woensdag 22 februari 2017

Peter Sellars/Simon Rattle met Le Grand Macabre in Berlijn (*****)

SOUNDING THE LAST TRUMP. APOCALYPS NOW !

"Le Grand Macabre" is György Ligeti's belangrijkste werk uit het midden van de jaren 1970. Opera maakte in die dagen een nogal flauwe crisis door. Volgens Maurizio Kagel was het waanzin om na Wozzeck nog een opera te willen schrijven. In 1971 had Kagel nog voor sensatie gezorgd met zijn anti-opera "Staatstheater". Ligeti vond dat hiermee alles gezegd was over het uitkleden van datgene wat avantgardisten van die tijd als een te conventioneel genre zagen en hij besloot een anti-anti-opera te creëren. Anders uitgedrukt, door de experimentele compositietechnieken van de anti-opera aan te wenden zou hij nu een echte opera proberen te schrijven. Wanneer hij "La Balade du Grand Macabre" van onze landgenoot Michel de Ghelderode ontdekt, vindt hij wat hij zoekt: "At last I had found a play about the end of the world, a bizarre, demoniacal, cruel and also very comic piece". De muziek die hij daarvoor ontwierp omschrijft hij zelf als een vorm van pop-art. Met talloze referenties naar het verleden, verwijzend naar Monteverdi, Schumann, Liszt en Beethoven, plaatst hij zich uiteindelijk toch in de traditie van de operageschiedenis.

Er bestaan twee versies van "Le Grand Macabre". De oerversie hield première in Stockholm op 12 april 1978. Het is onder invloed van Peter Sellars dat Ligeti het werk zal reviseren in 1996. Was de oorspronkelijke versie in het Duits, de gereviseerde versie bekt in het Engels omdat Ligeti vond dat er in het Engels veel beschaafder werd gevloekt. Toen Sellars het gereviseerde werk dan in 1997 voor het eerst voor het voetlicht bracht in het Salzburg van Gerard Mortier, had hij het stuk gekoppeld aan de nucleaire ramp van Chernobyl. In Brueghelland heerste een atoomdrama. Dat kostte hem bijna een proces vanwege de componist: "All of my piece is ambiguous and he (Peter Sellars) has taken this ambiguous piece and made it into a completely unambiguous story, a propaganda story with an obvious moral." Anno 2017 heeft de immer moraliserende wereldverbeteraar Peter Sellars ook nu niet kunnen weerstaan aan de drang om Ligeti's ondergangsparabel opnieuw te koppelen aan de doem van het nucleaire.

Vier videoschermen verwelkomen ons met de boodschap: "Clean Futures, Nuclear Energy Summit, London-Berlin 2017". Vaten met radioactief afval staan opgetast tussen het orkest. De pauken en het uitgebreide slagwerkarsenaal omsingelen de 55-koppige Berliner Philharmoniker langs achter. Het moge duidelijk zijn dat de muziek centraal staat en dit keer hoeft ze zelfs geen orkestbak te overwinnen waarin de muziek willens nillens gemixed wordt alvorens het oor van de toehoorder te bereiken. Alle individuele instrumentengroepen staan op een directere manier in het brandpunt van de aandacht van de toehoorder. Kortom, niet te snel smalend doen over concertante en halfscènische oplossingen, dus! Met het beste orkest van de wereld en een schare fantastische solisten zal het wel een illusie zijn te denken dat ik "Le Grand Macabre" ooit nog in betere omstandigheden zal kunnen horen.

Wie op zoek gaat naar oorwormen in Ligeti's partituur komt van een kale reis thuis maar de muziek is boeiend van de eerste autoclaxonfuga tot de finale passacaglia. Dat geldt eveneens voor de buitenissige vocale partijen. Als ik een hoogtepunt zou moeten kiezen dan toch vooral het tussenspel na het derde tafereel. In deze danse macabre horen we hoe Nekrotzar in het koninklijk paleis aankomt. Je zou het kunnen zien als de muzikale pendant van Pieter Breughels "De triomf van de dood". Het is een grandioze collage, deze hommage aan Charles Ives : het bassthema verwijst naar de Eroica, een vreemd gestemde viool speelt een ragtime à la Scott Joplin, de fagot heft een Grieks-orthodoxe hymne aan, de clarinet mixt samba en flamenco, de piccolo probeert een Schotse doedelzak na te bootsen. Dat doen deze duivelskunstenaars hier vanuit de 4 uithoeken van de zaal, tegelijkertijd een infernaal crescendo opbouwend. Ook het koor laat zich horen vanuit de nok van de Philharmonie.

In deze absurdistische, chaotische dramaturgie van De Ghelderodes mysteriespel, bevolkt door personages als in een comic strip, heeft Peter Sellars voor deze halfscènische voorstelling natuurlijk een keuze moeten maken. Het scènische blijft daardoor ondervoed maar wat hij toont houdt goed stand. Mescalina en Astradamor houden een chatsessie met twee laptops. De Witte en de Zwarte Minister wurmen zich in anti-nucleaire beschermkledij. Voor de geheime politiechef Gepopo is het te laat. Zij ligt onder een vel cellofaan gekluisterd aan een hospitaalbed. Op het videoscherm zien we oorlogszuchtige neocons in Washington langs de star-spangled banner paraderen. Een ander terugkomend beeld is dat van anti-nucleaire betogingen. Dit alles is illustratief en zonder veel toegevoegde waarde.

Het derde tafereel is het sterkste, niet in de laatste plaats omwille van de partij van Gepopo, hier voorgesteld als slachtoffer van nucleaire fall-out. Audrey Luna doet dat fantastisch en laat ons Barbara Hannigan helemaal vergeten. Met een zeer beheersd vibrato en perfecte dadaïstische vocalises is dit een bijzonder gave voordracht die ons doet uitkijken naar The Exterminating Angel volgend seizoen in New York. Voor het andere hoogtepunt zorgt het rebellerende volk van Breughelland dat vanuit de zaal komt toegestroomd. Ook het voltallige orkest participeert aan de rel en zelfs de eerbiedwaardige maestro Simon Rattle is niet te beroerd om Prins Go-Go met propjes van papier te bekogelen.

Ook de overige rollen waren uitstekend bezet. De mannen moeten regelmatig naar kopstem overschakelen. Peter Hoare als Piet the Pot doet dat voortreffelijk. Zijn spel is heel gedifferentieerd, zijn dolkomische lachbui een vocaal hoogtepunt. Pavlo Hunka als Nekrotzar is een rots in de branding. Anthony Roth Costanzo leent zijn gave contratenor aan Prins Go-Go en verrast met een sterke projectie. Anna Prohaska en Ronnita Miller als Amando en Amanda zijn een adembenemend koppel. Prohaska liet haar stem soms versmelten met de strijkers. Heidi Melton gaf Mescalina Wagneriaanse allures. Frode Olsen, ooit nog een jonge Gurnemanz in Brussel, zingt Astradamors met een niet zo heldere hoge bas.

Het laatste beeld is van de kont van een koe, met kwispelende staart, onbewogen starend naar een kerncentrale in de verte. Ze vat de laatste moraliserende zinnen van het libretto, die beter klinken in het Duits, goed samen : "Fürchtet den Tod nicht, gute Leut'! Irgendwann kommt er, doch nicht heut'! Und wenn er kommt, dann ist's soweit... Lebt wohl so lang in Heiterkeit!

Geen opmerkingen: