zondag 3 april 2016

Anthony Minghella met Madama Butterfly in New York (*****)


Kristine Opolais, Roberto Alagna © Marty Sohl/Met

THE AMERICAN (BAD) DREAM

Anthony Minghella's Madama Butterfly uit 2006 is een productie die gemaakt lijkt voor een groot en risicoafkerig operahuis als de Metropolitan. Het is het soort productie dat de Met onmerkbaar de 21e eeuw binnenloodst, visueel opulent zoals de producties van Franco Zeffirelli maar zonder diens edelkitsch en scenografische overkill, gedreven door een rechttoe rechtaan romantiek die, in de handen van Kristine Opolais en Roberto Alagna, het stuk bijzonder efficiënt naar zijn tragisch einde voert.

Roberto Alagna speelt Pinkerton als emanatie van the "american dream", een boze droom want imperialistisch en erg lichtzinnig. Operaminnend Amerika hoeft zich desondanks niet gechoqueerd te voelen want van empathie blijft hij niet verschoond : in de slotmaten stort hij in mekaar. Voor Kate Pinkerton zullen het moeilijke jaren worden.
Kristine Opolais toont zich rijper dan de naïeve 15-jarige die Puccini opvoert in het eerste bedrijf. Ze ageert met de vrouwelijkheid haar eigen en is totaal geloofwaardig in haar passionele overgave aan de liefde. De zwakke Yamadori heeft bij haar geen schijn van kans.

Het liefdesduet is het vanzelfsprekende hoogtepunt van het eerste bedrijf, visueel omkaderd door een geschikte choreografie met papieren lantaarns en een stortregen van bloemblaadjes uit de toneeltoren.

Opolais presteert uitstekend in haar grote aria van het tweede bedrijf, "Un bel di". Hoe de partij met zijn vele pianissimi en mezza voce gedeelten geklonken heeft in het immense auditorium van de Met is een vraag die ik mij stel. Deze cinema relay liet alvast niets te wensen over, Opolais klonk kristalhelder en perfect in balans met het orkest. Zoals ze zelf toegeeft ligt de partij hoger dan Manon Lescaut en dat gaat haar merkelijk beter af. De voordracht was dan ook bijzonder gaaf, de slank gevoerde stem paste bij het personage, het eerder koele timbre stoorde nauwelijks.

Het spel met de verschuifbare papieren wanden en de opkomst van diverse groepen via een trap in de achtergrond was een vondst die aanzienlijk bijdroeg tot de adembenemende esthetiek van Michael Levine's scenografie. Onnodig te vermelden dat de camera hier zijn voordeel mee deed en talloze bloedmooie plaatjes wist te schieten.

Maria Zifchak als Suzuki was een monument van ontroering. Dwayne Croft zong en speelde een geschikte, empathische Sharpless.

Het verwachtingsvolle koor dat het tweede bedrijf neuriënd besloot, stond stijf van de spanning. Het intermezzo toonde een choreografie van een danser en een pop. De enige reserve geldt ten aanzien van Cio-Cio-Sans zoontje die als pop werd opgevoerd. De culturele referentie aan het Japanse bunraku theater is duidelijk en de manipuleerbaarheid van de pop is groter dan die van een driejarige knaap maar een pop wekt geen emotie op. Cio-Cio-Sans zoontje kon daardoor nooit het belangrijke nevenpersonage worden van het derde bedrijf zoals het is bedoeld. Het belette Opolais evenwel niet om heroïsch ten onder te gaan in een verschroeiende finale.

Geen opmerkingen: