dinsdag 4 november 2014

Die Sache Makropulos in München (***½)


L'IMPORTANT C'EST D'AIMER

Wanneer Karel Čapek lucht krijgt van Janáčeks voornemen om een opera te maken van zijn Věc Makropulos, reageert hij aanvankelijk met scepsis. Het stuk had weliswaar met succes in het theater gelopen maar bevatte weinig dramatische actie en nauwelijks van het soort waar opera's van worden gemaakt. De metafysische bespiegelingen over de zin en de onzin van onsterfelijkheid, die de kern vormen van het stuk van science-fiction auteur Čapek, worden door de vrouwencomponist Janáček eerder als een persoonlijke tragedie opgevat rond de centrale, leeftijdsloze figuur van Emilia Marty, die als een spook, de tijd trotserend en omgeven met de aura van het fantastische, haar onafwendbare rendez-vous met de tijd tegemoet ijlt.

Van haar vader, de lijfarts van Rudolf II, de laatste Habsburgse keizer, kreeg zij op 16-jarige leeftijd een levenselixir toegediend. Een week brengt ze door in coma. Dan wordt ze zangeres en nog wel één van de beste ooit. Maar emotioneel raakt ze mettertijd opgedroogd. Ze heeft zovele levens zien ontstaan en verdwijnen dat ze haar interesse in de mensen verliest en niet meer in staat is om van hen te houden. Zij behoudt haar jeugd waardoor ze anderen blijft aantrekken en laat een spoor na van 22 kinderen en vele gebroken levens. Nu, na 337 jaar, maakt ze voor zichzelf eindelijk de balans op.

De Zaak Makropulos is meer dan een gortdroog conversatiestuk met een fantastische prelude en een magistrale finale. In de handen van de juiste vertolkers kan het exposé over de lopende rechtszaak, dat het eerste bedrijf beheerst, best wel spannend worden. De onaardse figuur van het 337-jarige opera-icoon kan mateloos fascineren en het optreden van haar oude, exentrieke minnaar Hauk-Šendorf in het tweede bedrijf is altijd verrukkelijk in de handen van een acteur met voldoende komisch talent.

Dirigent Tomáš Hanus gaat zover De Zaak Makropulos tot het hoogtepunt van Janáčeks oeuvre te canoniseren. Daarmee ga ik niet akkoord. Het is waar dat we Janáčeks compositietechniek hier in zijn meest verdichte vorm te horen krijgen maar het aantal muzikale ideeën die echt onder de huid gaan, zijn talrijker in vroegere werken zoals Jenůfa.

Alle opera's van Janacek dragen de sporen van autobiografische elementen. Het is tijdens de compositie van De Zaak Makropulos dat Janáček tot het besef komt dat zijn muze, Kamilla Stösslová, nooit de zijne zal zijn. Onbewust laat hij zich meeslepen in de leefwereld van een aantrekkelijke, onbereikbare vrouw. Elke productie van De Zaak Makropulos staat en valt met de figuur van Emilia Marty. Marty fascineert door haar vele facetten: als de tronende superdiva toont ze facetten van Lulu en van het Ewig Weibliche, haar moederlijke behandeling van Albert Gregor contrasteert met haar impulsieve verhouding tot Hauk-Šendorf. Het indrukwekkende hoogtepunt van Marty's maskerade is de finale metamorfose wanneer zij, de fles whisky aan de mond, beseft dat de tijd haar heeft ingehaald, ze het leven niet langer kan bedriegen door de dood voor zich uit te schuiven. Het leven afgestemd op de dood is makkelijk te dragen, zo leert Marty. De natuur heeft het immers zo voorzien.

Het is een rol die Anja Silja op het lijf geschreven was. Ook zij was amper 20 toen ze het levenselexir kreeg toegediend in Bayreuth. De mannen waarmee zij haar dromen dacht te realiseren (André Cluytens, Wieland Wagner) ontvielen haar reeds snel. Met recht kon zij beweren dat elke frase in het stuk haar als authentiek overkwam. De neerbuigende attitude van de superdiva in het tweede bedrijf kon ze spelen met een natuurlijk authenticiteit. Voor de existentiële eenzaamheid van Emilia Marty had ze maar te putten uit haar eigen biografie.

Van Nadja Michael konden we zulke soevereine rolidentificatie niet verwachten temeer daar regisseur Árpád Schilling en vooral scenograaf Márton Ágh zich helemaal niet vermoeid hadden met het idee om haar het aura van het fantastische te bezorgen, zoals Nikolaus Lehnhoff dat voor Silja in Glyndebourne had gedaan (1995). Michael maakte wel goed wat Silja met haar toen reeds versleten sopraan helemaal niet meer had kunnen waarmaken: ze zong de partij voortreffelijk, dynamisch goed gedifferentieerd en met een uitstekende projectie in de zaal.

Het eerste bedrijf zoomt in op het advocatenkantoor van Dr Kolenatý . We kijken op een wand van samengeperste stoelen, die een beeld van vergankelijkheid tracht op te roepen en misschien ook wel van het legertje ambtenaren dat hier zitvlees op gekweekt heeft. Papiersnippers liggen als een laagje sneeuw verspreid over de bodem.

Dr Kolenatý (Gustáv Beláček) en zijn klerk Vitek (Kevin Conners) hadden te weinig gevoel voor het specifieke ritme van Janáčeks spreekmelodieën. Ze leken mij veeleer verdwaald in een Italiaanse opera. Pavel Černoch als Albert Gregor overtrof zijn prestatie van Steva in de Zürichse Jenůfa. Zijn opgeilend duet aan het einde van het eerste bedrijf was één van de scènische en vocale hoogtepunten van de avond.

De voorstelling ging door zonder pauze. Márton Ágh had dus een eenvoudige draaibühne geconcipieerd.

Het tweede bedrijf hoort het territorium te zijn waar de superdiva haar aanbidders opwacht. Maar Nadja Michael, die letterlijk weinig om het lijf heeft, laat geen charismatische, geheimzinnige afstandelijkheid zien als de façade waarachter zij haar innerlijke littekens verbergt. Het theater van haar liefdeloosheid is banale onverschilligheid eerder dan het torsen van de vloek van jarenlange existentiële eenzaamheid.

Reiner Goldberg was een miscast als Hauk, een rol waarbij de acteur een evenwicht moet zien te vinden tussen het groteske en het breekbare. Goldberg kon daar weinig van waarmaken. Beter was John Lundgren als Jaroslav Prus.

Waarom Marty in de finale in sm-houding van de zweep krijgt van drie mannen, ontging mij volledig. Even later, wanneer zij haar sterfelijkheid aanvaardt, komen al haar exen aanzetten met een witte roos. Haar jongere alter ego, Krista (Tara Erraught), die zich reeds op het schild heeft gehesen van de rijzende operaster en Marty's dure pelsmantel reeds om de schouders heeft gehangen, houdt de Makropulos-formule stevig in de hand terwijl een ijsberglandschap over haar heen daalt tijdens de laatste maten. Scenografisch is dat een behoorlijk knullige oplossing.

Muzikaal was het een feest. Alles was aanwezig om de ware Janáček-fan tevreden te stellen : de gepunteerde ritmes, de geciseleerde motiefjes, de onpeilbare oermuziek die de Tsjechische volksziel laat opklinken, de rijke dynamisch schakeringen, de helderheid van de orkestklank, van sprakelend xylofoongetwitter tot bronstig klinkend koper. Het was de beste Janáček die ik ooit live gehoord heb en een magistrale finale werd het inderdaad met een weemoedige viola d'amore in de hoofdrol en extra kopers opgesteld in de zijloge. Hanus beweert dat de finale van De Zaak Makropulos het beste is wat ooit in het kader van de kunstvorm opera geproduceerd is geworden en ik heb geen zin om hem tegen te spreken.

Een jaar lang heeft Tomáš Hanus gestudeerd op het werk. Het resultaat van zijn studie heeft inmiddels zijn weg gevonden naar een nieuwe kritische uitgave die bij Bärenreiter zal verschijnen. Het werk van Charles Mackerras was geen kritische bronnenstudie, zegt Hanus in het programmaboek. Ze staat vol wijzigingen in instrumentatie en in de ritmische en harmonische notatie. Hij baseert zich ook niet op de autograaf, die niets meer was dan een eerste ontwerp van de componist maar op de versie die Janáček samen met de allereerste kopiist Jaroslav Kulhánek samenstelde en die de basis is geweest voor de première in Brno in 1926. Maar in haar ruwe versie is ze quasi onverteerbaar. Een dirigent moet de partituur van binnen uit verstaan, zegt Hanus en Janáčeks permanente veranderingen van tempo en atmosfeer die hij zelf nauwelijks aangeeft, naar eigen aanvoelen samensmeden tot een organisch geheel. Dat is hem uitstekend gelukt.

Janáček heeft waarschijnlijk nooit de ambitie gehad een precies uitgewerkte partituur af te leveren. Hij vertrouwde erop dat zijn leerlingen en latere generaties het precieser zouden omzetten, meent Hanus nog. Daarmee promoveert hij zichzelf tot de Janáček-expert die we in de gaten zullen moeten houden.

Geen opmerkingen: