donderdag 17 september 2009

Apropos Nikolai Schukoff


Een revelatie voor mij eerlijk gezegd. En dan te bedenken dat Klaus Florian Vogt zich ook wagnertenor noemt. Ik heb na het fragment van Schukoff onmiddellijk op youtube een fragment uit Parsifal beluisterd met Vogt (Nur eine Waffe ...). Moet je ook eens doen, en als je binnen enkele uren gestopt bent lachen (of met huilen) uw gedacht eens zeggen.
Kijk trouwens eens op zijn website. Er staat een schitterend filmpje op met een fragment uit Die Walküre. Het hoopgevende aan deze kerel is dat, als je ziet wat hij nog allemaal op repertoire heeft, dat rollen zijn waarbij de stem in de hoogte gemakkelijk moet zitten omdat je ze anders doodeenvoudig niet kan zingen. Daarom komt hij in Wagner op dat vlak niet in de problemen. Die hoogte zou trouwens altijd gemakkelijk moeten zitten, maar bij sommige Wagnertenoren, genre Christopher Ventris, is dat soms toch maar een mager beestje.

Enfin, Nikolai Schukoff een nieuwe ster aan het uiterst dunbezaaide firmament van de Wagnertenoren. Nu nog zijn kopje erbij houden in niet te snel in de val van Tannhaüser, Tristan en de Wälsungenfamilie lopen.



Beste groeten,

Ludo

3 opmerkingen:

Jos Hermans zei

Het leuke aan Schukoff is dat hij alles lijkt aan te kunnen en dat ook graag lijkt te doen : van operette tot hedendaagse muziek (De Bassariden van Henze bijvoorbeeld). Daar heb ik veel respect voor. Dat wijst op kunstzin. En hij weet zijn lijf in de strijd te gooien, iets wat Domingo nooit heeft gekund. Als Parsifal is hij zondermeer de meerdere van Ventris, zowel vocaal als in zijn spel. Zijn Walküre-filmpje overtuigt mij niet echt vanwege de minder goede klankkwaliteit. Komt hij over dat orkest heen in die zaal? Dat is moeilijk te beoordelen.

Het Parsifal filmpje van Vogt daarentegen is absoluut niet goed, wat een saaie voordracht ! Maar het is gevaarlijk om conclusies te trekken op basis van een filmpje. Eigenlijk moet je zo iemand in de zaal bezig horen. In Bayreuth krijgt hij staande ovaties voor zijn Walther. Misschien omdat de anderen nog slechter zijn?

Apropos, voor mij mag een zanger die een maatje te klein is gerust met een microfoon ondersteund worden. Daar wordt nooit mee geëxperimenteerd in de theaters. Waarom is dat een taboe? Ik zou dat wel eens willen meemaken.

Beste Parsifal voor mij is Jon Vickers. Er staat een videootje van hem op de website.

Ludo Pieters zei

Jon Vickers uiteraard in die memorabele voorstelling uit 1981. Ik herinner mij nog dat ze die toen op tv hebben uitgezonden. Een landschap na een atoomoorlog, Kundry met stoppelhaar, de graal een atoom. Schitterend. Ivonne Minton als Kundry en een mooie en fragiele Amfortas van Tom Krause.Ik was daar toen als 20- jarige zwaar onder de indruk.De scene met de bloemenmeisjes was een projectie. Geen dikke madammen die ik gewoon was uit de opera van A'pen. Te weten dat Vickers toen al ver voorbij zijn vocale glorietijd was. Maar wat een dramatische kracht. Of hij de zanger en de dirigent tegelijkertijd is. Inderdaad andere koek dan Domingo. Die heeft mij trouwens nooit echt kunnen charmeren. Ook niet in ander repertoire. Zijn stem 'straalt' niet. Zeker niet in de hoogte en dan wordt de denkfout gemaakt dat je het moet gaan zoeken in de baritonaal gekleurde tenorrollen; Siegmund, Tristan, Othello, Chenier, maar dat is heel kort door de bocht. Zelfs toen zijn stem nog ok was, bijvoorbeeld in de Meistersinger onder Jochum, kon hij mij niet overtuigen. Hij heeft een enorme publiciteitsmachine achter zich staan die er wel voor zorgt dat over elke opname die van hem verschijnt of in elk artikel dat over een voorstelling met hem wordt geschreven telkens opnieuw gewag maakt van een onwaarschijnlijke vocale 'santé' zodat de operaliefhebber zich naar de Fnac haast om daar de zoveeltste opname van ..... met Placido aan te schaffen.

Over een ondersteuning van een zanger met een microfoon valt ook een en ander over te zeggen. Op lange termijn denk ik dat zoiets gevaarlijk is. Een geschoolde stem heeft een timbre, is getimbreerd met als gevolg dat ze juist daarom ook geprojecteerd wordt en daardoor een ruimte kan vullen zonder microfoon. Het risico is groot dat je, indien je stemmen met een microfoon zou gaan versterken, de noodzakelijkheid om de stem op de juiste plaats te zetten, te laten resoneren, minder belangrijk zou kunnen worden op termijn, waardoor je op den duur een soort musical-zanger krijgt die volledig op de keel zingt, maar door de versterking zo groot als een huis klinkt, maar zonder timbre, zonder 'mordant' in de stem.
Ik kan het niet laten om nog eens iets over Klaus Florian Vogt te zeggen. Op Youtube staat een fragment uit mijn favoriete Strauss opera , "Die frau ohne Schatten" en gevaarlijk of niet, hij blijft voor toch een beetje Tamino die in de verkeerde winkel is gestapt. Zijn succes heeft volgens mij veel te maken met een soort normverlaging waaraan wij allemaal zondig zijn en die telkens weer een ander beoordelingsniveau installeert waarvan wij dan zeggen: En dit is nu goed. Toen Jess Thomas, James King en Jon Vickers de naoorlogse Wagnertenoren waren, vonden de mensen die Max Lorenz en Lauritz Melchior hadden gehoord dat er geen Wagnertenoren meer waren. Indien we nu die 3 zangers zouden hebben, dankten we collectief de goden, of niet soms.
Toen Peter Hofmann in de Chereau - Ring zong, vond iedereen het een schitterend acteur, een man met het ideale uiterlijk, maar een stem die ja, wel baritonaal klonk, maar toch fragiel was, en sus en zo was. Moet je nu eens een commentaar lezen over hem. Dan was het toen 'de goeie ouwe tijd'. En nu zitten we met Klaus Florian. Volgende stap is Philippe Jaroussky die Siegfried zingt.
Vreemd is dat je dat met alle andere stemtypes niet zo sterk hebt. Eva Maria Westbroek en Nina Stemme vind ik bijvoorbeeld veel beter klinken dan sommige illustere iconen. Rene Pape of Matti Salminen zijn volgens mij betere bassen dan Joseph Greindle.
Ik durf eerlijk gezegd niet de pretentie hebben om bijvoorbeeld van Caruso, op basis van wat ik op die krakende, piepende en fluitende opnames hoor, te zeggen dat die man de grootste tenor aller tijde is. Alles wat 'van vroeger' is is daarom niet persé beter. En commentatoren in opera - tijdschriften gaan daar dikwijls vlotjes in mee en bewijzen soms dat ze de opname niet eens hebben gehoord. (ooit gelezen over Goodalls Tristan: spijtig dat het in het Engels is gezongen. Terwijl die op mijn plaat toch Duits klinkt)

Jos Hermans zei

Bij Vickers is het niet alleen de power die respect afdwingt maar ook de subtiele wijze waarop hij met mezza voce weet om te gaan, zijn stem kan terugnemen om dan ogenblikkelijk uit te breken in een soort tomeloze uitbarsting van vocaal geweld. Dat veroorzaakt bij mij een enorme sensuele ervaring. Ik moet ook dringend zijn biografie eens lezen: ”A hero’s life”.

Het bovenstaande is totaal ondenkbaar bij Klaus Florian Vogt! Totaal uitgesloten voor hem zijn: Siegfried, Siegmund, Tristan en ook Parsifal, een rol die hij wel zingt. Lohengrin is een ander verhaal. Dat heeft minder met normvervaging te maken als wel met interpretatieve vrijheid. Mijns inziens heeft hij bewezen dat het personage niet noodzakelijk moet worden ingevuld met een viriele interpretatie, dat Lohengrin ook kan profiteren van angelieke, zilverachtige tonen die net zoals de prelude een beetje “out of this world” klinken. Hij moet wel tot achter in het theater te horen zijn, hetgeen ik niet kan beoordelen zonder hem live aan het werk te zien.

Placido Domingo geen straalkracht toedichten vind ik nogal overdreven. Zijn Wälse-roepen staan er wel degelijk. Zijn enorm repertoire en zijn generositeit dwingen op hun manier respect af maar hij blijft een kluns als acteur, zowel met het lichaam als met de stem. Zelfs in zijn veel geroemde Otello kan ik nauwelijks geloven. Daarin is hij symbolisch voor een uitstervende generatie zangers. Een carrière die inderdaad gemaakt is door de platenindustrie. Soms denk ik dat ze samen zullen verdwijnen.

Met ondersteuning door een microfoon bedoel ik enkel dat zaalversterking een hulpmiddel zou kunnen zijn om een zanger wat meer volume te geven zodat hij zich kan concentreren op het zingen zonder zich te forceren om over die grote rivaal, het orkest, heen te kunnen. Hoeveel talent brandt zichzelf niet op in een veel te korte carrière (Jerusalem, Hoffmann etc.)? Neem nu Mikhail Davidoff, de Otello van Guy Joosten in de Vlaamse Opera. In 2001 schreef ik daarover: ” is Davidoff het volgende slachtoffer van het operabedrijf dat jonge zangers veel te vroeg in dramatische rollen duwt waartegen ze niet zijn opgewassen? " Hebt u nog iets van hem vernomen? In de de database van Operissimo stopt zijn c.v. met zijn plannen voor 2001!