vrijdag 26 december 2014
Siegfried in de regie van Guy Cassiers (dvd)
SCANDINAVISCHE GODEN, DUITSE NIBELUNGEN
In de reeks vertoningen van de Ring die Guy Cassiers regisseerde werd in de Milanese Scala in oktober 2012 Siegfried opgenomen; deze captatie verscheen intussen bij ArtHaus.
Wat te denken van deze Tweede Ringdag? Ik kan mijzelf geen volkomen onbeschreven blad noemen, gezien de vele reacties die ons reeds om de oren zijn gevlogen naar aanleiding van Cassiers’ Walküre. Welnu, de eerlijkheid gebied mij diegenen gelijk te geven die de regisseur indertijd verweten veel decor en weinig theater te hebben geproduceerd. Ook hier wordt de aandacht vooral gecapteerd door de – toegegeven – soms mooi ogende en slim suggestieve lichteffecten. Je zou kunnen schermen met het belang dat Wagner zelf aan de belichting hechtte in de door hyperrealisme geteisterde theatercultuur van zijn tijd. In dat opzicht lijkt Cassiers begrepen te hebben waar het in dit type opera kan over gaan. Maar dat ontslaat er hem natuurlijk niet van ook nog iets met de acteurs te realiseren. Ik heb de indruk dat dat er – en het wordt zo stilaan de gesel van ONZE theatercultuur – voor spek en bonen bij gelaten is. Het maakt mij altijd een beetje achterdochtig wanneer ik grime en kostuums zie die met excentriciteit en/of opulentie uitpakken. Zoals daar zijn: de gescheurde mondhoeken van de Nibelungen, het vogelverschrikkersgehalte van Wanderers aankleding, of de ongeveer 5 kilometer stof aan de jurken van Erda en Brünnhilde. Op zich hoeft daar niets fout mee te zijn, maar dan moet er wel nog een leesbaar personage achter die façade huizen.
Ik vraag mij af of de zangers in deze productie aan hun lot zijn overgelaten. Of was het misschien de bedoeling om er kartonnen ventjes van te maken? Ik heb het geluk gehad door de camera te kunnen kijken, en dus wat details van invulling en expressie te kunnen waarnemen. Wie schoon geld heeft neergeteld om in de Scala binnen te geraken was er volgens mij echter aan voor de moeite.
Niet dat dat echt veel uitmaakte. Ik heb maar twee koppen in deze bezetting iets zien doen dat voor acteren kon doorgaan: de Alberich van Johannes Martin Kränzle en de Brünnhilde van Nina Stemme . Van de rest kan ik meestal niet zeggen aan wie het ligt: eigen onvermogen of een bloedarmoedige personenregie. Ik ben bijvoorbeeld bereid Peter Bronder het voordeel van de twijfel te geven. Zijn Mime was overduidelijk wél vocaal geëngageerd, maar achter het overladen uiterlijk viel er zo goed als niets visueel waar te nemen. De Wanderer van de (toen 69-jarige!) Terje Stenvold is wel present, en draagt natuurlijk de patine van ’s mans leeftijd mee, maar de slapheid waarmee hij zijn speer ziet gebroken worden is bijna lachwekkend. Anna Larsson laat mij expressief koud. Dat doet de Siegfried van Lance Ryan dan weer niet. Die maakt mij kwaad. De Canadees is in zijn rol even expressief als een ongeschilderde staldeur. Het contrast met de professionaliteit van la Stemme in het derde bedrijf kan moeilijk pijnlijker.
Vocaal is het plaatje wat meer genuanceerd. Je moet Ryan één ding nageven: hij heeft stamina. Het is er in het duet met Brünnhilde niet aan te horen dat hij er dan al een hele avond heeft opzitten. Mooi kan je zijn geluid meestal niet noemen, met soms een wobble van 9 op de schaal van Richter, maar hij houdt het. De intussen – nu ja – bejaarde Stensvold is op zijn beurt sterk in het rechthouden van zijn personage, maar veel meer ook niet. Je zou, toch in de eerste twee bedrijven, een man in de kracht van zijn jaren verwachten. De echte breuk komt er slechts 7 woorden voor hij het toneel definitief verlaat. Voor de rest rollen die goed tot uitstekend klinken. De onzichtbare dieren (het Woudvogeltje van Rinnat Moriah en de Fafner van Alexander Tsymbalyuk ) voldoen. Een goede Mime van Peter Bronder en een overtuigend gezongen Erda van Anna Larsson.
Zoals gezegd een zeer goede beurt van Johannes Martin Kränzle en van Nina Stemme. Bij beiden valt de kwaliteit van de stem op, naast de vlekkeloze techniek, in functie van het drama.
Gemengd beeld van het orkest onder Barenboim . Waar hij erg goed in is, is het balanceren van de kleuren in dit orkest. Mooi gedetailleerd en transparant. Maar waar hij dan weer vreselijk in tegenvalt is het gebrek aan energie. Ik kan niet zeggen dat er een causaal verband zou zijn tussen die twee vaststellingen, maar het valt op hoe Barenboim (en ik heb er zijn Kupfer-Siegfried op nagekeken) alweer geen raad lijkt te weten met de frenetieke rit van de Wanderer waarmee het derde bedrijf opent. Dit klinkt eerder als walking the dog… Geef mij dan maar de Solti van destijds.
Johan Uytterschaut
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten