maandag 10 maart 2014

Afscheid van Gerard Mortier


RUHE, RUHE, DU TEURE HELD

Het zijn slechte tijden voor kunstpausen. Op amper een week tijd verlieten er twee het toneel. Het is dan grappig om zien hoe de Hugo Campsen en de Yves Desmets van deze wereld er dan als de kippen bij zijn om zich te profileren tot de kunstkenner en operaliefhebber die ze helemaal niet zijn. Na Jan Hoet moest Gerard Mortier nu ook worden geclaimd voor het linkse kamp. Aandoenlijk.

Dat Jan Hoet regelmatig de kluit belazerde, heb ik nergens gelezen. Ik zou niet weten of Jan Hoet echt verstand had van kunst, daarvoor kende ik hem te weinig. Wat ik wel weet is dat mijn broek al snel op mijn enkels lag telkens hij moderne kunst aan het grote publiek wilde verkopen en weer eens verstrikt geraakte in zijn hyperbolen rond één of andere vetstoel van Joseph Beuys. Maar de ene kunstpaus is de andere niet. Je kan van Mortier veel zeggen maar niet dat hij de kluit belazerde. Zijn betoog was steeds rationeel, zijn formuleringen helder en doordacht. Een leven lang hield hij zich consequent aan zijn artistieke credo's. En in tegenstelling tot Hoet, kon hij overtuigen.

Erg spannend waren zijn jaren als jonge tafelspringer, begin jaren 80. In die dagen was ik jazzrecensent bij De Morgen, opera stond redelijk ver van mijn bed. Toch volgde ik zijn demarches op de voet. Mortier deed wilde beloftes ten aanzien van De Munt, die hij van Rika Debacker had gekregen, maar realiseerde alles wat hij beloofde. Dat was op zich reeds heel fascinerend. Met "Die Zauberflöte" van Karl-Ernst Hermann kreeg hij mij over de drempel van De Munt. Zeggen dat het een Aha-erlebnis was zou een understatement zijn. Enkele jaren later zou zijn Wernicke-Ring, die ik weliswaar niet zag, aan de basis liggen van mijn fascinatie voor Wagner. Toen hij vervolgens De Munt verliet om de Salzburger Festspiele te leiden was ik er klaar voor. In Salzburg was hij de juiste man op de juiste plaats. Door Mortier heeft Salzburg altijd een veel grotere aantrekkingskracht op mij gehad als het provinciale Bayreuth. Tussen haakjes : wat Bayreuth nodig heeft is precies een man als Mortier. Daar staan we verder van af dan ooit nu Katharina Wagner haar slag lijkt thuis te halen. Na zijn verdwijnen in Salzburg hebben de Festspiele nooit meer het niveau gehaald van zijn beste jaren en het is te hopen dat Markus Hinterhäuser, zijn medewerker voor hedendaagse muziek, de Festspiele vanaf 2016 terug kan laten aanknopen met het elan van weleer. Hoedanook, neurobiologen hadden in die jaren kunnen vaststellen hoe mijn orbitofrontale cortex oplichtte bij: La Clemenza di Tito (Hermann), Lulu (Peter Mussbach), Boris Godoenov (Wernicke), Der Rosenkavalier (Wernicke), La Damnation de Faust (La Fura dels Baus), Die Zauberflöte (Achim Freyer).

Van Hoet heb ik niets geleerd. Van Mortier heb ik alles geleerd. Toen hij halfweg de jaren 90 een week lang een gastcollege over opera gaf aan de UIA zei hij mij: je zal in 1 week even veel leren als door 10 jaar lang boeken te lezen. Daar was niks van gelogen. Mortier was een schitterend causeur. Omdat het altijd over inhoud ging. Ook in Salzburg hield hij lezingen om zijn artistieke keuzes toe te lichten. Na zo'n lezing was het onmogelijk om de zaal niet te verlaten met een verlichte geest.

Mortier liet regelmatig doorschemeren dat opera wel eens zou kunnen verdwijnen. Het werd hem niet altijd in dank afgenomen. Anderzijds hebben weinigen zoveel gedaan om de levenskracht van het genre te bevorderen. Hij zocht constant naar vernieuwing. Zo liep ik hem eens tegen het lijf in een kleine Brusselse jazzclub waar hij het trio van Henry Threadgill kwam beluisteren. Hij had een projectje opgestart met Threadgill en Dirk Roofthooft, een projectje dat nadien snel doodbloedde. Hij kende niets van jazz maar zulke dingen deed hij deed hij dus wel. Ook zijn geflirt met Nick Cave en David Bowie was pure pose, maar hij probeerde tenminste de grenzen te slechten tussen populaire en elitaire cultuur.

Met Wagner had hij een haat-liefde verhouding, al heb ik de indruk dat het met de jaren sterk verbeterde. Hij was gewoon te links om Wagner volledig in vertrouwen te kunnen nemen. Hij zag er dan ook geen graten in dat Krzysztof Warlikowski zijn privé neurosen losliet op Parsifal, tot grote ergernis van zijn Parijse publiek. Hij had ook een diep respect voor Wieland Wagner. Tijdens lezingen zei hij wel eens dat de naoorlogse opera op drie pijlers rustte: Maria Callas, Walter Felsensein en Wieland Wagner. Wielands Parsifal in Bayreuth behoorde tot zijn grootste belevenissen in het theater.

Steeds ging het mis wanneer hij zijn politieke voorkeuren in zijn werk liet doorwerken. Zijn grootste artistieke flop was ongetwijfeld "Die Fledermaus", een nutteloze provocatie aan het adres van zijn conservatieve Weense publiek. Urenlang kon hij samen met Neuenfels het project verdedigen. Het heeft jaren geduurd voor ik het perverse van zijn demarche heb ingezien.
Hoe hij Bart de Wever tegen al zijn linkse vrienden in meende te moeten verdedigen om dan even later een bocht van 180 graden te maken met vulgaire en kleingeestige tackels, het is niet de fraaiste bladzijde in zijn loopbaan. Een man die op zijn terrein - het artistieke- nooit bereid was om compromissen te sluiten moet een politicus niet verwijten hetzelfde te doen zeker niet als je zelf te laf bent om in de politiek te stappen uit vrees je maagdelijkheid te verliezen. Vlamingen houden van Bart de Wever precies vanwege het hoge Gerard Mortier gehalte dat ze in hem herkennen.

Lees ook zijn laatste boek, dat in geen enkel perscommentaar is opgedoken: "Dramaturgie einer Leidenschaft", zijn artistieke autobiografie. Het verschijnt deze maand bij Metzler. Voor wie Mortier van nabij heeft gevolgd zal het zijn als stappen in een warm bed. Zo schrijft hij ondermeer: "Theater machen bedeutet, die Rputine des Alltäglichen zu durchbrechen, die Akzeptanz wirtschaftlicher, politischer und militärischer Gewalt als Normalität infrage zu stellen, die Gemeinschaft zu sensibilisieren für Fragen des menschlichen Daseins, die sich nicht durch Gesetze regeln lassen, und zu bekräftigen, dass die Welt besser sein kann, als sie ist. Theater machen ist also eine Sendung, ein priesterliches Amt beinahe, ohne darum eine Offenbarungsreligion zu sein. Das Theater ist eine Religion des Menschlichen." Het hadden woorden van Richard Wagner kunnen zijn.

Gerard Mortier zei weleens dat hij tot de 10 beste cultuurmanagers van de wereld behoorde. Dat vraagt een kleine correctie : hij was gewoon de beste.

P.S. "Dramaturgie van een passie " verschijnt in juni nu ook bij De Bezige Bij.

Geen opmerkingen: