dinsdag 11 september 2012

Richard Wagner en de Vlaamse Beweging

Het is eigen aan kleine geesten dat ze het snel benauwd krijgen wanneer zij zich geconfronteerd zien met een afwijkende mening. Toen ik vorig jaar cultureel links op de korrel nam vanwege haar ongepaste kritiek op het Vlaams emancipatiedenken merkte ik hoe elk betoog al snel gaat polariseren van zodra het in de buurt komt van een politieke overtuiging. Sommigen, die op hun facebookpagina te koop lopen met hun bewondering voor tsjeven als Wouter Beke, verweten mij aan politiek te doen en verlieten het genootschap. Kennen mijn critici de geschiedenis wel? Weten mijn critici wel dat de introductie van Wagner in Vlaanderen in de 19e eeuw volledig op het conto is te schrijven van Vlaams-nationalisten? De muziekcriticus Edmond vander Straeten, de componisten Peter Benoit, Pol de Mont, Leo van Gheluwe, Willem de Mol, de dichters Albrecht Rodenbach, Omer Wattez, Eugeen Van Oye, Cyriel Verschaeve, de zangers Emiel Blauwaert en Ernest Van Dyck, de dirigent Edward Keurvels. Ik noem slechts de belangrijkste. Beseffen mijn critici dat ik hiermee niets anders doe dan het genootschap plaatsen in een traditie die teruggaat tot het midden van de 19e eeuw? Wanneer mijn critici de gewillige derrière in één van de pluche zetels van de Vlaamse Opera laten zakken, staan zij er dan ook bij stil dat dit instituut er niet was gekomen zonder het onvoorwaardelijke engagement van Peter Benoit en de Vlaamse muziekbeweging? Begrijpen mijn critici wel dat volksverbondenheid, dienstbaarheid aan de gemeenschap, cruciale thema's zijn binnen het oeuvre van Wagner?

Na de oprichting van het onafhankelijk koninkrijk België is het muziekleven in ons land volledig in handen van de Franstalige bourgeoisie. Wanneer Peter Benoit in 1857 de “Prix de Rome” in de wacht sleept met een cantate getiteld “Le meurtre d’Abel”, dan is hij verplicht om dat te doen op een Franse tekst. Het zal tot 1865 duren vooraleer kandidaten voor deze prestigieuze staatsprijs hun compositie mogen voorzien van een Nederlandse tekst. In 1846 had de bevoegde minister De Theux nog verklaard dat “un peu de réflexion suffit pour indiquer qu’il ne peut s’agir que de la langue française, la langue la plus répandue, langue qui est du reste celle de l’enseignement musical de notre pays ". Het is interessant om te zien hoe “l’éminent compositeur belge Pierre L.L. Benoit” vervolgens evolueert naar “Peter Benoit, de man die zijn volk leerde zingen”. Om maar te zeggen : wie de culturele emancipatie van de Vlaming vandaag als afgerond beschouwt en de Vlaamse Leeuw smalend in de muil staart, zou toch minstens het historisch besef moeten kunnen opbrengen dat dit alles niet uit de lucht is komen vallen maar stap voor stap is afgedwongen door de niet aflatende inzet van volksverbonden Vlamingen. Het lijkt mij niet ongepast om daar respect voor te hebben. In die culturele emancipatie van de Vlaming heeft Richard Wagner een niet onaanzienlijke rol gespeeld. Richard Wagner is in Vlaanderen vrijwel onmiddellijk als een nationale componist herkend geworden. Als sublieme emanatie van de Duitse volksgeest heeft de kunst van Wagner Vlaanderen geïnspireerd tot een Vlaamse muziekbeweging, die in 1893 zal culmineren in de oprichting van de Vlaamse Opera, een mijlpaal in de culturele ontvoogding van Vlaanderen en tegelijk de feitelijke bekroning en doorstart van het Vlaams wagnerisme.

Wie denkt dat ik hier mijn subjectieve mening in de etalage plaats moet ik flink teleurstellen. Ik citeer immers uitsluitend uit de studie van Karel Wauters, “Wagner in Vlaanderen 1840-1914”, een boekje uit 1983 dat bekroond werd door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde maar dat zelfs in antiquariaten nog maar zelden te vinden is. Dat laatste is dan ook een bijkomende reden om het hier opnieuw onder de aandacht te brengen. Jammergenoeg loopt de studie van Wauters maar tot 1914 en ontbreken de cruciale jaren 1930-40 inzonderheid omdat de curve van de Wagneropvoeringen in de Vlaamse Opera in die jaren haar hoogtepunt bereikt. Ligt hier geen mooie kluif voor een musicoloog ?

Aangezien deze blog niet het geschikte medium is voor het behandelen van een uitgebreid thema als dit, reserveer ik het volledige artikel voor de tijdschrift-editie van Leidmotief. Laat ik mij hier beperken tot de conclusie van Wauters.

Karel Wauters besluit zijn studie als volgt : ”Voor 1876, het jaar van de eerste Bayreuther Festspiele, blijft Wagners faam in Vlaanderen, behoudens enkele literaire echo’s, hoofdzakelijk beperkt tot het muziekleven. Slechts musici en musicologen kunnen het zich veroorloven over Wagner een -al dan niet gefundeerd- oordeel uit te spreken, omdat alleen zij door hun opleiding te Brussel (zowel Benoit, Vander Straeten, als De Mol en Van Gheluwe studeerden er aan het conservatorium) en door reizen in het buitenland op de hoogte waren van de nieuwste tendenzen en stromingen in de Europese muziek. Er bestond in de voornaamste Vlaamse steden (Antwerpen, Gent Brugge) wel een muziekleven, doch dit was voor het grootste gedeelte in handen van de Franstalige hogere burgerij, en, in tegenstelling tot Brussel, over ’t algemeen erg traditioneel gericht. Deze periode is voor de Vlaamse Wagner-appreciatie niettemin zeer belangrijk, omdat hier vanuit de zich langzaam ontplooiende Vlaamse muziekbeweging een visie op de componist ontstaat, die voor onze gewesten in grote trekken definitief is en in elk geval tot aan de Eerste Wereldoorlog dominerend zal blijven: bij monde van Vander Straeten en vooral van Benoit wordt Wagner in de eerste plaats als een bij uitstek nationaal kunstenaar gezien, een musicus die in zijn werk de nationale volksgeest tot leven brengt. (…)

Mag men het betreuren dat de Vlaamse Wagner-waardering zich al te zeer op het nationale heeft toegespitst, met veronachtzaming van het universeel menselijke, het kan evenmin worden ontkend dat die beklemtoning van het nationale de Vlaamse Wagner-appreciatie een eigen gelaat heeft gegeven. Noch in Nederland, Frankrijk, Engeland of Frans-België heeft men zoals in Vlaanderen uit Wagners kunst de overtuiging afgelezen, dat, wil een kunstwerk bijdragen tot de culturele opbloei van een volk, het tevens de spiegel van dit volk moet zijn. Dit geloof in de volksverheffende en veredelende kracht van een kunstwerk als spiegel van de natie was in de 19e eeuw wel degelijk een waarde, waaraan latere misbruiken en ontaardingen weinig of niets veranderen. Dat men, in onze gewesten dit geloof -terecht- in Wagners kunst belichaamd vond, betekende bijgevolg een niet te onderschatten voordeel, aangezien de Vlaamse gemeenschap zich aldus in haar strijd voor culturele en artistieke mondigheid aan een groot en bezielend voorbeeld kon optrekken. Ofschoon aan meerdere moderne aspecten van Wagners kunst voorbij werd gegaan, bezat men in Vlaanderen immers een haast intuïtief besef van wat wij het hoge ethos van Wagners kunst zouden willen noemen : het bewustzijn van de kunstenaar dat zijn scheppen behalve als individuele zelfexpressie ook als dienst aan de gemeenschap moet worden opgevat, en de overtuiging dat het kunstwerk slechts vruchten kan dragen wanneer het zijn eigen identiteit met de culturele aspiraties van de gemeenschap weet te verzoenen. Deze ethische grondhouding, ontdaan van haar verengend nationalistisch keurslijf, is bij Wagner een waardevol erfgoed van de Duitse klassieke literatuur en muziek.”

Er is nog een punt dat ik wil maken. In tegenstelling tot de gangbare mening onder bobo's uit de Dansaertstraat en andere verdedigers van het politiek correcte denken, bezondigden deze Vlaams-nationalistische wagnerianen zich zelden aan dogmatisme of engkijkerij. Laat ik dat even illustreren aan de hand van de Oudenaardse musicoloog Edmond Vander Straeten. Vander Straeten is afgevaardigde van de Belgische regering wanneer hij in 1870 de kunstfeesten van Weimar bezoekt en daar modelopvoeringen meemaakt van vier Wagneropera's. In zijn officieel rapport schrijft hij : "En door nationalen geest versta ik geenszins dit enggeestig uitsluitingsstelsel, dat zonder genade alles wat uit den vreemde komt verstoot, en behagen schept zelfs in zijne eigene gebreken; integendeel versta ik er door : de verlichte burgerdeugd, welke de voortbrengselen van andere volken zich tracht eigen te maken om er zich van te bedienen als middelen tot vooruitgang en volmakingen. Overigens, leidt de beschaving niet langzamerhand de verschillende rassen naar eene geestelijke samensmelting, waarin de nationale karakters maar tot onderscheidingstekens zullen dienen? Dit doel beoogt Wagner. En hij heeft de eerste een oprecht, eigenaardig Duitsch opera, vrij van alle zwakheden en leemten geschapen, waar het vaderlandsch element eene merkwaardige eenheid en treffende grootheid aan gaf; en zie met welke logiek de groote geest, altijd rijk aan hulpbronnen, zijn reusachtig plan weet tot eenheid te brengen".

Wagner levert m.a.w. het overtuigend bewijs dat het nationale element de kunst niet verarmt, maar integendeel geweldig verrijkt. Door terug te grijpen naar legenden en sagen, de natuurlijke bronnen van het volksbewustzijn, geeft hij zijn kunst immers een tegelijk nationale en universele dimensie. Als er al iemand posthuum het erelidmaatschap van het Vlaams Wagner Genootschap heeft verdiend dan toch wel deze scherpzinnige muziekcriticus, ruimdenkende Vlaming en combattieve wagneriaan. Wauters noemt hem “de beste Wagner-specialist die Vlaanderen tot aan de Eerste Wereldoorlog heeft gekend”.

3 opmerkingen:

Johan Uytterschaut zei

Bedankt, Jos - helemaal mee eens.

Fred zei

voor iemand die zo'n artikel schrijft waar ik het grotendeels eens mee ben, is het toch pijnlijk te moeten lezen:
Ernest van Dyck
terwijl het wel degelijk Ernest van Dijck is (met ij !!!)

Jos Hermans zei

En waar baseert u zich op voor zulke bewering? Alle bronnen die ik raadpleeg schrijven Van Dyck met y.