dinsdag 24 september 2019

Thomas Jolly met Macbeth Underworld in Brussel (***½)

Naomi Tapiola (The Child) & Georg Nigl (Macbeth)
© Baus

LA LUCE LANGUE

Macbeth Underworld, door componist Pascal Dusapin en librettist Frédéric Boyer opgevat als een geheimnisvolle uitweiding over Shakespeare’s Macbeth en zijn mythe, omvat een korte proloog en 8 taferelen die naadloos in mekaar overgaan. Het is een partituur zonder rustpunten en het verbazingwekkende daaraan is dat de componist het niet nodig vond om enkele orkestrale intermezzi in te lassen. Had hij dan echt geen behoefte om, gezien de thematiek, al zijn duivels los te laten in een sfeerscheppend tussenspel, ergens halverwege het stuk? Menig componist heeft het hem voorgedaan in de vorige eeuw.

De muziek weet nochtans voldoende te boeien, van het allereerste hakbijlmotief tot de finale paroxystische fff-uitbarsting in het orkest. Spectaculaire clusters wisselen af met meer gematigde pagina’s waarin vooral de lage houtblazers en de lage kopers het klankbeeld bepalen. Voor de tubaspeler van dienst is dit werk wellicht een feestje. Vogelfluitjes bootsen uilen na, een orgel injecteert een semi-religieuze sfeer, andere interessante kleuren worden aangereikt door een xylofoon en kleine percussieinstrumenten uit Afrika en Zuid-Amerika. Een barokluit dringt zich op telkens wanneer de Macbeths zich terugtrekken in de intimiteit van hun slaapkamer.

Het orkest creëert een zinnelijke klankwereld die geheel op zichzelf staat. Ze lijkt losgekoppeld van de tekst, zij stuurt de handeling niet, zij is nooit dwingend, ze lijkt op zichzelf te bestaan naast de tamelijk cerebrale tekst van Frédéric Boyer. Het resultaat is als een intellectuele oefening die haar doel voorbij schiet.

Dusapin wil geen verhaal vertellen maar probeert de wereld te vertellen zoals hij hem hoort, lezen we in het programmaboek. Wanneer zijn operacomponisten ooit succesvol gebleken wanneer ze geen verhaal wilden vertellen? Als toeschouwer werd ik niet in het stuk getrokken. Voor het verwerven van een plaats in het repertoire is dat van het allergrootste belang. Waarom was een toonzetting van Macbeth met de toonspraak van vandaag niet voldoende zoals Aribert Reimann dat deed voor King Lear? Kortom, heeft Dusapin met deze filosofische mijmering niet zijn hand overspeeld? Zoals altijd geldt: time will tell!

“In een opera spreken we al zingend over wat ons allen verontrust”, schrijft de componist. En ook : “Zij is het die de koning, de goede koning, dood wil. En hij doodt de koning omdat hij denkt dat hij dat ook wil. Als het volbracht is, herinnert hij zich niets meer, hij hallucineert. Plots doodt hij iedereen om zich heen, een onweerstaanbare drang, hij kan niet ophouden”. Heeft Dusapin met dit stuk het psychogram van psychopaten willen tekenen? Aan psychopaten, paranoïde gekken en witteboordcriminelen geen gebrek in onze dolgedraaide wereld en iemand met het talent van Bernd Alois Zimmermann moet maar eens vervolg op Die Soldaten bedenken. Macbeth Underworld is dat niet.

Het is Hecate, de chthonische godin van de onderwereld, die met een korte gesproken monoloog de handeling plaatst in een nachtelijk bos. Neons met de tekst “Here may you see the tyrant” vormen daarbij een vervelende spoiler. Een draaitoneel met mobiele modules van knoestige bomen en een toren met zware kasteelpoort houden het toneelbeeld voortdurend in beweging. Met licht wordt zeer karig omgesprongen. Bij de poort hoort een poortwachter of bewaker van de onderwereld. Die is, naar het voorbeeld van Shakespeare, bedoeld als contrapunt op de duisternis en de melancholie. Graham Clark, ingehuurd vanwege zijn talent voor komische rollen, krijgt noch van de componist noch van de regisseur een aanzet om zijn talent te verzilveren. Banquo transformeert tot De Geest. Een ander spook is Het Kind. Vaak hebben psychopaten geen kinderen zoals de Macbeths. Voor Freud was de afwezigheid van het kind de oorzaak van Macbeths psychose. De onschuld van een kind in de context van de psychotische wereld van volwassenen heeft geweldig potentieel maar de componist doet er weinig mee. De Weird Sisters, telkens met drie zoals de Wagneriaanse Nornen, en leden van het vrouwenkoor klinken als gestresseerde Walküren. Ook de Lady die een pikzwarte tekst te debiteren krijgt en geleidelijk aan uitdooft in een zelfvernietigende waanzin krijgt weinig profiel. Magdalena Kozena kon mij nooit boeien.

Georg Nigl daarentegen zet een geweldige prestatie neer als Macbeth, ook al ziet hij eruit als Casanova eerder dan een koning van de Schotse Highlands. Ik heb hem nooit met zulke volheid van stem horen zingen in een hedendaagse opera. Soms houdt hij de noten extra lang aan. De intervallen die hij te zingen krijgt lijken mij niet aartsmoeilijk. Regelmatig maakt hij er een partij voor voix mixte van.

Dusapin sprak de hoop uit dat wij toeschouwers de Macbeth in onszelf zouden herkennen. Daarin heeft hij wat mij betreft volkomen gefaald.

Geen opmerkingen: