woensdag 28 september 2016

Olivier Fredj met Macbeth in Brussel (***½)


ANOTHER ONE BITES THE DUST

Dit was mijn eerste bezoek aan het tentenkamp dat De Munt op de site van de Brusselse haven heeft opgericht om haar culturele opdracht tijdelijk in onder te brengen. Als geheel vind ik de locatie best geslaagd en de akoestiek is zondermeer aanvaardbaar, althans voor de voorste parterre. De kopers en de pauken ter rechterzijde zijn net iets prominenter in het klankbeeld aanwezig dan de strijkers. Mij zul je daar niet over horen klagen, temeer daar Paolo Carignani kopers en pauken steeds mooi afmeten en transparant laat klinken. Je hoort het wel eens anders vanuit een reguliere orkestbak. Kortom, niets aan de hand, zolang er geen vliegtuigen over de tent razen of de weergoden het dak niet geselen met fikse regenvlagen.

Het mag duidelijk zijn dat Verdi Shakespeare nodig had in zijn artistieke ontwikkeling naar een dramaturgisch onderbouwd muziektheater. Met Macbeth zal hij er voor het eerst in slagen, dankzij een nieuwe synthese van drama en muziek, de dramatische waarheid van het stuk dichter op de huid te zitten dan via de in traditie gedrenkte leugen van het belcanto. Daarin bestaat Verdi's moderniteit in dit stuk. Terwijl Wagner in zijn artistieke ontwikkeling anno 1847 het niveau van Lohengrin heeft bereikt, levert Verdi op hetzelfde moment een gelijkaardig Gesamtkunstwerk af waarin hij de vigerende esthetische normen van zijn tijd openbreekt en overklast. Meer dan 100 repetities zal hij nodig vinden om enigszins tevreden te zijn van het resultaat.

Is Macbeth dus met voorsprong het betere werk onder zijn vroege opera's, men mag niet vergeten dat hij de originele versie van de partituur 18 jaar later grondig zal reviseren. De versie van Firenze (1847) eindigt met Macbeths stervensaria "Mal per me", weinig energieke slotakkoorden en een paukenroffel. In de revisie voor Parijs (1965) schrapt hij "Mal per me" en eindigt met een "Inno di vittoria" waarbij het volk en zijn nieuwe leider de bevrijding van zijn machtshongerige usurpator viert. Het is de verdienste van Erich Leinsdorf om dit dilemma bevredigend te hebben opgelost in de jaren 50 door de finales van 1847 en 1865 met mekaar te verbinden. Macbeth sterft weliswaar in grote eenzaamheid en in het volle besef van zijn misdaden, daarna keert de echte wereld terug en viert zij haar herwonnen vrijheid. Het is een schitterend theatraal contrast wat daar ontstaat. Zoals de meeste operahuizen tegenwoordig volgt Brussel de versie van Parijs maar sluit af met de finale van Firenze. Dat is een vergissing. Eén die de componist zelf heeft ingezien. Het stuk valt immers morsdood, de catharsis blijft uit.

De ouverture brengt ons via beelden van slapende mensen, hersenscans en Rorschachtesten in een vage toestand tussen droom en werkelijkheid, de toestand waarin we aannemen dat Macbeth de heksen waarneemt. De heksen moeten scenisch ontwikkeld worden vanuit het perspectief van Macbeth maar mag het antwoord op de vraag wie de heksen zijn ook gegeven worden door de kostuums? In Frédéric Llinares' kleurige travestiepakjes zijn ze grappig en exotisch maar niet verontrustend.

Olivier Fredj brengt zijn acteurs onder in een art deco hotel. De wanden laten snelle scènewisselingen toe en het is met dit scenografische spel van Jean Lecointre dat de productie de hoogste ogen gooit. Lady Macbeth houdt haar entree-aria in de lobby van het hotel, gestyled en gekapt als een hotelmanager maar ook als de stijlvolle kettingrookster en mannenverslindster Lauren Bacall. "Vieni! T'affretta!" veronderstelt een zekere intimiteit maar die wordt kapot geregisseerd door de redondante actie van het hotelpersoneel.

Het koor is opgesteld op een tribune in de diepte of zingt achter schermen. Het spel van de heksen laat de regisseur over aan 16 dansers (choreografie: Dominique Boivin). Door die ontdubbeling winnen de heksen aan beweeglijkheid maar verliest het vrouwenkoor aan expressiviteit. Vaak klinken ze te braaf en de niet-zingende heksen scheppen hoedanook meteen een onoverbrugbare afstand.

In de slaapkamer van de Lady regeert de erotiek van de macht of is het de macht van de erotiek? Opspelende hormonen brengen de echtelieden weer een stap verder in hun fatale neergang. De keuken is de plek waar de samenzwering voor de moord op Banco wordt beraamd. Hier worden messen gewet en kalkoenen in de oven gestoken. De milde ironie staat haaks op het thrillergehalte van het stuk net als tijdens het brindisi wanneer Banco's hoofd in een serveerplateau opduikt.

Voor de verrassing van het derde bedrijf zorgt het ballet van de heksen dat zijn weg naar Brussel heeft gevonden vanuit de Parijse versie. Ik had het nog nooit gehoord, het is niet Verdi's beste muziek maar het laat de mythologische opperheks Hekate toe, een opmerkelijke solo te dansen. Het is het eerste hoogtepunt van de voorstelling. Merkwaardig genoeg zonder credits in het programmaboek. Verblindende spots kruiden de confrontatie van Macbeth met de heksen, zijn visioen van de koningen die hem zullen opvolgen, werkt dan weer erg naïef, ilustratief.

"Patria oppressa!" is vintage Verdi en doorgaans het hoogtepunt van elke voorstelling van Macbeth. Dat is hier nog meer het geval omdat de regisseur het uitstekende idee had om het koor te verspreiden over de zaal, een gimmick die altijd werkt. Andrew Richards kan Macduffs aria "Ah, la paterna mano" laten klinken alsof zijn stemcrisis van de laatste jaren voorbij is. Ook het aansluitende jubelkoor, opgejut door een uitstekende Julian Hubbard als Malcolm,is overweldigend.

Weinig inspiratie vanuit de regiekamer vond zijn weg naar de slaapwandelscène en het is Scott Hendricks die alle aandacht naar zich toezuigt en zijn laatste vrijwel onberispelijke vocale hoogtepunten aflevert. Bij "Pièta, rispetto,amore" duwt hij een kinderwagen, een reminder van zijn kinderloos huwelijk en van het leven waarvoor hij niet gekozen heeft. Met "Mal per me" tenslotte , een aria waarvan ik nooit zal kunnen begrijpen waarom Verdi die voor Parijs schrapte, beleeft hij zijn ultieme hoogtepunt. Dan valt het doek. Het slotkoor is geschrapt.

Beatrice Uria-Monzon als Lady Macbeth was een teleurstelling. Zowat alles aan haar voordracht was problematisch: de registerovergangen, het vibrato, de intonatie. Ze kon ook geen dwingende persoonlijkheid neerzetten ter compensatie. Laat dat het grootste manco zijn. Fredj had voor haar rolinvulling weinig meer bedacht dan haar personage te laten samenvallen met iconische vrouwen met ruggegraat: naast Lauren Bacall ook Jackie Kennedy en Margaret Thatcher. De vocale ruggegraat moest telkens geleverd worden door haar "zwakke" echtgenoot. Scott Hendricks legde een wisselvallig parcours af. Soms leek hij zich niet te willen engageren maar raakte hij eenmaal in zijn rol dan werd hij stante pede expressief en toonde zijn fraaie bariton zijn tanden. Carlo Colombara zong Banco met een fraai getimbreerde bas.

1 opmerking:

Michael zei

Ter info: opvoering integraal te bekijken op http://concert.arte.tv/fr/macbeth-opera-en-quatre-actes-de-giuseppe-verdi .

Michael