zondag 6 februari 2011

Parsifal in De Munt: een recensie (2)


De Parsifal van Romeo Castellucci is een grote ontgoocheling geworden. De gehanteerde werkwijze waarbij “alles” overboord wordt gegooid en een enscenering wordt geconcipieerd vanuit 100 keer naar het werk te luisteren, resulteert in een saaie voorstelling doch met een paar leuke plaatjes. Het knip- en plakwerk (vooral knipwerk) tijdens het repetitieproces kon blijkbaar niet opgevangen worden in een consistente visie van de regisseur. Ik voelde al nattigheid vóór de voorstelling: ik kon kop noch staart krijgen aan de teksten in het programmaboek van Castellucci en Di Matteo. En als de dramaturg dan nog iets poneert in de aard van “de eigenlijke gebeurtenissen komen tevoorschijn in de verbeelding van de toeschouwer”, dan gaan er bij mij, sinds Cassiers gelijkaardige woorden sprak over zijn Milanese Walküre, alarmlichtjes knipperen.

De eerste acte begint fascinerend. Je kijkt naar een bos met schitterende lichteffecten en de muziek is sterk (wat heel de voorstelling zo is). Het zijn magische momenten. Gurnemanz en zijn kompanen krijg je amper te zien. Hun aanwezigheid wordt gekenmerkt door wat lichtbundels uit zaklampen. Zoiets blijft niet boeiend; ook niet wanneer het gekruid wordt met een paar mysterieuze beelden zoals een ontdubbeling van Kundry of graalridders in ontbloot bovenlijf. Maar het idee is niet slecht: een graalgemeenschap die zich uit angst onzichtbaar maakt en daarvoor de techniek van camouflage kiest. Tijdens de Verwandlungsmusik van de eerste acte schudden ze een werkelijk prachtig plaatje uit de mouw wanneer het bos transformeert en je even een blik kan werpen in de diepe kosmos (Zum Raum wird hier das Wald?).Wanneer de graalridders opkomen, wordt gesuggereerd dat het kasplantjes zijn waar al duchtig in gesnoeid is. Kasplantjes die overbeschermd zijn en worden gekweekt, geforceerd tot ze klaar zijn om gesnoeid te worden. Je kan dit allemaal wel als een interpretatie zien die misschien nog wat steek houdt, maar tekst en muziek van deze scène hebben een potentieel tot prachtige sacrale momenten, los van christendom of boeddhisme, en dat wordt in dit concept allemaal ter zijde geschoven ten voordele van wat geklungel met schijven. Enkel het zwarte gat dat uit Amfortas braakt - het wereldwaanse omnachte - is relevant, maar krijgt helaas in tweede of derde acte geen tegenhanger of vervolg.

De tweede acte vangt dubieus aan. Een klinisch wit laboratorium waarin mensen letterlijk in allerlei bochten gewrongen worden. In combinatie met de opsomming van giffen en ander dodelijks, moest ik hier wél meteen aan het labo van Dr. Mengele denken – iets wat Castellucci volgens zijn tekst absoluut niet wilde aanreiken. Wanneer de bloemenmeisjes het veld geruimd hebben en Kundry Parsifals voorgeschiedenis uit de doeken doet, staat hij maar wat rond een spiegel te draaien. Waarschijnlijk te interpreteren als het opdoen van zelfkennis. Maar tegelijk heeft Kundry het symbool van kennis, van de twee zijden van kennis, rond haar rechterarm kronkelen en wordt daar niets mee gedaan. Vlak voor de kus wordt het koppel met projectietechnieken ontdubbeld en de filmbeelden tonen Parsifal en Kundry in een heftig liefdesspel. Maar, nog steeds in die beelden, staat Parsifal na afloop op, kijkt nog eens om en wandelt weg. Mij ontgaat de meerwaarde hiervan totaal. Dat is nu eens iets wat je aan de verbeelding van de toeschouwer kan overlaten en dat krijgen we wel op ons bord. Wanneer de verleidingspoging het hoogtepunt nadert, staat Kundry zeer braafjes achter Parsifal, er goed op lettend dat ze hem niet stoort bij het knoopjes losmaken. “Je moet dit interpreteren in een spirituele ruimte waar andere wetten gelden” zo wordt dit verklaard. Fysieke verleiding gebeurt voor mij nog altijd in deze tijdruimte waar Schopenhauers wil zich op zo een moment op zijn sterkst manifesteert. Als je deze scène naar een “spirituele ruimte” brengt, is het in tegenspraak met de tekst en muziek. En voor meer details rond deze overgang verwijzen we naar Tristan und Isolde.

Met de derde acte waren problemen tot een paar uren voor de generale, leert ons de blog van Andrew Richards. De grote finale die Romeo Castellucci voor ogen had, was technisch blijkbaar niet haalbaar. Dat is natuurlijk jammer. Wat ervoor in de plaats komt, is nogal eentonig. Onze verlosser heeft het graalsgebied weten terug te vinden en wordt er verwelkomd door Gurnemanz. Zo een verlosser brengt altijd wel wat fans mee. De eersten verschijnen wanneer hij in het graalsgebied aankomt. Wanneer hij zijn eerste daad stelt – het dopen van Kundry – is de menigte al sterk aangegroeid. Is het omdat de parallellen met het Nieuwe Testament dan te duidelijk zijn, dat we het op de scène niet te zien krijgen? Op weg dan - veel te vroeg - met de hele bende. Jammer dat de “Karfreitagszaubermusik” geen mars is. Hier laat Castellucci het jammer genoeg na om deze transformatiemuziek te paren aan de menigte die zich in beweging zet. De daarna volgende scènes lijken sterk op elkaar. De protagonisten Amfortas, Gurnemanz en andere graalridders zitten midden in de massa volgelingen. Ze wringen zich naar voren of worden opgetild om wat zichtbaar te zijn. Maar wat doen ze daar in hemelsnaam? (Ik vermoed dat men probeerde op twee niveaus te spelen: op het toneel loopt de massa onder aanvoering van Parsifal en op een platform daarboven situeren zich Amfortas en de anderen. Iemand die weet hoe het er had moeten uitzien?). En dat duurt allemaal zo lang. Gelukkig zijn orkest en zangers in topvorm.Uiteindelijk wordt Amfortas genezen en wordt hij met zijn graalgemeenschap opgenomen in de maatschappij (had zeer mooi kunnen zijn met twee niveaus). Zo wordt deze gemeenschap tenminste verlost. Maar de mensheid (waar ineens het publiek ook bijgerekend wordt)? Nee, daar blijkt ook Parsifal te licht voor. En zo geeft Castellucci “Erlösung dem Erlöser” wel weer een nieuwe interpretatie: Parsifal wordt verlaten door z’n fans – verlost van zijn zelfopgelegde missie. Voor hen heeft-ie gefaald. Op naar de volgende… .Helaas is dit allemaal niet in overeenstemming met de muziek waarin je de onthulde graal triomfantelijk hoort stralen.

Wat moeten we besluiten? Niet vertrouwd zijn met de materie van Wagner komt het werk op de scène niet ten goede. Je mag dan al tabula rasa maken, tekst en muziek staan er en je kan ze niet flagrant tegenspreken. Zelf had ik gehoopt op een voorstelling die onderzocht hoe Parsifal in onze tijd nog relevant is. Een voorstelling die antwoorden gaf of toch ten minste een visie uitdrukte. Wat Schlingensief in Bayreuth op het toneel zette, vond ik in de goede richting gaan.

En nog volgende vaststelling: de keuze van de dirigent werd blijkbaar bepaald door de criteria van de regisseursselectie te inverteren (of omgekeerd, je begrijpt het wel). Hoe meer wagnerervaring een dirigent, hoe beter. Haenchen’s wagnerreputatie is onberispelijk. De man corrigeert de wagnerpartituren en maakt weldoordachte keuzes voor de tempi. Zijn CV is indrukwekkend en in de zaal heeft-ie mij nog niet teleurgesteld, integendeel. Niemand zou het in z’n hoofd halen om dit werk aan een nieuweling in het wagneroevre toe te vertrouwen. Waarom dan wel met de regisseur?

Enfin, Castellucci is een reine dwaas die nu even de Graal gezien heeft, maar nog niets heeft begrepen. Voor mij heeft hij, zoals von Eschenbachs Pazival, geen vraag gesteld. Hij kan nu op weg naar z’n Kundry. Ik kijk ondertussen uit naar wat Pierre Audi met het werk in Amsterdam zal aanvangen.

Geen opmerkingen: