woensdag 5 oktober 2016

Robert Carsen met The Turn of the Screw in Straatsburg (****)

THE CEREMONY OF INNOCENCE

Met "The Turn of the Screw" schreef Benjamin Britten één van de meest fascinerende opera's van de 20e eeuw. Je kan het er niet aan horen maar "The Turn of the Screw" is een opera die geschreven is met de linkerhand. In de herfst van 1953 was Britten immers ziek geworden door een acute aanval van bursitis in de rechterschouder. Het schrijven van "The Turn of the Screw", van de compositieschets tot de volledige handgeschreven partituur, was het resultaat van vier maanden hard werk, van eind maart tot begin augustus. Wanneer elk tafereel of elke variatie klaar was maakte Imogen Holst de zangpartituur klaar opdat die door de uitgevers zou kunnen gepubliceerd worden en de zangers zouden kunnen starten met de voorbereiding van hun rollen. Britten was zo zeker van wat hij wilde bereiken dat hij het aandurfde het begin van een tafereel reeds vrij te geven alvorens hij het slot ervan geschreven had. En dat is precies wat Richard Wagner hem 100 jaar voordien reeds had voorgedaan met "Tristan und Isolde".

"The Turn of the Screw", naar de novelle van Henry James, is geen psychoanalytische opera geworden. Net als James verkent de componist slechts het mysterie, balancerend op de grens tussen fantasie en werkelijkheid, zonder een oplossing te willen aanreiken. Net zomin als bij James komen we te weten waarom de kleine Miles van school is gestuurd. We zullen nooit de inhoud kennen van de onthullingen van de kleine Flora aan Mrs Grose tijdens haar laatste nacht op Bly. We zullen nooit echt weten wat er zich heeft afgespeeld tussen de kinderen en de geesten, nog wat ze van hen verwachten. De pijnlijke schuldbekentenis van Miss Jessel blijft een raadsel.
Bestaan de geesten echt? Is de gouvernante de enige die ze ziet? Zijn de kinderen wel onschuldig? Is de gouvernante onschuldig ? De geesten, als ze al bestaan, hebben ze kwalijke bedoelingen? Dat we als rationele toeschouwers in het ongewisse blijven, dat maakt de bijzondere aantrekkingskracht uit van het werk.

Met zijn proloog en 16 scènes, die eigenlijk allen een scènewisseling behoeven, is "The Turn of the Screw" ook een opera waar enige stagecraft aan te pas komt. In de handen van Robert Carsen krijgt het stuk een onmiskenbare cinematografische behandeling. De scènes openen en sluiten zich zoals het diafragma van een camera. De beelduitsnede doet soms denken aan filmmontage. De decors van het Victoriaanse landgoed Bly zijn verontrustend elegant, met grote deuren en vensters in diverse grijstonen. Laterale belichting zorgt af en toe voor spookachtige schaduwen.

Carsen laat de voogd, die we tijdens de proloog op video te zien krijgen, samenvallen met de verteller én met Quint. Daardoor lijken de geesten in eerste instantie een product van de oververhitte fantasie van de gouvernante.

Het sterkst is de laatste scène van het eerste bedrijf ("At night") met de eerste verschijning van de geesten. Het bed van de gouvernante hangt verticaal in de toneeltoren. Finn Ross voert ons virtuoos door haar erotische droom in mooie zwartwit beelden die over de hele breedte van het toneel zijn uitgesmeerd en herinneren aan de vroege Hitchcock. De kinderen zijn getuige van de erotische ontmoeting tussen Quint en Miss Jessel. Of is het de voogd en de gouvernante? Op dit punt aangekomen heeft de voorstelling een mooi crescendo doorgemaakt. Jammergenoeg herhaalt Carsen deze stunt niet in het tweede bedrijf. De geesten worden tastbaarder, al kan hij het zo aan boord leggen dat ze in de fantasie van de gouvernante kunnen blijven bestaan. Alleen al om de symmetrie had hij meer op video moeten inzetten in het tweede deel. Dat hij de gouvernante laat eindigen in een klassieke piéta-pose is dan ook enigszins teleurstellend.

De acteursregie was niet zo sterk als die van Jonathan Kent in Glyndebourne. Heather Newhouse legde voldoende nuance in de rol van de gouvernante. Anne Mason was een jonge Mrs Grose. "Dear God, is there no end?" kon ze niet het nodige gewicht geven.

Nikolai Schukoff paarde donkere sensualiteit aan zijn demonische looks. Hij zingt Quint virieler dan de meeste Britse tenoren die Peter Pears trachten na te bootsen. Cheryl Barker, ooit een coryfee van Carsens Puccinicyclus aan de Vlaamse Opera, laat af en toe een blatend vibrato horen als Miss Jessel.

De 12-jarige Philippe Tsouli als Miles zingt het Malo-lied intonatiezuiver en idiomatisch vrij correct. Het geweldige "Tom Tom, the Piper's son" mist punch, zowel in het orkest als in de kelen van de kinderen.

Patrick Davin en zijn 13-koppig solistenensemble uit het Orchestre Symphonique de Mulhouse leveren de partituur helder en transparant af. Met een mooie klank in de piano en kleurrijke accenten in de harp, celesta en gongs. Een speciale vermelding gaat naar de zwarte percussionist die zich als een vis in het water voelde tussen pauken, tempelklokken en xylofoon.

Geen opmerkingen: