woensdag 14 oktober 2015
Barrie Kosky met WEST SIDE STORY in Berlijn (*****)
EEN DIEP TRAGISCHE OPERA COMIQUE
Bernsteinbiograaf Humphrey Burton meent dat Leonard Bernstein veel van zichzelf in Richard Wagner heeft herkend, vooral de creatieve persoonlijkheid en het ego. Bernsteins analyse van Wagners persoonlijkheid is niet onaardig wanneer hij zegt: "Some of us grow up more succesfully than others. I have the feeling that Wagner never grew up in this sense, that he retained all his life that infantile feeling of being the center of the universe."
Ongetwijfeld moet Leonard Bernstein zich herkend hebben in het beeld dat Wagner van de impotente joodse kunstenaar ophangt in "Das Judenthum in der Musik". Voor de ernstige muziek die hij trachtte te schrijven kreeg hij nooit erkenning. Het bleef zijn levenslange frustratie. "I hate Wagner but I hate him on my knees", placht hij weleens te zeggen. Hoe is het mogelijk, zo vroeg hij zich luidop af, dat een jood als hijzelf zo'n diepe liefde kon voelen voor een componist die zo antisemitisch was als Wagner?
Om de paradox van zijn stelling te ontleden nam hij in mei 1985 een Weense filmploeg mee naar het schrijn van de psychoanalyse, het Freud museum in de Berggasse 19. Hier, in Freuds consultatiekamer, voerde hij 55 minuten lang een gesprek met zichzelf. Hij koesterde de vage hoop dat de film de Israeli's ervan zou kunnen overtuigen uitvoeringen van Wagner door de Israel Philharmonic toe te laten maar hij raakte zodanig met zichzelf in de knoop dat een bevredigende conclusie uitbleef. De ruwe onafgewerkte film heeft de archieven van Unitel nooit verlaten. Impliciet toont deze anekdote aan dat hij Wagner in zijn jodenkritiek grotendeels gelijk heeft gegeven.
Bernstein wilde Siegfried zijn maar net als Gustav Mahler, voor wiens rehabilitatie hij een kapitale rol heeft gespeeld, had hij zich in een zelfrelativerende bui een Mime kunnen noemen. Gelukkig voor ons heeft Mahler zijn operaprobeersels tijdig aan het haardvuur toevertrouwd en heeft Bernstein zich met succes met het musicalgenre ingelaten.
Joodse componisten hebben voor de opera weinig betekend maar in de operette (Kalman, Abraham, Offenbach) en zijn Amerikaanse variant, de musical, (Berlin, Rodgers en Hammerstein, Gershwin) zijn ze bijzonder succesvol gebleken. Zeg niet zomaar musical tegen West Side Story. Het werk overstijgt zijn genre moeiteloos en is zondermeer een meesterwerk van het theater. Muzikaal is het niet opgetrokken uit die melige pap die we doorgaans met musicals associëren. De geest van Stravinsky waart door de partituur en de droomsequens na "Somewhere" geeft voor zijn tijd behoorlijk moderne muziek te horen. Overbekende nummers als "Maria" en "Tonight" zijn gewoon niet kapot te krijgen. Ze lijken wel popsongs maar benodigen ook de skill van geschoolde zangers. Want wie heeft "Maria" ooit beter gezongen dan Jose Carreras? Operazangers moeten alleen uitkijken dat ze niet in de val trappen uit te pakken met hun superieure techniek.
Tekstschrijver Arthur Laurents heeft zich bij zijn bewerking van Shakespeare's "Romeo and Juliet" dicht aan het origineel gehouden maar het slot heeft hij ingrijpend veranderd. Niet het noodlot of de jarenlange vete tussen twee rivaliserende families zullen de dood veroorzaken van enkele jonge mensen, noch zal hun dood de fatale vete uitwissen. Het zijn pure racistische vooroordelen die de dood van Riff, Bernardo en uiteindelijk ook Tony zullen veroorzaken. West Side Story eindigt als een tragische opéra comique, zegt Barrie Kosky, een beetje zoals Bizets Carmen. Dat einde is van een Wagneriaans pessimisme en pekzwart : Maria overleeft; ook zij heeft nu geleerd te haten en al de rest is: stilte.
Daarmee is West Side Story geen echte musical; daarvoor zou het een happy-end behoeven. Het is ook geen opera van Wagneriaanse snit; dat zou een bevrijding in de dood behoeven. En het is al helemaal geen draak uit het belcanto; Maria zou dan moeten eindigen als een waanzinnige.
West Side Story liep na de première in 1957 zo'n 2 jaar lang aan één stuk door op Broadway, met 772 voorstellingen waarna de productie een jaar lang op toernee ging door de US om terug te keren naar New York in 1960 voor een verdere reeks van 253 voorstellingen. In 1961 zal dan de met 10 oscars bekroonde verfilming volgen van Robert Wise. Het zijn cijfers waar een operacomponist enkel kan van dromen. Toch betekende het het einde van de musicalcarrière van Bernstein. Kort na de première werd hij muziekdirecteur van de New York Philharmonic. Tot op vandaag kan je de regelmatig rondtoerende Broadwayversie zien van het stuk, compleet met het brandtrappendecor uit de film en de choreografie van Jerome Robbins.
Nooit staat een nieuwe productie van West Side Story op de affiche van enig operahuis. Behalve dus in de zeer breed programmerende Komische Oper van Berlijn, een traditie die in feite teruggaat tot Walter Felsenstein. Dat heeft ook een praktische reden. De oorspronkelijke choreografie van Jerome Robbins is auteursrechtelijk beschermd maar Barrie Kosky wist de toestemming te verkrijgen van de erven en nam de Oostenrijkse choreograaf Otto Pichler onder de arm.
Zowel de acteursregie van Kosky als de vernieuwde choreografie van Pichler zijn ronduit fantastisch. Er is geen decor, alleen licht dat een stedelijk milieu suggereert en de lichamen van een goed geolied team dat kan dansen, zingen en acteren. Alle dansnummers zijn geweldig, soms in de mist, soms tussen discoballen zoals op het dansfeest. Telkens is het toneel sfeervol uitgelicht door Franck Evin. Doc rolt af toe een fruitstandje op het toneel. De Jets dragen hemden, de Sharks zijn shirtloos en beschilderd met extravagante tattoos. Hun acts zijn deels straight, deels gay. Iedereen zingt met microfoon. De overbekende nummers werden gezongen in het Engels, de dialogen gaan in het Duits en dat werkte zeer goed.
Maté Geyenei als Bernardo, Daniel Therrien als Riff, John Baldoz als Chino en Sarah Bowden als Anita zijn allemaal even voortreffelijk in hun spel als in hun dansnummers. De dansers staan voor de ruwheid van de straat en bezitten ongeschoolde stemmen. Tony en Maria, als het verliefde koppel, hebben geschoolde stemmen en dat is voor dit stuk de juiste mix gebleken.
Het werken met licht laat bliksemsnelle scènewisselingen toe, soms op de maat van een paukenslag. Ook het draaitoneel wordt effectief gebruikt zoals in het beklemmende slot van het eerste bedrijf wanneer de lijken van Riff en Bernardo langzaam ronddraaien op de tonen van een nachtelijke kerkklok en een tremolerende xylofoon. Het is een beeld dat zich zal spiegelen in de finale wanneer de gebroken Maria zich over het lijk van Tony stort.
Johannes Dunz als Tony is geen geschoolde zanger in tegenstelling tot Tansel Akzeybek van de eerste bezetting, die deze zomer nog in Bayreuth te horen was als zeeman/herder in Tristan und Isolde. Dat wreekt zich al eens op het vlak van de intonatie en bij het terugnemen van de stem of de overgang naar kopstem. Maar in zulke doorleefde vertolking als deze zijn het haast details. Hij lijkt overigens ook geweldig op Richard Beymer die Tony speelde in de film van Wise.
Alma Sadé als Maria scoorde wat beter wat dat betreft al is de stem beperkt tot soubretteachtige rollen. Als verliefd koppel zijn Tony en Maria bijzonder geloofwaardig en dat is zondermeer de verdienste van de regisseur.
Sarah Bowden als Anita speelt erg temperamentvol en sexy, als personage is ze een kapitale aanwinst voor het stuk, ook al is ze met haar leugen de directe aanleiding tot het drama. Als enige weet ze haar racistische vooroordelen te overwinnen en het koppel te helpen in hun fatale keuze. Door de Jets wordt ze verkracht. Daarna kan ze alleen nog haten.
Kristiina Poska leidde het orkest doorheen erg mooie climaxen zonder ooit te luid te klinken. Vooral het koper maakte grote indruk. De balans was steeds in orde. Ongeveer 60 muzikanten namen plaats in de orkestbak. Het uitgebreid slagwerk waaronder 4 pauken, xylofoon, marimba, gong, grote trom, een jazz drumkit, bongo's, piano zorgde voor alle vereiste ritmische precisie. Muzikaal maar ook scènisch was dit veel sterker dan de Broadwayversie die ik vorig jaar in Dresden zag met naar schatting 25 man in de orkestbak.
Wat Barrie Kosky hier te zien gaf doet het beste verhopen voor "Die Meistersinger von Nürnberg" in Bayreuth. Het kan ook zijn dat hij als joodse regisseur wraak zal proberen te nemen op Wagner. In het politiek correcte Bayreuth zou hij daar nog mee wegkomen ook. Als hij het maar met stijl doet.
Misschien kan Opera Vlaanderen, dat programmatorisch dicht aanleunt bij de Komische Opera, ook eens wat breder programmeren en enkele goede operette's in huis halen, liever dan irrelevante miskleunen als "La Juive". Voor Sidi Larbi Cherkaoui moet West Side Story een geweldige uitdaging zijn, toch? En we hebben toch een netwerkende joodse intendant die voor het auteursrecht kan zorgen?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten