Joyce DiDonato, Vera Gimadieva, Paolo Arrivabeni © Bettina Stöß
Is het belcanto de hoer van het operabedrijf ? Sommigen vinden van wel. Sir John Tomlinson, bijvoorbeeld, de heersende Wotan van zijn generatie. Belcanto noemde hij onlangs "irrationeel entertainment opgeleukt door kanarievogels met de uitsluitende bedoeling het aanwezige gefortuneerde publiek een leuke avond te bezorgen alsof de dagen van Händel weer helemaal terug waren". Hij verontschuldigde zich ook voor de veralgemening maar treft daarmee toch de kern van het probleem. Anders uitgedrukt: voor wie opera ziet als een theatervorm is belcanto een ware nachtmerrie. Theater is voor belcantisten pure bijzaak. De muzikale clichés hoor je al van op een kilometer afstand op je afkomen en alle aria's lijken wel compleet inwisselbaar zelfs tussen componisten onderling als Donizetti, Rossini en Bellini. Sommige scènes hebben met een dramatische toonzetting niets vandoen. Slechts één voorbeeld : als het koor van de Capulets de dood aan de Montagues bezweert dan doet het dat op een vrolijk staplied!
Met Joyce DiDonato en Vera Gimadieva als kanarievogels van dienst, twee talenten die door de natuur werden voorbestemd om in dit stemvak te excelleren, durf ik uitzonderingsgewijs al eens mijn opwachting maken in de volière van het belcanto. Temeer omdat DiDonato stilaan het betere werk opzoekt en Gimadieva zich vooral lijkt te profileren in Verdi, een componist die het belcanto in theatraal opzicht dan toch boven zich uit heeft weten te tillen.
De talenten van de beide diva's zijn misschien wel groter dan de verdiensten van het stuk. Zo is het wel vaker met belcanto. De jonge Richard Wagner beleefde één van zijn artistieke ontwakingsmomenten wanneer hij Wilhelmine Schröder-Devrients Romeo voor het eerst hoorde ondanks de "onbeduidende muziek". Gerard Mortier van zijn kant was zijn leven lang op zoek naar een Norma die aan Maria Callas kon tippen. Die heeft hij nooit gevonden en dus vond hij het stuk niet de moeite waard om op te voeren.
"I Capuletti en I Montecchi" behoort tot het handjevol aanvaardbare werken die het zuivere belcanto heeft voortgebracht. Ook al is ze niet op Shakespeare gebaseerd de handeling is tragisch en geloofwaardig genoeg om niet onmiddellijk te verzanden in het gebruikelijke flutverhaal. Tenslotte is er Vincenzo Bellini die Richard Wagner heeft geroemd omwille van zijn melodisch talent en van wie hij, ondanks zijn gefundeerde en terechte kritiek op het Italiaanse operabedrijf, nooit een onvertogen woord heeft geschreven.
Joyce Didonato heeft meer last van haar high heeled boots dan van de partij van Romeo. Ze laat de stem heroïsch aanzwellen alsof het niets is, projecteert ze vervolgens in het auditorium met zoveel mezzo-zinnelijkheid dat je je afvraagt waar haar grenzen nu precies liggen. Dit is toch geen sopraan die zich hoeft te beperken tot de da capo diarree van G.F. Händel?
Er zitten al eens minder fraaie klanken tussen maar dan nog dienen ze de expressie. Aangekomen ter hoogte van haar eerste cabaletta is ze helemaal op dreef en heeft ze de hele zaal in een houdgreep die ze niet meer zal lossen.
Vera Gimadieva is een heel ander type sopraan en dus eveneens perfect gecast. Haar grote romance "Oh! Quante volte" ingeleid door de hoornsolo en later sprankelend ondersteund door de harp is vintage Bellini. In tegenstelling tot haar impulsieve Romeo is haar voordracht gedrenkt in zoete melancholie en doodsverlangen. Kristalhelder en intonatiezuiver zijn al haar ontboezemingen, dynamisch mooi gedifferentieerd en voorzien van subtiele pianissimi.
Tijdens de a capella passage van het liefdesduet bereiken de beide dames zo'n intimiteit dat je zou zweren met een koppel te doen te hebben. Het is het onweerstaanbare hoogtepunt van het eerste bedrijf. Vintage Bellini krijgen we opnieuw met Romeo's cavatine "Deserto è il loco", ditmaal ingeleid door de uitgebreide klarinetsolo. In het rivaliteitsduet met Tebaldo laat DiDonato er geen twijfel over bestaan wie de eigenlijk pretendent is van Giulietta's hart. Het offstage koor dat Giulietta's dood aankondigt is onaards. Rest nog een verschroeiende finale voor Romeo : Didonato doet dat met zoveel inlevingsvermogen dat het bijna ongezond lijkt.
Celso Albelo als Tebaldo is de derde beste man op het toneel al kan hij zijn tenor nooit de vereiste glans verlenen. Alexei Botnarcluc verveelde met een onaangenaam vibrato. Marko Mimica als Pater Lorenzo beschikte over een zeer markante bas die hij echter met weinig gevoel voor dramatiek inzette.
Het volgende rendez-vous met Joyce Didonato is gepland in Londen (via Utopolis) als Charlotte in Werther. Alweer een slecht stuk. Het zij zo!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten