dinsdag 29 september 2015

Andreas Homoki met WOZZECK in Zürich (***½)



GROTESKE FARCE IN GEEL EN ZWART

Zou de 11-jarige Richard Wagner op 27 augustus 1824 op de markt van Leipzig de publieke executie hebben meegemaakt van Johann Christian Woyzeck, de barbier en pruikenmaker die zijn minnares met een afgebroken degenkling om het leven bracht, gedreven door een combinatie van werkloosheid, honger, vernederingen, haat en jaloezie? Georg Büchner zal er 12 jaar later een theaterstuk aan wijden. Of Wagner het gekend heeft is niet geweten. Dat de wagneriaan Alban Berg het gegeven 100 jaar later zou omsmeden tot de meest invloedrijke opera van de 20e eeuw had hij allicht niet kunnen vermoeden. Na de Berlijnse première van 1925 noemde Kurt Weill Wozzeck de "grandioze conclusie van het traditionele Wagneriaanse drama".

Wozzeck leverde Berg wereldwijd erkenning op en door de royalties ook een fatsoenlijk inkomen. Hij kon zich nu een Engelse Ford permitteren, een zomerhuisje in California en het Waldhaus aan de Wörthersee. Niet zoveel later ging het compleet mis. Terwijl de nationaal-socialisten het werk verketterden als een voorbeeld van cultuurbolsjevisme werd het door de Sovjet-autoriteiten van de affiche gehaald als uiting van decadente bourgeois kunst ! Bergs verbanning van het theater liet hem financieel en artistiek geruïneerd achter.

Alban Berg had redenen om zichzelf te herkennen in de figuur van Wozzeck. Als 17-jarige was hij vader geworden van een onwettig kind. Albine, zo heette het meisje, was de vrucht van een affaire met Marie Scheuchl, die in de keuken werkte van de Berghof, de zomerresidentie van de familie in Karinthië. Later zal Berg haar een ticket sturen voor de eerste opvoering van Wozzeck in Wenen.

De dramatische kracht van Wozzeck komt voort uit het feit dat we gedwongen worden om alles wat er gebeurt te zien door de ogen van de titelheld. De wereld van Wozzeck is een projectie van zijn eigen geest en aangezien het de enige wereld is die we te zien krijgen worden we gedwongen om zijn ervaringen te delen en met hem te identificeren.

De productie die Andreas Homoki ontwierp voor Zürich speelt daar handig op in. Ze wordt ook volledig gedefinieerd door de strikte en verrassende keuze die hij samen met Michael Levine maakte op het vlak van de scenografie. Wozzeck op een naturalistische manier opvoeren voor een bemiddeld theaterpubliek vond Homoki obsceen en dus nam hij zijn toevlucht tot een nachtmerrie-achtig poppentheater dat van meetaf aan het groteske van het stuk zou beklemtonen.

Knalgeel is het brede kader dat het toneel omlijst. Pekzwart is de achtergrond. Daarin evolueren de geschifte figuren van de kapitein, de dokter en de tamboermajoor. Wozzeck en Marie zijn net niet Jan Klaassen en Katrijn. Het kader dwingt ons hen te zien als gevangenen van de omstandigheden. Af en toe slagen ze er in om even uit het kader te stappen. Af en toe dreigen ze te worden verpletterd door de verticale beweging van het kader. Bij elke scènewisseling duikt een nieuw kader op dat ruimere mogelijkheden en diepte verschaft aan het toneelbeeld. Na de vijfde scènewisseling van het eerste bedrijf is het decor compleet. Het is een sterke theatrale vervreemding die bloedmooie plaatjes maar anderzijds ook bloedloos theater oplevert omdat het voor de toeschouwer bijzonder moeilijk is met deze poppenkastfiguren een emotionele band te ontwikkelen. Dat was het grote manco van deze productie, het enige overigens.

Met zijn gestreepte pak deed Christian Gerhaher me net zo goed denken aan een bajesklant als aan een Italiaanse renaissanceschilder, humaan en fragiel maar tegelijk ook veel te gecultiveerd voor een arme drommel als de soldaat Wozzeck. De vocale prestatie beoordelen van de eminente liedzanger is onbegonnen werk; hij werd geplaagd door een stevige bronchitis. Soms klonk de geplaagde stem te rauw, soms te dun, steeds met ingehouden projectie om erger te voorkomen. Na de dood van Marie gaf hij de fakkel door aan Martin Winkler, die de partij vanaf de zijloge afwerkte.

Gun-Brit Barkmin zong een uitstekende Marie met een vibrato dat steeds onder controle bleef en met een mooi warm timbre. De Heiland-uitroepen sneden als een laser door het auditorium. De ruzie met Wozzeck behoorde tot het beste van haar prestatie.
Haar zoontje was een pop. Door de grotere manipuleerbaarheid van een pop gaf dat wel eens geslaagde momenten te zien. Door Wozzeck wordt ze op een bijna knullige manier met een scheermes gedecapiteerd. De huiver van dit poppenkastmoment was ver zoek.

Brandon Jovanovich zong de tamboermajoor met voldoende tenorale kracht. Als personage speelde hij een karikatuur van een patserige mannetjesputter met een belachelijke fallus op zijn muts. Ook hier geldt: less is more.

Wolfgang Ablinger-Sperrhacke speelde de Hauptmann als een Napoleon-imitator. Ook hier zijn voorbeelden uit het verleden te citeren die grotesker uit de verf kwamen, zoals Graham Clarke in de productie van Patrice Chéreau.

Lars Woldt als de Dokter leek wel een rare hobbit met gibus en wandelstok. Om zijn grootheidswaan te illustreren laat Homoki 16 kopieën van hem opduiken, een stunt die hij nog vaker zal herhalen en het beste zal werken in de beide scènes van het Wirtshaus. Scènisch is de dokter het zwakste personage op het toneel maar Woldt zingt hem voortreffelijk. Is het personage van de dokter niet veel sterker wanneer hij zijn absurde theoriën houdt temidden van een pillenwinkel of een karrevracht medische apparatuur?

Fabio Luisi doet de partituur klinken alsof ze zonder zangers in de concertzaal zou kunnen worden uitgevoerd. Menige populaire symfonie zou ernaast verbleken. Is het overigens geen schande dat de suite uit Wozzeck die Berg voor de concertzaal bedoelde haast nooit wordt gespeeld? Alle secties van het orkest komen aan bod met spannende solistische momenten : de grandioos brommende contrabassen, de fagotten, het koper. De Philharmonia Zürich laat dit allemaal heel plastisch klinken, met veel detail en met een extreme dynamische gedifferentieerdheid. Bij het orchestrale forte na Marie's dood vreesde ik dat het stucwerk van het plafond naar beneden zou tuimelen. Het ultieme tussenspel, door Berg bedoeld als een requiem voor Wozzeck, was zoals steeds overweldigend. Homoki zegt op dat moment niet op zoek te zijn gegaan naar beelden maar dat deed hij uiteindelijk toch door de zes kaders één voor één te sluiten, daarmee een gevoel van totale verplettering creërend.

Wellicht komt deze voorstelling goed over op dvd. De zes camera's in de zaal laten vermoeden dat Christian Gerhahers platenfirma een dvd-release van deze productie heeft gepland.

Geen opmerkingen: