maandag 24 februari 2020

Clarac-Deloeuil met de Trilogia Mozart | Da Ponte in Brussel

Flatgebouw, Rue de la République 13, Brussel © Forster

ARE YOU WOKE?

Het idee de drie Mozart/Da Ponte opera’s met mekaar te verbinden tot één enkele “folle journée” stamt van Peter de Caluwe. Het is een uitstekend idee en regisseursJean-Philip Clarac en Olivier Deloeuil laten de drie werken effectief in mekaar spiegelen, maar tonen tegelijkertijd ook aan dat zich dat niet probleemloos laat realiseren. De oefening was meestal fascinerend, het uiteindelijke resultaat niet geheel bevredigend.

Centraal staat het Brusselse flatgebouw van Rick Martin, opgetrokken uit centimeters dikke stalen profielen, dat met zijn 35 ton niet geheel geruisloos rond zijn as kan draaien en dat ook de sfeer van de straat weet binnen te halen via een muurkiosk. Escheriaanse wenteltrappen verbinden de drie etages van het metalen frame. Daarbinnen resideert een Mondriaanse lappendeken van kamers die verschillend kunnen worden aangekleed en waarvan de muren muteren tot erg fraaie videowanden. Alle scènewisselingen verlopen daardoor uiterst vlot en het productieteam bespeelt de ruimte virtuoos met licht en video. De voorkant is een 13 meter hoog projectievlak waarmee de 24 personages worden voorgesteld.

Jean-Philippe Clarac : “Het is deels door de video dat de verhalen worden verteld die zich in de marge van de hoofdactie afspelen. De videobeelden ontvouwen een soort fotoroman, waarvan de plaatjes tot leven komen en uitgroeien tot kortfilms. In plaats van video sporadisch te laten opduiken, bijvoorbeeld tijdens bepaalde aria’s, hebben we ervoor gekozen om dit medium constant aanwezig te laten zijn.” Met andere woorden : de drie stukken spelen steeds tegelijkertijd waarbij telkens één stuk de hoofdactie levert. Er is de hoofdactie, doorgaans beperkt tot één van de kamers, er is de videowand in een andere kamer die zich niet beperkt tot commentaar maar vaak ook citeert uit een andere opera en er is een nevenhandeling die plaatsvindt in nog een andere kamer. Het probleem is dat er soms op drie fronten tegelijk wordt gespeeld. Als toeschouwer moet je dus gaandeweg leren om je aandacht te verdelen en te doseren over de drie stukken. Maar omdat je de andere personages aanvankelijk niet kent, duurt het een hele tijd vooraleer je daartoe in staat bent. Om die reden heeft Le Nozze het meeste te lijden onder deze scenografische overkill. Don Giovanni verschraalt dan weer omdat de scènes uit zijn privé-club reeds uitvoerig te zien waren op de videowand in de twee vorige opera’s en de regisseurs niets nieuws wisten te bedenken. Zo is het centrale stuk, “Cosi Fan Tutte” uiteindelijk het meest geslaagde deel geworden van deze trilogie.

In het programmaboek lezen we bovendien dat de regisseurs ernstig overwogen hebben om bepaalde aria’s van stuk te verwisselen, iets wat gelukkig op het veto van dirigent Antonello Manacordo is gestrand. Komt Figaro in de versie van Da Ponte tot de plotse vaststelling dat hij de zoon is van Marcellina, het regisseursteam heeft wel meerdere onverwachte relaties in petto om de stukken met mekaar te verbinden. Don Alfonso en de Commanditore zijn broers, net zoals Don Giovanni en de Conte Almaviva. De Contessa en Don Ottavio zijn broer en zuster. Cherubino is de buitenechtelijke zoon van Don Giovanni en Donna Elvira. Barbarina, concierge van het flatgebouw, is de dochter van Don Alfonso. Een kleurencode helpt om de stukken uit mekaar te halen : blauw voor Nozze, geel voor Cosi en rood voor Don Giovanni.

Daarbovenop koos het regisseursduo ervoor om de drie stukken op te zadelen met gevoeligheden binnen het postmodern identiteitsdenken. Ook dat spoort niet probleemloos met het werk van de scheppers.

Björn Bürger (Graaf), Sophie Burgos (Susanna),
Simona Saturova (Gravin), Lenneke Ruiten (Fiordiligi),
Caterina de Tonno (Despina) © Forster

LE NOZZE DI FIGARO (***½)

Graaf Almavia is een Spaanse diplomaat die zich in het oog van een #MeToo-storm bevindt en naar Brussel vlucht. Zijn vrouw kreeg de looks van Anne Sinclair. Daardoor zal het hypocriete koortje van de bloemen strooiende meisjes bestaan uit #MeToo-activisten. Figaro zingt “Se vuol ballare” tegen een boksbal in zijn fitnessruimte en dat is ontstellend banaal.

Af en toe wordt een aria gedeeld door twee personages : terwijl de gravin op de rand van haar bad in “Porgi, amor” mijmert over de verschraalde relatie met haar man, zien en horen we oogarts Donna Elvira, draagster van eenzelfde soort verdriet, de aria voor enkele maten overnemen, een idee dat vaker zal worden hernomen met wisselend succes.
De verkleedpartij van Cherubino is de beste scène van het eerste bedrijf, niet alleen omdat alle video overkill is verstomd maar ook omdat Ginger Costa-Jackson over het talent beschikt om Cherubino als een streetwise, jointjes rokende adolescent neer te zetten compleet met baseball petje, rafeljeans en mobieltje in de aanslag.

Een voorbeeld van opdringerige videoregie is het kwintet “Riconosci in questo amplesso”, waar Mozart zo trots op was. Hier krijg je tegelijkertijd paaldanseressen te zien in Don Giovanni’s privé-club. Er vallen ook grapjes te noteren zoals wanneer Cherubino en Barbarina in blauwe overall en rode haarband de pose aannemen van de feministen op de iconische “We can do it”-poster.

Uiteindelijk krijgt de graaf vergiffenis van zijn vrouw, iets waar DSK en Weinstein, opgevoerd in het programmaboek als exemplarische daders van het “seksuele ancien régime” (dixit Eva Illouz) , niet op hoeven te rekenen. Mozart is niet zo kleinzielig als hedendaagse feministen. De graaf krimpt in mekaar op het bed in zijn slaapkamer. Een bitterder einde voor Le Nozze di Figaro was zelden te zien.

Caterina de Tonno (Despina), Riccardo Novaro (Don Alfonso),
Ginger Costa-Jackson (Dorabella), Iurii Samoilov (Guilhelmo),
Juan Francisco Gatell (Ferrando), Lenneke Ruiten (Fiordiligi) © Forster

COSI FAN TUTTE (****)

Ferrando en Guglielmo zijn jonge brandweerlieden die ondermeer het lijk van de Commandatore komen ophalen. Hun liefjes zijn YouTube-influencers rond make-up en yoga. Despina is de zaakvoerster van een elegante kledingzaak. Don Alfonso is de uitbater van de straatbibliotheek.

Leuke momenten zijn alvast de beide toegiften : Don Alfonso die Figaro’s “Aprite un po’ quegli occhi” uit de Nozze nog eens recycleert. En de notarisklerk Don Curzio die tijdens het leveren van een contract in het winkeltje van Despina plots in de concertaria "Con ossequio, con rispetto” (KV 210) uitbarst. De scènes in Despina’s winkeltje zijn erg mooi. Ook het inpassen van de video op de wand is nooit storend, soms is het gewoon een klerenrek.

Opnieuw zien we beelden uit Don Giovanni’s privé-club tijdens Guilhelmo’s eerste versieringspoging. Hier stoort het niet. Als voetbalsterren van Galatasaray komen de jongens terug, Ferrando met een opmerkelijke balcontrole. Na vergiftiging met bleekwater komen ze terecht in de oogartsenpraktijk van Donna Elvira. De drie koppels warmen nu op in een temperamentvolle finale van het eerste bedrijf. Het programmaboek zegt dat de dames het bedrog onmiddellijk door hebben maar daar heb ik niks van gemerkt. De regie volgt de vertelling met al de bedoelde stresssituaties voor zowel de jongens als de meisjes.

Gelukkig gaan de regisseurs niet te ver in hun discours rond identiteitsdenken. Het bespottelijke begrip genderfluiditeit wordt slechts terloops aangehaald wanneer bij het begin van het tweede bedrijf een korte betoging te zien is met voor én tegenstanders. Waarom Don Alfonso zonodig als een verwijfde man, meer bepaald als een genderfluide filosoof wordt gekarakteriseerd terwijl hij zoveel cynisch-misogyne uitspraken doet, werd mij nooit duidelijk. Om hem te kunnen laten poseren met een korset voor de spiegel?

Caterina de Tonno (Despina), Ginger Costa-Jackson (Dorabella) © Forster

DON GIOVANNI (***½)

Donna Anna is een gevierde claviciniste, haar verloofde een architect. Zerlina, een vrouw van Arabische afkomst, werkt in de kledingzaak van Despina. Masetto is een tattoo-artiest. De Commanditore runt een notariskantoor en wanneer hij zijn dochter betrapt bij een SM-spelletje met Don Giovanni vlucht zij uit schaamte de kamer uit en merkt daardoor niet dat haar vader aan een hartaanval zal overlijden. Donna Anna zit dus staalhard te liegen tegenover Don Ottavio tijdens haar relaas over die avond. Het hele stuk door zal Don Giovanni achtervolgd worden voor iets dat hij niet gedaan heeft. Het kost mij weinig moeite om in Anna's dierlijke instinct voor wraak het hedendaagse feminisme te herkennen. Anderzijds volgt Mozart’s Don Giovanni helemaal geen #MeToo scenario. De twee vrouwelijke hoofdpersonages blijven verslingerd op hun emotionele belager, ook nadat het moralistische slot hem naar de hel heeft verbannen: voor Elvira rest alleen het klooster, Donna Anna frustreert haar verloofde met nog een jaar wachttijd. Don Giovanni heeft uiteindelijk meer voor haar betekend dan ze zelf wil toegeven.

De scène baadt nu vaak in het rode licht van Don Giovanni's privé-club. Leporello’s cataloogaria wordt omkaderd door een amusante travestiet en door de reeds genoemde paaldanseressen. Het paaldansen begint echt te vervelen wanneer het nogmaals hernomen wordt tijdens de balscène van Giovanni's feest. Tijdens “Mi traditi” geeft Elvira het woord even aan de Contessa in haar slaapkamer. Het is een spiegelbeeld van “Porgi, amor” en één van de meest geslaagde voorbeelden van de intertekstualiteit die de regisseurs hebben proberen na te streven.

Het is een vreemd profiel dat Giovanni aangemeten krijgt. Eigenaren van een privé sex-club worden zelden gedreven door een mateloos libido, eerder door geldelijk gewin. Het is moeilijk om in de Giovanni van Clarac-Delloeuil het Westers archetype van mannelijke vitaliteit te herkennen, zo ergens tussen Casanova en De Sade. Later zal hij volledig blind worden en zichzelf met een schaar de ogen uitsteken terwijl Mozart toch iets heel anders in gedachte had dan een zelfmoord. Als we bedenken dat het postmoderne denken de Europese masculiniteit wegzet als boeman van de geschiedenis, waarom hebben de regisseurs de hellevaart van Giovanni dan niet geënsceneerd als de nemesis van het feminisme? De finale scène “Già la mensa è preparata” gaat dan ook behoorlijk de mist in. De regie is ongeïnspireerd, Leporello's idee de Commanditore door een als clown geschminkte Don Alfonso te laten spelen is gewoon zwak.

Juan Francisco Gatell (Don Ottavio), Simona Saturova (Donna Anna),
Björn Bürger (Don Giovanni), Iurii Samoilov (Masetto),
Sophia Burgos (Zerlina), Lenneke Ruiten (Elvira) © Forster

Björn Bürger heeft niet zo’n mooi timbre als Peter Mattei maar soms komt hij wel in de buurt. Hij is de meest complete zanger op het toneel en hij is ook degene die het meest investeert in zijn rol. Van ”Hai già vinta la causa” als Almaviva maakt hij het vocale hoogtepunt van de Nozze. Hij heeft ook het potentieel om een grote Don Giovanni te worden; zijn interpretatie heeft nog niet de vereiste diepgang. De champagnearia was virtuoos, het canzonetta “Deh vieni alla finestra” kon niet helemaal overtuigen als vocaal charmeoffensief.

Simona Saturova als de Contessa balanceert vaak op de rand van intonatieonzekerheid. Ze kan niet met een messa di voce uitpakken in “Porgi, amor” of “Dove sono”. Voor Donna Anna’s “Or sai chi l’onore”, een aria voor een lichte dramatische sopraan, is ze een maatje te klein. Het best presteert ze nog in haar laatste aria “Non mi dir”.

Sophia Burgos, aanvankelijk onopvallend als Susanna, groeit mettertijd in haar rol, zowel scenisch als vocaal. Ze rondt af met een prachtig “Giunse alfin il momento” vanuit de nok van het toneel. Met de minst projecterende stem heeft ze ook het meeste last van de bijzondere akoestische omstandigheden van het "flatgebouw". Zo was de balans tussen Zerlina en de cello helemaal zoek tijdens “Batti, Batti”.

Alessio Arduini vervangt Robert Gleadow als Figaro en Leporello. Hij zingt alle noten maar vergeet te intepreteren. Beide voordrachten zijn uitermate saai. Van Leporello’s cataloogaria maakt hij absoluut niets.

Ginger Costa-Jackson schopt het in no-time tot publiekslieveling als Cherubino. Later zal ze een ravissante, temperamentvolle Dorabella spelen en ook haar echte stem laten horen, een mezzo, die mooi contrasteert met de sopraan van Lenneke Ruiten. Vocaal zit ze hier beter in haar rol.

Lenneke Ruiten als Fiordiligi en Elvira presteert ongelijk. De stem kan erg dun worden en het vibrato minder aangenaam. Het best presteert ze in de hoogte, de veelvuldige overgangen naar borst- en middenregister gaan haar niet steeds goed af. “Come scoglio” en “Mi traditi” waren daardoor geen echte hoogtepunten.

Iurii Samoilov als Guglielmo beschikt over een aangenaam, licht slavisch timbre en in zijn spel over de natuurlijkheid die we in een zanger/acteur bewonderen. Wat jammer dat De Munt hem castte als Masetto i.p.v. als Leporello. We zien hem graag eens terug.

Voor de mooiste momenten zorgt Juan Francisco Gatell. Als Ferrando zingt hij een quasi perfect “Un aura amoroso”, dynamisch mooi ondersteund door Manacorda. Als Don Ottavio herhaalt hij dat exploot met “Dalla sua pace”, met alle vereiste dynamische schakeringen en crescendi. “Il mio tesoro” is iets minder gaaf maar wel voorzien van een opwindend messa di voce.

Riccardo Novaro als Don Alfonso is erg zwak. Ik kan geen spat zinnelijkheid ontdekken in deze zanger. De stem heeft geen baritonale kern, het timbre is oninteressant, de voordracht saai.

Caterina de Tonno geeft zichzelf iets te weinig profiel als Despina. Rinat Shaham als Marcellina klinkt ouder dan ze is. Alexander Roslavets zingt een redelijke "La vendetta" zonder daarom over de vereiste gravitas te beschikkenals Bartolo. Als Commanditore zingt hij off-stage door een microfoon. Yves Saelens zingt een onconventionele ezelsvelaria als Basilio.

Dirigent Antonello Manacorda is een attractie op zich. Althans voor de voorste parterrerijen. Zijn hele lichaam gooit hij in de strijd. De Mozart die hij uit de orkestbak laat opborrelen is er één die nooit slaapt. Het meest aanstekelijke van zijn dirigaat is zijn drive. Zoals hij insisteert op het gemillimeterd juiste ritme krijgen de mars van de derde finale (Nozze), het finale “Corriam Tutti” iets bijzonder fris. “Smanie implacabili” laat hij er zelfs heel modern door klinken. In Don Giovanni neemt hij zijn vlotste tempi en hij spit al het geweld naar boven met vulkanische uitbarstingen in de ouverture en in de scène met de Commendatore. Heel snedig laat hij het orkest klinken in de libertijnse feestscène. Aan de secco-recitatieven werden niet geraakt; die werden begeleid met basso continuo (klavecimbel/cello) zoals gebruikelijk.

Iurii Samoilov (Masetto), Sophia Burgos(Zerlina) © Forster

Geen opmerkingen: