maandag 7 oktober 2019

Calixto Bieito met Otello in Hamburg (****½)

Claudio Sgura (Jago) & Marco Berti (Otello)
© Hans Jörg Michel

ALS IN EEN DONKERE SPIEGEL

Intendant Georges Delnon moet een goede reden gehad hebben om deze productie in zijn reiskoffer mee te nemen bij de verhuis van Basel naar Hamburg. De goede reden laat zich raden, ze heet Calixto Bieito en als met Marco Berti, Guanqun Yu en Marco Vratogna drie perfect gecaste solisten op het toneel staan, dan is de strijd vanzelfsprekend al half gewonnen.

In alle producties van Otello die ik al zag is het vaak niet duidelijk tot welke minderheid Otello behoort of waarom hij zich als een outsider voelt maar in deze productie zijn de sociale verhoudingen behoorlijk aangescherpt. Lijkt het racistische motief op basis van huidskleur op het eerste zicht volledig te zijn weggegomd -Bieito’s 0tello is niet geschminkt- de maatschappelijke tweedeling op Cyprus is zeer expliciet: er is een gewelddadige elite in zwarte regenjassen en er is de rest, de slaven. In het openingsbeeld staan de slaven achter prikkeldraad, de handen geboeid als Kunta Kinte. Eén van hen steekt de geboeide handen in de lucht als opmaat tot het stuk. Allen willen ze bereiken wat één van hen, Otello, heeft bereikt. Is het dat wat Bieito bedoelt met “The beast inside Otello is the beast inside the masses” ? Bieito maakt er in elk geval een ravenzwart pessimistisch nachtstuk van, mogelijk ook bedoeld als een voorafspiegeling van de dystopische toekomst van het door migranten overspoelde avondland.

Tijdens het drinklied laten de slaven zich door de elite uitvoerig met champagne overgieten, hongerig naar meer. Het is de sterkste drinkscène die ik ooit zag. Het zijn beelden die nauw aansluiten met de herinnering aan Otello’s dagen als slaaf die Desdemona oprakelt tijdens het liefdesduet. Ze fixeren Desdemona op het netvlies als één van de Gutmenschen in staat om met een “Refugees Welcome”-spandoek rond te lopen. Was het morele superioriteit die haar ertoe bewoog om, tegen de wil van haar vader zich te verbinden met deze buitenstaaander? Is haar liefde wel authentisch of nauwelijks meer dan virtue signalling? In haar grenzeloze naïviteit als ethisch lichtbaken lijkt ze te zeggen: “Wir schaffen das!”

Een enorme knalgele havenkraan (scenografie : Suzanne Gschwendr) beheerst het scènebeeld. Allicht heeft hij het volledige budget voor de scenografie opgesoupeerd want hij kan naar voor rijden op een rail en rond zijn as draaien. Zoals alle eenheidsdecors gaat dit na een tijdje vervelen. De kraan voegt niets toe, af en toe zien we hem bewegen op geagiteerde muziek. Hij lijkt alleen in het leven geroepen te zijn voor een effect tijdens de slotscène. Zie verder.

Marco Berti zingt het liefdesduet zonder een zweem van romantiek. Wellicht is het zo gewenst door de regisseur. Hij heeft een erg kort lontje, is direct in staat tot geweld. Zij draagt een sjieke pelsmantel. Uiteindelijk kunnen er twee kussen af maar sympathie kweken voor zijn personage doet deze Otello nooit.

Marco Vratogna houdt zijn nihilistisch credo in het gezelschap van de mooi uitgelichte torenhoge kraan die hem klein doet lijken. Hij doet dat extreem gedifferentieerd en spannend.

Het meest choquerende in de voorstelling doet zich voor wanneer één van de slaven met een kap over het hoofd gelynchd wordt tijdens het bloemenkoor waarmee Desdemona door het volk in het zonnetje wordt gezet. Dat de elite niet zuiver op de graat is vindt hier zijn erg expliciete vertaling. Het spoort met Otello’s opmerking dat niets is wat het lijkt: “Als ze mij bedriegt dan bespot de hemel zichzelf!”

Het sterke duet Otello/Desdemona, eerste scène derde bedrijf, eindigt met een bijna verkrachting. Het wilgenlied en het Ave Maria houden in het hart van de kraan voegt niets toe. Integendeel, er ontbreekt de intimiteit van de slaapkamer. Soms neemt Desdemona de pose aan van een gekruisigde. En dan zingt Marco Berti een fantastisch “Niun mi tema”, boven in de nok van de kraan, zes meter boven de orkestbak. Een dolk is er niet te zien. Sterft hij van een hartaanval? We zagen hem voordien al eens naar zijn hartstreek grijpen. Ook dit zingt hij niet voor Desdemona maar voor ons! We lucky mortals!

Paolo Carignani spaart zijn solisten niet altijd en laat het orkest soms extreem luid klinken. Tegelijk is er veel detail te horen in het orkest. Alles wat deze partituur opwindend maakt komt goed uit de verf : de stormscene, de “Dio vendicator”-finale van het tweede bedrijf. De slaapkamerscène was van een ondraaglijke spanning. Het koor overweldigde vooral in de scène met Lodovico.

Marco Berti zingt een Otello die niet over de hele lijn even grote indruk maakt. Meestal is het timbre magnifiek en zo Italiaans van kleur dat je denkt dat hij een Napolitaans levenslied gaat aanheffen. Hij wordt wel eens overstemd. “Niun mi tema” was van een onwereldse schoonheid, perfect gearticuleerd, stralend timbre. Dit was sterven met stijl.

Marco Vratogna als Jago stelde niet teleur enerzijds dankzij zijn crimineel-donker timbre, anderzijds door zijn spannende articulatie.

Guanqun Yu, een gave lyrische sopraan met spinto mogelijkheden, zingt een perfecte Desdemona.

Oleksiy Palchykov als Cassio kon mij 2 dagen voordien meer bekoren in Katja Kabanova.


Svetlana Aksenova als Desdemona
© Hans Jörg Michel

Geen opmerkingen: