maandag 20 september 2010

L'amour de loin : Een stel acrobaten en schaduwspelers


Van René Hooyberghs ontving ik volgende bijdrage:

Vrees niet, Geacht Forum, ik laat me niet à la Joe Oostvogels verleiden tot een systeemvaste en rigide Finse week, maand of jaar. Bij mij staat de knop voor muziek, literatuur en beeldende kunst constant op random. Maar Het Toeval heeft ook zijn systeem, en dus: nauwelijks is het laatste woord van Arto Paasilinna’s Haas verteerd, of hier gaat het doek al op voor L’Amour de Loin, van de al even Finse componiste Kaija Saariaho. Die ons veel vreugde verschafte met een latere opera van haar en Amin Maalouf’s hand, Emilie, vorig jaar in Amsterdam. De KVO pakt dit jaar uit met een nieuwe productie van haar eerste opera (een coproductie met de English National Opera en de Canadian Opera Company van Toronto, met de wat cryptische vermelding ‘scenische creatie voor de Benelux’ – als het maar ingewikkeld genoeg is vallen er wel subsidies uit één of andere krabbenmand wellicht). Precies tien jaar geleden kwam deze opera tot stand onder impuls van Gerard Mortier, die het werk bestelde toen hij intendant was van de Salzburger Festspiele.

Een mooie gelegenheid om Saariaho’s muzikale evolutie wat te volgen. Ook in 2000 zorgde de componiste voor een symbiose tussen electronica en orkestrale muziek. Maar in 2010 klinkt haar muziek véél abstracter, onthechter, losser van structuur en keurslijf. Tien jaar geleden klonk het nog ‘klassieker’: het was na de pauze, toen in het vierde bedrijf de opera in een storm op de Middellandse Zee sukkelde, vrijwel onmogelijk om inwendig niet enthousiast Steuermann Steuermann mee te murmelen, zo Wagneriaans klonk die storm toen (en dus gisteren) nog. En natuurlijk was ook het thema Wagneriaans, want ziehier het verhaaltje:

Net als in Lohengrin draait het om de zuivere liefde, de liefde zonder bijbedoeling, de liefde voor de ideale onbekende, de uiterste romantiek. Saariaho en Maalouf draaien de rollen om: hier is het geen waanzinnig verliefde Elsa die zich blind staart op een onbekende, maar een even dwaze mannelijke Jaufré. Die Jaufré Rudel was ooit een troubadour van het zuiverste ras, en dus niet van romantische gevoelens gespeend. Hij was baron van het havenstadje Blaye (spreek uit Blaai, op zijn Occitaans) aan de Garonne. De mens wordt verliefd op de hem overigens volkomen onbekende gravin Hodierna (in de opera van Saariaho heet die dan weer Clémence), zij woont oneindig ver weg. Hodierna/Clémence hoort via een tussen Frankrijk en het Heilig Land pendelende pelgrim (hier een vrouwenrol) van die rare vogel uit Blaye. De blinde liefde, l’amour de loin, wordt wederzijds en tenslotte scheept Jaufré in, op zoek naar zijn idool, de Tweede Kruistocht als dekmantel voor zijn liefdestocht gebruikend, een snoepreisje op kosten van de goede zaak, zeg maar. Hij en de pelgrim zetten koers naar Tripoli in Libanon (waar schrijver dezes zelf nog ooit door sluipschutters werd belaagd, in dienst van maritiem profijt), maar onderweg wordt Jaufré door ziekte overmand en hij is nog niet goed gearriveerd, of hij is al dood. En Clémence dus weduwe avant la joie. Nooit zal ze nog haar boezem aan een andere man vertonen, zo zingt ze, en nadat ze eerst de goden heeft verwenst, bekeert ze zich al gauw en stort zich, voor eeuwig maagd, in een klooster. Nog een ietsje méér deugdzaamheid, en we zitten bij de Onbevlekte Ontvangenis, maar dat is voer voor een andere forum.

De aandachtige lezer heeft in de crewlist hierboven al gezien dat er een aantal acrobaten en dergelijke mee acteren, en ja hoor, regisseur Daniele Finzi Pasca is van vele artistieke markten thuis, onder andere die van het circus, hij bezondigde zich onder andere ook aan een productie voor het Cirque du Soleil en zowaar de slotceremonie van de Olympische Winterspelen in Turijn. Intendant Mortier had voor de eerste opvoering van L’Amour de loin nog niemand minder dan Peter Sellars kunnen strikken, maar Antwerpen is nu eenmaal Salzburg niet. Maar ach, het valt allemaal best mee, Finzi Pasca heeft ècht overdreven bombast kunnen vermijden, en de over het podium zwevende acrobaten zijn ook al elders vertoond, ze hoeven tenminste niet al zwevend te zingen. Soms is de symboliek nogal evident: als het koor met reflecterende spiegels het publiek moet verblinden, bijvoorbeeld, zodat wij ook eens kunnen zien hoe erg blinde liefde wel kan zijn.

Maar het is nooit zo erg dat de aandacht van de toeschouwer/hoorder zodanig wordt afgeleid dat de muziek en de zang het onderspit moeten delven. Een explosie van schoonheid, hoorden we een bezoeker tijdens de pauze verkondigen, en hij had gelijk. De muziek van Saariaho nodigt uit tot wegdromen, tot bezinning, en Koen Kessels bewees eens te meer dat er met hedendaagse ernstige muziek niks mis is, en dat ze ook door traditionele orkesten (én koren, want het koor deed het opperbest) kan worden uitgevoerd.

Over de solisten lof voor de sopraan Rachel Harnisch in de rol van Clémence, al duurde het even voor ze volop op gang kwam, haar start was nogal aarzelend. Volgens het programmaboekje is de bariton Phillip Addis (Jaufré) een rising star, en dat zal wel, maar hij zal toch nog een beetje moeten rijzen en aan envergure winnen. Katherine Rohrer, in de moeilijke rol van de pelgrim (mezzosopraan) deed dat perfect.

Een waardige opener van het ‘Mijn Orient’ thema waar intendant Aviel Cahn de KVO het seizoen 2010-11 mee instuurt.

Geen opmerkingen: