zondag 31 mei 2015

Graham Vick met LE ROI ARTHUS in Parijs (****)


VAN DE MIER EN DE GROTE ROLLENDE STEEN

Ernest Chausson vergeleek zich wel eens met een mier die op haar weg een grote rollende steen tegenkomt. Die rollende steen was Richard Wagner. Componeren in de schaduw van de meester van Bayreuth was hard labeur. Chausson laat daarover geen misverstand bestaan : "Wagner me hante maintenant terriblement. Je le fuis tant que je peux, mais j'ai beau fuir, il est toujours là, près de moi, me guettant très méchamment et me faisant écrire des tas de choses que j'efface. J'en suis sérieusement ennuyé. Il faut pourtant y échapper, à ce diable d'homme. C'est une question de vie ou de mort" schrijft hij aan zijn vriend, de schilder Henri Lerolle. Tien jaar heeft hij nodig om Le Roi Arthus te voltooien.

Eens de laatste noten op papier staan kan hij zijn lijdensweg beginnen om het werk gespeeld te krijgen. Kenschetsend is de reactie die hij ondervindt bij een auditie in Dresden: "La cause du malheur est la parenté avec Tristan. Je ne le nie pas. Il me semble pourtant qu'il y a des différences capitales. On n'a pas voulu les voir. Dans ces conditions ce n'est que pour la forme qu'on m'a demandé de montrer un peu ma musique". Chausson zal zijn werk bij leven nooit opgevoerd zien.

Vier jaar na zijn prematuur overlijden (1903) beleeft het werk dan toch zijn première in Brussel, de thuishaven van het Franse Wagnerisme. Die kan rekenen op de gunst van pers en publiek en een jaar later staat het werk, blijkens een enquête, nog altijd in de Top-4 van het Brusselse publiek. Daarna verdwijnt het voor lange tijd in de kast.

Heeft het werk ondertussen de status van "ouvrage injustement négligé" verworven, met deze opname in het repertoire van de Opéra Bastille lijkt de rehabilitatie van Le Roi Arthus nu toch wel definitief ingezet. Waarom moest dit zo lang duren, vraagt Alain Duault zich af? Your guess is as good as mine.

Musicologen die Chausson een warm hart toedragen zullen Le Roi Arthus steevast verdedigen tegen de invloed van Wagner. Dat is nergens voor nodig. Niettegenstaande de partituur bol staat van de bijna-citaten uit Parsifal, Tristan und Isolde, Götterdämmerung, Siegfried, Das Rheingold, valt ze toch perfect te verdedigen : de muziek is voortreffelijk, ze weet te verleiden en waar nodig dramatische spankracht te ontwikkelen, ze dient de handeling en ze zweet niet. Wie Wagner van teutoonse langdradigheid verdenkt riskeert er zijn gading in te vinden en de Wagnerkenner kan zich uitleven in het ontdekken van alle Wagnerreferenties. Uiteindelijk blijft er nog veel Chausson over. Om maar te zeggen, Le Roi Arthus is een partituur die weet te boeien van de eerste tot de laatste maat. Er zijn originelere werken in het repertoire waarvan ik dat niet zou durven beweren.

Een zicht op de toren van Glastonbury bepaalt het openingsbeeld. De soldaten, net terug van hun zegetocht tegen de Saksen, muteren in een oogwenk tot bouwvakkers of domestikeren zich tot "family men". Uit de catalogus van Castorama hebben ze een prefab huisje geplukt dat ze voor koning Arthus en zijn vrouw Genièvre in mekaar steken. Het huisje is omcirkeld door zwaarden. Het is de enige referentie die we te zien krijgen van het utopische ideaal van de Ronde Tafel.

Voor Graham Vick was het heroprakelen van de middeleeuwse Arthur-legende geen optie : "La mythologie est là pour rapprocher de nous les grandes questions, c'est la fonction des mythes. Il serait donc absurde de les éloigner de notre réalité plus que nécessaire en se concentrant sur l'Angleterre mediévale".

En dus is alle geweld en oorlogssymboliek grotendeels uit het stuk geweerd. Vick zit hiermee op één lijn met zijn landgenoot Richard Jones die een vergelijkbare stunt uithaalde met Lohengrin in München. De afdaling van het mythologische naar het kleinburgerlijke, tot in de zeer herkenbare details, leverde toen deels erg goede resultaten op. Dat is ook hier het geval. Terecht merkt Vick op : "One ne peut donc pas mettre en oeuvre cet opéra comme une fresque d'aventures épiques, il faut trouver d'autres moyens de raconter cette histoire. Il ne peut s'agir d'actualiser l'action, de la transposer dans l'Europe contemporaine, parce que l'action n'est pas ici la clef du contenu."

Anders uitgedrukt: hoewel de neergang van het ideaal van Arthus het eigenlijk thema is van de opera, wordt driekwart van de handeling gespendeerd aan de overspelige driehoeksverhouding. Vick doet er zijn voordeel mee en net zoals Richard Jones vermijdt hij daarmee de bloedloze acteursregie van meer tekstgetrouwe interpretaties. Als pubers laat hij de geliefden over het grasveld dollen en minnekozen op een rode sofa. Roberto Alagna en Sophie Koch zijn geloofwaardig als koppel en hun spel is intens. Wie dat geen prestatie vindt moet mij maar eens een "Tristan und Isolde" noemen waarin dit wel het geval is. Sinds Waltraud Meier en Siegfried Jerusalem heb ik er geen meer gezien.

In globo blijft Vicks enscenering daardoor overeind maar ze laat even goed een aantal wensen open. Dat het werk ontstond in het tijdsgewricht tussen de 19e en 20e eeuw, en dus verankerd is in de kunststroming van zijn tijd, het symbolisme, daarover houdt Vick de lippen stijf op mekaar. Is het realiseren van de kunstdroom van het symbolisme met eigentijdse middelen niet een slimmere uitdaging voor een regisseur en een scenograaf ?

In deze onttoverde wereld vol hedendaagse anekdotiek gaat de spirituele dimensie van Arthurs queeste natuurlijk roemloos ten onder. Ook het spel met het fantastische (de verschijning van Merlijn als een soort Erda) vindt daarin geen plaats. De finale apotheose, ondersteund door het hemelse koor, die Arthus, na het dumpen van Escalibor, moet transfigureren naar hogere sferen, laat de regisseur over aan de verbeelding van de toeschouwer. Tja, dat valt allemaal wat mager uit.

Is Philippe Jordan misschien de meest stijlvolle dirigent op deze aardkloot? Het is altijd een plezier om hem aan het werk te zien. Met de bijzondere affiniteit die hij met het werk te lijkt te hebben stapt hij in de sporen van zijn vader. Armin Jordan was de eerste om het werk op te nemen voor Erato in 1986. Dit was mijn derde ervaring van Le Roi Arthus in het theater en in muzikaal opzicht was dit zondermeer de allerbeste. De verantwoordelijkheid van de dirigent is in dit geval niet gering want Chausson heeft zijn werk nooit kunnen horen en heeft dus ook geen correcties ten aanzien van dynamiek of orchestratie kunnen doorvoeren.

Heeft deze productie de vloek die rust op het werk niet op overtuigende wijze kunnen opheffen, dan heeft ze toch de verdienste de partituur gerestitueerd te hebben in al haar zinnelijkheid. De charme van de Franse declamatie, het behaagzieke spel met kleuren in het orkest, de luchtigheid van de orkestklank, de sfeerscheppende klankschilderingen met o.a. de basclarinet: het zijn enkele van de onwagneriaanse wezenlijke kenmerken van dit werk.

De tempi waren aan de trage kant zonder ooit te slepen. Sommige erg trage passages zoals het tussenspel van het eerste bedrijf of de zelfmoord van Genièvre stonden stijf van de spanning.

Bekommerd om de dynamische verhouding tussen orkest en scène laat Jordan zijn manschappen slechts zelden erg luid uithalen. Toch dringen de stemmen van de meeste solisten niet door tot in de kern van het auditorium. Dat ligt niet zozeer aan de gebrekkige projectie van de solisten als aan de catastrofale akoestiek van "La Grande Boutique". Vijf camera's in de zaal lijken erop te wijzen dat een dvd opname zal volgen. Ik ben benieuwd hoe dat zal klinken.

Van al de solisten kon Roberto Alagna de beste projectie voorleggen. Zijn intonatie is niet altijd loepzuiver en de uitvluchten in de hoogte verlopen al eens moeizaam. Maar verder kon zijn interpretatie van deze door stijgend schuldbewustzijn tot wanhoop gedreven Lancelot als exemplarisch gelden. Hij beschikt immers over het stralende timbre dat hoort bij het personage en zijn dictie is nagenoeg perfect. Zijn sympathieke zelf en zijn theaterinstinct doen de rest.

"Verwacht van mij geen Brünnhilde", zo waarschuwde Sophie Koch lang op voorhand. Ze wist precies waar ze te kort zou schieten. Genièvre, zo lijkt het mij, moet toch minstens door een lyrisch-dramatische sopraan (type Isolde) worden gezongen. Haar spel was geëngageerd maar tegelijk ook een beetje braaf, iets te weinig de destructieve zondares die alle moraal opzij zet voor blinde passie.

Bij Thomas Hampson gaan innerlijke adel en intelligente tekstarticulatie hand in hand. Zelfs met leren jekker en tuinbroek kan hij je doen geloven dat hij een charismatische leider is bezield door een politiek ideaal. In mezza voce modus geraakt hij met moeite over de orkestbak. Vocaal krijgt zijn partij pas allure in het tweede bedrijf, tijdens zijn monoloog en het duet met Merlin. Verscheurend is zijn finale monoloog, ontroerend het finale duet met Lancelot.

Peter Sidhom leverde een heel gave Merlin af en met Stanislas de Barbeyrac als Lyonnel en Cyrille Dubois als Laboureur waren ook de kleine rollen uitstekend bezet.

Le Roi Arthus is live te bekijken op Mezzo (voor abonnees) en op Culturebox (voor fans van streaming) op 2 juni om 19u30.

Geen opmerkingen: