donderdag 25 april 2019

Jossi Wieler met Der Freischütz in Straatsburg (****)

De openingsscène
©Klara Beck
SAVING PRIVATE MAX

Ooit was Der Freischütz de luidruchtige manifestatie van zijn tijdsgeest, een opera die in biedermeierdagen van bij de start een eclatant succes kende en de absolute hit werd van het burgerlijke huisconcert. Het biedermeier publiek vond er niet alleen het vertrouwde universum in terug maar hield er ook een stevige identiteitsversterkende opsteker aan over: Der Freischütz werd Duitslands nationale opera en kon dienen als tegengif voor de Frans-Italiaanse operahegemonie.

Vandaag is Der Freischütz een werk waarvan de uitvoeringspraktijk gebukt gaat “onder een ongezonde zucht naar de dennengeur van het romantische woud”, zei Nikolaus Harnoncourt ooit toen hij het werk jaren geleden opnam. Stond de industrialisering in de agrarische staat Duitsland anno 1820 nog in de kinderschoenen, de jungle van het woud als toevluchtsoord voor de “demonische krachten” die Carl Maria von Weber zo sterk inspireerden, heeft ondertussen plaatsgemaakt voor de jungle van de stad. Alle spoken zijn het woud ontvlucht. Economische exploitatie heeft onze bossen wereldwijd verminkt en wat er nog van rest is als het verlengstuk van de tuin van de kleinburger.

Is wat Weber voorvoelde ook niet te lezen als de huiver voor de nakende politieke en economische realiteit? Jossi Wieler en Sergio Morabito transponeren die huiver naar de geglobaliseerde wereld van vandaag. “Le sentiment de malaise et la peur qui sont les thèmes du Freischütz et qui, dans notre confrontation avec cet opéra, nous envahissent aujourd’hui, ne se nourissent pas de « l’esprit allemand » et de « l’âme allemande » mais des promesses et des horreurs de l’interconnexion mondiale des réseaux, de l’intelligence artificielle et des structures numériques de surveillance et de contrôle“, zegt Morabito die de terugval van de populariteit van het werk in Duitsland toeschrijft aan een vorm van renazificatie van het werk uit angst voor de demonen van het nationalisme.

Der Freischütz is een stuk over outsiders in conflict met voorbijgestreefde conventies, een stuk over de strijd tussen goed en kwaad dat slechts door het ingrijpen van een ouderwetse deus ex machina (de heremiet) aan zijn happy end geraakt. Uiteraard mag het liefdesgeluk van jonge mensen niet afhangen van verouderde tradities maar hadden Weber en zijn librettist Friedrich Kind niets anders kunnen verzinnen dan zulke moraliserende finale? Het andere pijnpunt van Der Freischütz zijn de gesproken recitatieven, eigen aan het Singspiel, die erg houterig kunnen klinken, zelfs uit de kelen van Duitse performers.

Nina von Mechows decors en kostuums in hevige tinten rood, blauw en groen zijn verwant aan de manga-esthetiek. Boven een rotspartij prijkt een controletoren als een panopticon. Van daaruit stuurt Samiël met enige regelmaat drones naar het dorp waarvan de bedreigende schaduw af en toe te zien is. Twee ploegen, in rode en blauwe para-militaire pakken, spelen een paintball game. Max, die verliest van de dorpsidioot Killian, is de risée van het dorp en wordt tot op zijn ondergoed uitgekleed. De boerendans wordt opgeleukt met gymnastiekoefeningen. Kuno die zijn militaire trekjes moeilijk kan verbergen, steekt zijn misprijzen voor Max niet weg. Max laat zich door Kaspar overhalen tot het gieten van magische kogels.

Agathe, tot bloedens toe gewond aan het hoofd door het naar beneden gedonderde schilderij van opa, vertoeft in een poppenhuisje temidden van haar knuffeldieren. Allicht zal ze alle jagers moordenaars vinden. Ännchen probeert haar op te beuren maar schenkt haar aandacht ook aan haar facebookvrienden op haar tablet.

De Wolfsschlucht is het scènische en orkestrale hoogtepunt van de avond. Max betreedt hem aarzelend, zwevend aan een draad. Kasper giet de magische kogels volgens de traditie. Bordkartonnen rotsformaties in blauw en groen komen in beeld en creëren een diepte-effect terwijl een scherm naar beneden daalt en beelden toont van real life drones, wellicht uit Pakistan of Syrië. Onwillekeurig denk je dan aan Samiël Obama.

Bij de start van het derde bedrijf is het huisje leeggehaald. Agathe’s knuffeldieren liggen over de glimmend rode toneelvloer verspreid. De acht behaagzieke Brautjungfern, behangen met christelijke symbolen lijken uit een harem te komen. Ze verwisselen de Jungfernkranz voor een dodenkrans, tactloos spelen ze met de stress van de jonge bruid. Het mannenkoor gaat een uitdagende dans met hen aan tijdens het beroemde jagerskoor waarmee het antwoord op de vraag “Was gleicht wohl auf Erden dem Jägervergnügen?” meteen is gegeven.

Tijdens de laatste maten, na de interventie van de heremiet, zien we terug beelden van een drone terwijl het lichaam van Kaspar met een touw rond de voeten in de toneeltoren wordt gehesen. Zoals altijd kan het kwade slechts tijdelijk worden overwonnen.

David Steffens als Kaspar
©Klara Beck

Katja Bördner verving Lenneke Ruiten als Agathe terwijl Ruiten acteerde en de recitatieven debiteerde. Dat verliep niet altijd even vlot. In dit toprepertoire voor lyrische sopranen moet ze zich meten met iconen uit het verleden als Elisabeth Grümmer, Gundula Janowitz en Rita Streich en dat is een wedstrijd die je moeilijk kan winnen. Met een wondermooi “Welch schöne Nacht” zette ze “Leise, Leise, fromme Weise” in. In de cavatine “Und ob die Wolke sie verhülle” wist ze uit te pakken met een fraai messa di voce.

Josefin Feiler als Ännchen presteerde van alle solisten het beste in de recitatieven. Toch had de regisseur haar komediantische talent nog wat meer kunnen aanwakkeren.

Jussi Myllys als Max hoefde geen heldentenor te zijn maar de stem had een stuk helderder mogen klinken.

David Steffens als Kaspar zorgde voor de beide vocale hoogtepunten van het eerste bedrijf : het timbre was mooi, de wendbaarheid voldoende en de ritmische accentuering boeiend in “Hier im ird’schen Jammertal” en “Schweig, schweig-damit dich niemand warnt”.

Franck van Hove zong een kernachtige, mooi getimbreerde Kuno.

Patrick Lange wist het Orchestre symfonique de Mulhouse op te krikken tot een erg goed niveau. Het had soms wat voller, soms wat transparanter kunnen klinken. Opmerkelijk was de zijden klank van de violen tijdens “Leise, Leise” en de solo cello, die, spinnend als een poes, lucht gaf aan de warmste biedermeierklanken van de avond tijdens “Und ob die Wolke”. Tijdens de Wolfsschlucht verkeerde het orkest in topvorm.

Geen opmerkingen: