Allicht had Wagner de muziek ook toen reeds in zijn hoofd. Zo bekeken werpt deze uitspraak weer eens een licht op de aparte klasse van Wagner.
De onvermijdelijke Claron McFadden, steeds present waar hedendaagse opera gecreëerd wordt, laat enkele indringende hollers op het slagveld horen maar ze lijkt altijd hetzelfde onaardse personage te vertolken, dat zelden met de voeten op de grond komt. Nooit heb ik haar meer persoonlijkheid weten ontwikkelen als tijdens haar jazzrecitals met het Artvark Saxophone Quartet. Wie schrijft eens een jazzopera om het ware potentieel van deze diva aan de oppervlakte te brengen?
Sara Fulgoni 's portret van de moeder ging nogal gebukt onder een blatend vibrato.
Basbariton Mark S. Doss kreeg de boeiendste partij te zingen maar zijn weinig gefocusseerde stem brak nooit doorheen het orkest. Zo kon hij de horror van "I saw death" tijdens de "canto van de gevallenen" met onvoldoende aplomb in het auditorium gooien en daardoor onvoldoende tastbaar maken. In operatermen was hij daarmee de meest frustrerende zanger op het toneel.
Damien Jalet en meer nog Aimilios Arapoglou blonken uit als solisten van de Eastman Company. Guro Nagelhus Schia liet zich inpakken in de windels van een body bag en als de vederlichte cocon van een vlinder op mannelijke schouders heffen, een ware circusact.
Meer symptomen van shellshock hoop ik einde van deze week te ontwikkelen in aanwezigheid van Bernd Alois Zimmermans verschroeiende "canto van de verkrachte vrouwen" : "Die Soldaten".
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten