© Birgit Hupfeld
VORWÄRTS UND NICHT VERGESSENLuigi Nono wordt weleens de “Orpheus van links” genoemd. Dat heeft hij te danken aan zijn levenslange collusie met het communisme. De val van De Muur en de implosie van de Sovjetunie heeft hij nog net kunnen meemaken. Hoe de socialistische utopie in de praktijk zich voordeed moet voor hem een verschrikking geweest zijn, meent regisseur Sebastian Baumgarten, zelf een ex-DDR burger. Daar ben ik zo zeker nog niet van aangezien Gutmenschen niet zo snel van hun morele superioriteitswaan afstappen. Bertolt Brecht was zijn leven lang niet in staat om de misdaden van Jozef Stalin te veroordelen. Als kunstenaar in Italië hoefde Nono de dwingende realiteit van het sociaal realisme niet te ondergaan zoals college Sjostakovitsj. Revoluties vreten niet alleen hun kinderen op maar ook hun kunstenaars. Anno 1975, het jaar van de compositie, dertig jaar na Orwells Animal Farm, moet het voor Nono toch duidelijk geweest zijn wat de marxistische utopie waard was. Maar hij laat zich liever inpakken door de gevleugelde woorden van Ernesto “Che” Guevara als “Die Schönheit steht der Revolution nicht entgegen”, waarmee het werk aanvangt. Wie de schoonheid van een revolutie wil zien moet de ogen sluiten voor al het vergoten bloed. Zou Nono in Schönbergs twaalftoonssysteem met zijn absolute gelijkwaardigheid tussen de tonen ook een vorm van communisme hebben gezien? Ik vermoed van wel.
“Al Gran Sole Carico d’Amore” is de enige revolutieopera van de 20e eeuw. Gelukkig maar. Niets veroudert zo snel als een revolutie.
Zelf noemt hij zijn opera een scènische handeling in twee delen. Daartoe doet hij aan cherry picking in de geschiedenis : van de Parijse Commune van 1871 over de Russische revolutie, de opstand van de Fiat arbeiders in Turijn van 1943, de revolutie in Cuba, het neerslaan van het Allende-regime in Chili tot de Vietnamoorlog in de jaren 1970. Rond tekstfragmenten van ondermeer Bertolt Brecht, Karl Marx, Maxim Gorki, Antonio Gramsci, Vladimir Lenin, Cesare Pavese schetst hij losse scènische taferelen rond moedige vrouwen met een revolutionaire geest: Louise Michel, Tania Bunke of de fictieve moederfiguren van Gorki en Brecht.
Waarom wordt “Al gran sole carico d’amore” zo zelden opgevoerd? De redenen zijn mijns inziens drieërlei. De eerste reden is : omdat zijn vervaldatum overschreden is. Het is één ding om onderdrukking en uitbuiting en het moedige verzet daartegen in een theatrale context te toonzetten, het is een ander wanneer dat uitdrukkelijk gebeurt in naam van een politieke ideologie -het marxisme met name- die in haar utopisch streven steeds maar weer opnieuw gefaald heeft. Dat het zogenaamde proletariaat het vandaag veel beter heeft is niet te danken aan het herverdelende marxisme maar aan de welvaart scheppende vrijemarkteconomie.
© Birgit Hupfeld
De tweede reden las ik s’anderendaags in een interview met Dmitri Tcherniakov : “Kunst muss uns packen, uns emotional involvieren. Wir müssen uns mit den Figuren auf der Bühne identifizieren können, wir müssen mit ihnen mitleiden, sonst funktioniert Oper nicht.” Met een anti-narratief bewustzijnstheater in de geest van Brecht is dat nauwelijks mogelijk. Zimmermann en Stockhausen zijn in die val niet getrapt.
Tertio. De koorpartijen zijn verwant met "Moses und Aaron", de solistenpartijen met “Die Soldaten” maar nergens haalt Nono het niveau van de beste stukken uit deze beide werken. Het is één ding om het harmonische systeem te dynamiteren, het is een ander ding om daartegenover een voldoend krachtige expressieve muziek te stellen, gebouwd met communistische noten, die het gemoed aanspreken. Tenslotte is het werk natuurlijk ook een uitdaging voor elk operahuis met zijn reuzenorkest, twee koren en 13 solisten. In Basel waar het koor de voornaamste scènische actor is wordt alles uit het hoofd gezongen.
In Jonathan Stockhammers goed gevulde orkestbak is het vooral de dialoog tussen het koper en het uitgebreide slagwerk, waaronder niet minder dan 10 pauken en 2 grote trommels, die de aandacht opeist. Andere instrumenten zoals de 5 contrabassen zijn nauwelijks te horen. Ook de electronische soundscape is een fascinerend onderdeel van de partituur.
Sebastian Baumgarten heeft Nono’s belerende scènes in aantrekkelijke revolutionaire tableaux vivants gegoten en verder geconcretiseerd met behulp van Chris Kondeks uitstekende video’s die van de voorstelling soms een hallucinogene trip maken. Wanneer de “Unterdrückungsmaschinerie” zich in beweging zet zien we mensen op de videowand vermalen worden als in een vleesmolen, het koor langzaam bedreigd worden door een naar beneden zakkende metalen mannenfiguur. Kunstige explosies in de soundscape sporen met instortende gebouwen op de videowand. Erg fraai allemaal. Het is de versmelting van video, soundscape, orkest en zang die van deze voorstelling een aantrekkelijke productie maken. De sopranen mogen geen hoogtevrees hebben en krijgen erg moeilijke intervallen en vocalises te zingen. Het koor is vaak indrukwekkend.
45 Jaar na de compositie van “Al gran sole carico d’amore” dringt een nieuwe revolutie zich misschien op want is menselijke hebzucht niet onuitroeibaar? Dit keer komt ze van de globalistische elites, de bankiers, de grootindustriëlen en de supranationale instellingen die zich bedienen van Marx en Gramsci om de mensheid in de boeien te krijgen. En dit keer op een globale schaal. Waar is de Nono van 2019 ?
© Birgit Hupfeld
Geen opmerkingen:
Een reactie posten