vrijdag 25 maart 2016

Richard Jones met Boris Godunov in Londen (***½)


Bryn Terfel, Ben Knight © Catherine Ashmore

FOR WHOM THE BELL TOLLS

Bij elke heropvoering van Boris Godonov stelt zich het probleem van de te gebruiken versie. Het klatergoud van Rimsky-Korsakovs orchestratie beheerst de discografie tot het midden van de jaren 1980. De versie van Sjostakovitsj heeft weinig aanhangers gevonden. De laatste 30 jaar is het vooral de versie van de componist zelf die zich heeft doorgezet. Daarvan bestaan er twee: de oerversie van 1869 en de definitieve versie van 1872 die Moesorgski produceerde onder druk van de censuur.

De oerversie heeft het voordeel van een grotere dramaturgische verdichting. Er is geen liefdesverhaal dat de politieke intrige doorkruist, de handeling blijft geconcentreerd op de figuur van Boris. De Poolse akte ontbreekt geheel evenals de opstand in het woud van Kromy. De scènes in de vertrekken van de tsaar zijn enigszins verschillend. Daarentegen bevat zij wel de in 1872 door de censuur geschrapte scène op het plein voor de kathedraal. Het is een cruciale scène wegens de confrontatie van de tsaar met de dorpsidioot. Kortom, de ideale versie van Boris Godunov, zo lijkt het, dient te worden samengesteld uit de beide versies van Moesorgski.

Toch koos Antonio Pappano voor de oerversie van 1869. Daardoor kon de voorstelling, in 7 scènes zonder pauze, worden afgewerkt in iets meer dan 2 uur. Ze kon mij niet echt overtuigen, muzikaal noch scènisch. Noch het orkest, noch het koor was in staat om te overweldigen in de grote climaxen van het stuk. Ik twijfel maar het kan aan deze cinema relay gelegen hebben. Zoals bekend liet Sjostakovitsj zich heel laatdunkend uit over Moesorgski's amateuristische orchestratie. Met de Amsterdamse Chovansjtsjina nog vers in het geheugen mag het duidelijk zijn dat deze Boris Godunov daar niet mee kon wedijveren.

Nog voor de eerste tonen uit de orkestbak opstijgen zien we hoe de zevenjarige, met een draaitol spelende Dmitry, gekeeld wordt. Het is een pantomime die tot vervelens toe herhaald zal worden om het groeiend schuldbesef van Boris visueel te ondersteunen. Richard Jones tracteert ons weer op anekdotisch bloemetjesbehang. Kleurrijk zijn de kostuums van Nicky Gillibrand tijdens de kroningsscène. Goud, het centrale pigment van alle Russische iconen, is de kleur die het meest prominent aanwezig is in het scènebeeld. Varlaam schept zijn glaasjes vodka van een ellenlange toog maar zelfs Sir John Tomlinson kan de aria van Varlaam niet boeiender maken dan hij is. Met zijn dronken kompaan Missail doet hij een leuke act met lepels. De scène in de vertrekken van de tsaar klonken minder vertrouwd dan gewoonlijk maar gaven een steeds sterker wordende Bryn Terfel te zien als Boris. Terfel beweegt zich over het toneel als een grote, knuffelachtige teddybeer. Blootsvoets, gehuld in een pelsmantel, valt hij in de finale scène dood als een schaap. Voor Terfel was het een geslaagd debuut, genuanceerd en doorleefd, idiomatisch wellicht niet foutenvrij maar wellicht kan hij er nog in groeien. Het zuivere zingen durfde hij ook al eens te verlaten als de expressie erom vroeg.

John-Graham Hall als Shuisky, maakte vocaal geen al te grote indruk, zijn erg onsympathieke lijkbidderstronie daarentegen was constant fascinerend. Ain Anger verraste met een heel gedifferentieerd portret van Pimen. Het is een waar kunststuk om deze monoloog boeiend te houden.

Geen opmerkingen: