zondag 28 juli 2019

Tobias Kratzer met Tannhäuser in Bayreuth (****½)

Stephen Gould (Tannhäuser) & Elena Zhidkova (Venus)
© Enrico Nawrath
ANSICHTEN EINES CLOWNS

In de oorspronkelijke versie van Tannhäuser, die van Dresden (1845) dus, lijkt Wagner nog niet besloten te hebben of hij de geschiedenis wil ingaan als anarchist en politiek revolutionair of als gevierde componist van de operacanon, meent regisseur Tobias Kratzer. Het is dit uitgangspunt dat de ruggegraat vormt van de nieuwe Tannhäuser in Bayreuth. Tannhäuser als hoofdpersonage heeft dan ook vooral de trekken gekregen van een Michail Bakoenin. Zijn activistische vrienden zijn de blonde Venus, een dwerg en een zwarte travestiet. De uit Londen overgevlogen drag queen, “Le Gateau Chocolat”, verpakt in de erg opzichtige poppejurken van Rainer Sellmaier, brengt hedendaagse LGBT-gevoeligheden in het stuk; de dwerg Oskar, die op de allerheftigste momenten zijn blikken trommel roert, echoot beelden van Günter Grass' “Vergangenheitsbewältigung”. Dit Venusbergtrio zal nooit naar de marge verdwijnen maar het hele stuk door campagne blijven voeren voor haar hedonistische vrijheden. De Wartburg anderzijds ziet Kratzer niet zozeer als een schuldig landschap zoals gebruikelijk, maar eerder als een oord van beschaving, van traditie en een geruststellende maatschappelijke orde. Beide werelden, duidelijk in oppositie, behandelt hij evenwaardig en het voortdurend heen en weer schakelen tussen beiden doet hij op een manier zoals geen ander hem dat ooit heeft voorgedaan.

Eerst gidst Wagners ouverture ons door de eerste film op de videowand. Die zal zich twee bedrijven lang uitsmeren boven het toneel als een parallelle werkelijkheid. Als een drone vliegt de camera over de Wartburg in Eisenach om zich vervolgens te storten op de groene weelde van het Thüringer Wald. Op zoek naar de Hörselberg krijgt hij een rijdend busje in het vizier. De Schlingensief-haas op het dak doet vermoeden dat er geciteerd zal worden uit de receptiegeschiedenis van het stuk. Aan het stuur zit de barricaden-vamp Venus, strak in een zwarte nauwsluitende body met glittersterretjes. Het duurt niet lang of ze krijgt de trekken van het meisje met de zwavelstokjes, Gudrun Ennslin, wanneer ze even later een politieman omver rijdt na het stelen van benzine op de parking van Burgerking. Voor Tannhäuser lijkt de maat vol. Dat hij het hele eerste bedrijf uitzit in een clownspak is wellicht het meest irriterende aan deze voorstelling, iets waarover nagedacht hoort te worden door het productieteam binnen het kader van de Werkstatt Bayreuth. Was het Jan Fabre die de veelvuldig citerende Kratzer daartoe inspireerde?

Het hele eerste bedrijf blijft daardoor erg vlak en het kost tijd om sympathie te leren kweken voor dit anarchistische Venusbergtrio en te begrijpen dat de regisseur het vertrouwde flirten met erotiek op de Venusberg heeft ingeruild voor politiek activisme. “Ich sehe "Tannhäuser" nach wie vor als ein eher politisches Stück. Nicht als eines, das von einem Sexualdiskurs handelt. Ich glaube, dass die für uns heute nur schwer verdaubare Antinomie von Hure und Heiliger, die in den Figuren von Venus und Elisabeth steckt, schon für Wagner nicht relevant war. Wagner hat dieses ausgelutschte Frauenbild, das heute unerträglich ist, als ein bewusst überkommenes Schema genommen, und daraus ein Stück gemacht, in dem es viel stärker um seine Sicht auf die Welt geht, als um die Frage: Sex vor der Ehe - ja oder nein? Ich finde es spannender, die politische und kunstpolitische Diskussion herauszuholen”, zegt Kratzer in de Süddeutsche Zeitung.

Minder Brechtiaanse vervreemding is weggelegd voor het tweede deel van het eerste bedrijf dat menig toeschouwer zal meenemen naar een vertrouwde omgeving. Terwijl het herderinnetje Tannhäuser tegemoet fietst zien we in de achtergrond het silhouet van het Festspielhaus. De pelgrims, gekleed als het festivalpubliek, zwaaien met het programmaboek. Het is tenslotte bijna 40 graden buiten! De jagers van de Wartburg, met een backstage pasje om de hals, zijn solisten in de lopende voorstelling. Gelukkig heeft hun oude maat Tannhäuser nog zijn oude Tannhäuser-partituur in de knapzak. Handig !

Kratzer beloofde voor elk bedrijf een andere sfeer aan te boren. Die belofte houdt hij gestand. Het tweede bedrijf staat geheel in het teken van een fascinerende ontdubbeling. Een live-camera start met beelden vanuit de kleedkamers van het Festspielhaus waar Elisabeth zich mentaal voorbereidt op haar grote Hallenaria-entree. Zoals de coulissen-realiteit van deze scène naadloos overgaat in de theatrale illusie van de Wartburgscène, dat moet een overweldigend effect gehad hebben voor toeschouwers in de zaal. Maar de regisseur laat het daar niet bij. Immers, de enorme kroonluchter, de zitbanken voor het koor en de middeleeuwse kostuums verplaatsen ons nu naar het historische kader van de Wartburg en naar de 50-er jaren esthetiek van Wolfgang en Wieland Wagner. De wrijving die Kratzer opzoekt tussen elitaire kunst (de Wartburg) en trashy tegencultuur (de Venusberg) vertaalt zich ook in een spanning tussen conservatisme en progressivisme, en dat zowel in culturele als in politieke zin. En Kratzer is zo wijs om daarover geen oordeel te vellen.

De Wartburg
© Enrico Nawrath

Het is hier dat het zwalpende schip van Wagners Tannhäuser zijn authentieke bedding vindt. Het stuk komt nu immers ook vocaal op niveau: Stephen Millings prachtig gearticuleerde Landgraaf heerst soeverein over het hele tweede bedrijf terwijl Lise Davidsen hoge ogen gooit met haar Bayreuth-debuut als Elisabeth. Kwaad op Tannhäuser omwille van de gevoelens van lust die hij destijds in haar opwekte, toont ze hem de wonden op haar armen. Ze getuigen van ettelijke zelfmoordpogingen na zijn verdwijning. Niettemin is een hartstochtelijke kus de finale bekroning van hun duet. Wolfram, de eeuwige toeschouwer, toont zijn frustratie in de coulissen waar een inspiciënt hem tot kalmte aanmaant.

Het voortdurend switchen tussen de scène en de videowand gaat voor de thuisblijver een beetje ten koste van de live prestaties van het koor want de live-stream kan niet anders dan slechts één kant van de medaille tonen. Zo verdwijnt de muziek van de “Einzug der Gäste” een beetje als de soundtrack voor een video met het Venusbergtrio. Ongewenst binnen de muren van het Wartburg-Festspielhaus proberen ze binnen te dringen. Met een ladder tegen de muur geraken ze tot op het fanfarebalkon waar ze een spandoek ontrollen met “Frei im wollen, Frei im Thun, Frei im Geniessen”, toegeschreven aan een zekere RW uit Dresden. De dwerg en de travestiet steken de draak met het walhalla van dirigentenportretten in de gang naar de kantine. Venus knevelt een koorzangeres op he toilet en weet zich onder de gasten te mengen.

De Wartburgscène is afgeboord met een wit kader van neonlicht. Elisabeth is de enige die zich buiten het kader waagt op het voortoneel bij Tannhäuser en zijn Venusbergvrienden. Nadat we Katharina Wagner de politie hebben zien bellen wordt hij in de boeien geslagen en afgevoerd door de politie. De travestiet drapeert een regenboogvlag over de harp.

Het derde bedrijf voert ons naar een nachtelijk parkeerterrein waar de dwerg een blik bonen opwarmt in zijn trommel. Het pelgrimskoor bestaat nu uit migranten en daklozen die alles meenemen wat maar enigszins los zit. Tijdens “Almächtige Jungfrau” gaat Elisabeth half uit de kleren. Ze eindigt haar gebed in een maagdelijk witte onderjurk waarna Kratzer haar personage oplaadt met onderdrukt erotisch verlangen. Voor Wolfram is het voldoende om in Tannhäusers clownspak te stappen om haar aandacht te trekken. Het levert hem een stevig nummertje op in het busje in de dwingende regie van Elisabeth. De camera schiet heelwat fraaie beelden, één daarvan is Wolframs lied aan de avondster.

Stephen Gould houdt zijn Romerzählung onder het reusachtige reclamebord van “Le Gateau Chocolat”. Hij doet dat als de ervaren Tannhäuser die hij is met veel nuance en dynamische differentiëring. De pauselijke toorn imiterend verscheurt hij Wagners partituur. Uiteindelijk gaat ze in de fik. Later vindt hij het lijk van Elisabeth in het busje. Haar nieuwste zelfmoordpoging was haar fataal. De verlossingsgedachte beleven beiden als een virtueel happy end op de videowand.

Markus Eiche zingt een goede maar geen grote Wolfram. Daarvoor ontbreekt hem de finesse en het timbre van iemand als Peter Mattei.
Voor Lise Davidsen, tot nog toe enkel in Zürich en München als Elisabeth te beleven, zal deze passage in Bayreuth een grote carrièreboost betekenen. De stem projecteert goed, het timbre is warm, ze begrijpt wat Wagnerpathos is en als vertolkster verhoudt ze zich op een natuurlijke manier tot haar rol. Haar Sieglinde volgend jaar in Bayreuth zal zeker niet teleurstellen. Elena Zhidkova is geen match voor Ekaterina Gubanova die ze op de première diende te vervangen. Nooit bereikt ze de pure zinnelijkheid die Gubanova onlangs demonstreerde in Amsterdam.

Spectaculair was Valery Gergievs lezing eigenlijk nooit en het klankbeeld blonk niet uit door transparantie. Worstelde hij met de bijzondere realiteit van de orkestbak in Bayreuth zoals menig commentator, aanwezig in de zaal, lijkt te zeggen?

Stephen Gould (Tannhäuser) & Lise Davidsen (Elisabeth)
© Enrico Nawrath

De live-stream van deze Tannhäuser is nog te bekijken op de site van Opera on Video

dinsdag 9 juli 2019

Krzysztof Warlikowski met Salome in München (***½)

Marlis Petersen als Salome
© Wilfried Hösl
BLACK SABBATH

Het optreden van de kibbelende joden in Salome beperkt zich tot een theologische discussie, door Richard Strauss uitgewerkt als een tamelijk lang scherzo. De componist heeft deze kakofonie in d-mineur wel degelijk bedoeld als een karikatuur zoals we weten uit een brief aan Stefan Zweig. Regisseur van dienst, Krzysztof Warlikowski, van zijn kant vond het om één of andere reden gepast om het stuk compleet in de joodse sfeer te trekken. Zijn argumentatie daarvoor is mij niet bekend bij gebrek aan een programmaboek.

Een korte proloog schetst de situatie. Terwijl de stem van Kathleen Ferrier in Mahlers “Nun will die Sonn’so hell aufgehn” (Kindertotenlieder) uit onzichtbare luidsprekers schalt, zien we een rijke joodse familie zich verschansen in haar talmoedische bibliotheek. Zevenarmige kandelaars en het keppeltje op het hoofd van Herodes laten daar geen twijfel over bestaan. Dan volgt een hevig gebons op de deur en is het duidelijk dat we ons weer eens bevinden in de gruwelijke jaren dertig van het Derde Rijk. Alle aanwezigen grijpen spontaan naar een flacon cyaankali, Herodes houdt een pistool tegen de slaap. Dan pas stuurt Kirill Petrenko het vertrouwde klarinetmotief in de ruimte om de opera van Strauss orkestraal op de sporen te zetten.

Is Herodes het slachtoffer van een externe duistere macht of is hij de archetypische paranoïde machtshebber wiens angstdromen het resultaat zijn van misdaden die hij zelf heeft verwekt? Het is veel interessanter om dat laatste te suggereren en de meeste regisseurs plaatsen Herodes dan ook in een schuldig landschap, zoals Romeo Castellucci laatst nog in Salzburg. Niet voor niets zegt Herodes : ”Es wäre schrecklich, wenn die Toten wiederkämen!” Dat zal dan ook de reden zijn waarom Wolfgang Ablinger-Sperrhacke van Herodes zo’n halfslachtige figuur maakt die in niets kan overtuigen. “Schreckliches kann geschehen” is het verbale leidmotief doorheen het hele stuk. Dat spoort weliswaar met de dreigende schaduw die het nationaal-socialisme nu over het stuk werpt maar de wat heeft het stuk in godsnaam met de holocaust te maken?

Warlikowski heeft daarmee een miskleun afgeleverd zoals ik er geen meer gezien had sinds Terry Gilliams perverse “La Damnation de Faust” bij Opera Vlaanderen (2012) of zijn eigen mislukte Parsifal in Parijs (2011). Toen beweerde hij nog: “De kleine Pool in mij steekt steeds de kop op en ik moet mij forceren om te denken dat Duitsland van vandaag niets te maken heeft met het Duitsland van gisteren. De oorlog heeft hem zo geweldig ontgoocheld. Soms vraag ik mij af hoe de inwoners van Duitsland Wagner nog kunnen verdragen nadat ze op zo’n radicale manier afstand hebben moeten nemen van deze ideologie van een Groot Duitsland”. Door een joodse gemeenschap in haar eeuwige slachtofferrol te bevestigen lijkt hij zich nu te conformeren aan de gangbare politiek correcte agenda en die staat ook in München ten dienste van het masochisme van de Duitse “Vergangenheitsbewältigung”. Intendant Nikolaus Bachler leek met die controverse te willen pronken op de trappen van de Staatsopera tijdens zijn “Oper für Alle”-speech. Hij ging net niet zover het stuk van Oscar Wilde en Richard Strauss te verbinden met de holocaust. Wat Bachler vergat te vermelden is dat de productie door de Duitse pers niet werd gesmaakt.

Marlis Petersen (Salome) & Wolfgang Ablinger-Sperrhacke (Herodes)
© Wilfried Hösl

Natuurlijk slaagt de supergetalenteerde Poolse regisseur erin om de voorstelling verder in goede banen te leiden met enkele fraaie beelden en een natuurlijke acteursregie. In de scenografie van Malgorzata Szczesniak vinden we de warme tonen terug van de mahoniehouten wanden in Don Carlo. De orientaalse motieven zijn nu vervangen door de Davidster. Rode lippen, een rood kleed en hoge hakken zijn de erotische attributen van Salome : Marlis Petersen kan zich niet in een 16-jarige transformeren maar ze werkt zich uit de naad om van Salome een echte Warlikowski-heldin van te maken. Fysiek contact met Jochanaan is er niet en Warlikowski zal Narraboths onnatuurlijk passie voor Salome aanwenden om dat te compenseren. In de “Dans van de Zeven Sluiers” nodigt Claude Bardouil Salome uit tot een erotische pas de deux met een bejaarde danser geschminkt met een doodshoofd. Gelukkig wordt deze zeer matige choreografie via de videowand ook opgeleukt met vruchtbaarheidssymbolen, eenhoorns en andere fabeldieren(video: Kamil Polak).

Het hoofd van Jochanaan komt terecht in een blikken doos met daarop een nummer gegraveerd als op de armen van een Auschwitz-slachtoffer. Na Salome’s verbijsterende finale laat Warlikowski het stuk eindigen met een collectieve zelfmoord. Terwijl Narraboth uit de doden is verrezen en flacons cyaankali uitdeelt slaat Jochanaan dit alles gade vanop een stoel, een sigaretje rokend alsof het de finale van Die Meistersinger von Nürnberg betrof.

Marlis Petersen (Salome) & Pete Jolesch (danser)
© Wilfried Hösl

De casting was niet meteen een schot in de roos. Marlis Petersen heeft niet de kracht om de partij van Salome als een jonge Isolde te zingen, zoals Strauss dat vroeg. Pavol Breslik als Narraboth mag doen wat hij wil, hij raakt bij mij geen enkele snaar. Wolfgang Koch doet weinig om van de zogenaamd banaalste partij van het stuk meer te maken dan de donderpreek van een religieuze vogelschrik. Michaela Schuster speelt Herodias als een hysterisch takkewijf en toont niets van de verleidingskunsten die de ruggegraat waren van haar zondige verleden. De stem is duidelijk over haar hoogtepunt heen.

Eén van de voordelen van de live-stream is dat je kan zien hoe dwingend de lichaamstaal is van de dirigent. Kirill Petrenko’s engagement is heel fysiek en daardoor bijzonder dwingend. Het tamelijk jonge orkest van de Bayerische Staatsoper gehoorzaamt hem blindelings. Ik wil het niet ouderwets noemen. Wat telt is de precisie en de dynamische beheersing van het orkestapparaat.