zaterdag 25 juni 2016

Robert Carsen met Don Carlo in Straatsburg (****)

Stephen Milling als Filippo © Klara Beck

SIC TRANSIT GLORIA MUNDI

Het is een genadeloze machtspoliticus, zonder de minste scrupules, gehuld in het habijt van een geestelijke, die Verdi opvoert als de Grootinquisiteur in Don Carlo. Hij is zelfs niet te beroerd om te dreigen met de brandstapel ten aanzien van de hoogste representant van de wereldlijke macht: "Alles moet zwijgen om het geloof te verheffen", sneert hij tijdens het verbaal duel met de koning. Wat Verdi hier toont is in de kern een fundamentalistische opvatting van politiek. Het is goed te beseffen dat de anticlericalist in hem een loopje neemt met de historische realiteit: de inquisitie was slechts een werktuig van de koninklijke politiek. De politieke onafhankelijkheid van de Spaanse monarchen was onaantastbaar. Een krachtmeting tussen koning en inquisiteur zoals bij Verdi was ondenkbaar in het Spanje van de zestiende eeuw.

Robert Carsen gaat nog verder dan Verdi in het uitdiepen van de collusie tussen kerk en staat. Was het de politieke actualiteit die hem ertoe bewoog om van de confrontatie tussen koning en inquisiteur de centrale scène van het stuk te maken? Kijk hoe godsdienst, eens ze verweven is met macht, een bloedspoor trekt doorheen de geschiedenis, lijkt hij te zeggen. Filippo is weinig meer dan de handpop van de Grootinquisiteur. Dat zijn "Tais-toi, prêtre" niet op een status quo in de machtsverhoudingen duidt, wordt pas duidelijk in de slotscène.

Carsens lezing is uiterst cynisch en pekzwart. Zo ook de koker die Radu Boruzescu heeft ontworpen, sfeervol belicht door Peter Van Praet. Voor de akoestiek bleek dat niet nadelig te zijn ondanks de diepte. Deuren en vensters openen zich volgens behoefte. Is de koker hermetisch gesloten dan biedt hij een vals gevoel van geborgenheid aan de gefrustreerde antiheld die door Carsen als de tweelingsbroer van Hamlet wordt opgevoerd. Kijkt hij in de ontzielde ogen van een doodshoofd dan spookt "Something rotten in the state of Spain" allicht door zijn hoofd.

Het vanitas-thema, erg populair in de schilderkunst van de zestiende eeuw, is ook aanwezig in de vertrekken van de koning. Op zijn bureau treffen we hetzelfde doodshoofd aan naast de voorspelbare wereldbol.

Het romantisch/utopische moment in het stuk - het duet waarbij Don Carlo voor het laatst zijn kans waagt en Elisabetta zich secondenlang overgeeft aan de zoete herinnering van Fontainebleau in een veld van witte lelies- is misschien de meest gelukte scène van de avond. Ze moet ons het gemis van het bedrijf in Fontainebleau doen vergeten. De Opera du Rhin speelt immers de versie van Milaan in 4 bedrijven.

Een deel van de autodafe wordt ingeruild voor het ritueel kleden van de koning, eerst met religieuze en vervolgens met koninklijke symbolen, de verwevenheid van kerk en staat minutenlang demonstrerend. De autodafe eindigt met een boekenverbranding. Voor de Vlaamse afgevaardigden eindigt de opera met een nekschot. De handlangers van de Grootinquisiteur dragen hun soutane als een uniform, met het wapen zijn ze even vaardig als met het kruis. Het beangstigende en tegelijk karikaturale is dat ze vestimentair in niets verschillen van de medewerkers van Jozef De Kesel.

Over de morele autoriteit van de koning laat Carsen weinig twijfel bestaan. Tot tweemaal toe zien we hem zijn minnares Eboli ontvangen. Elisabetta zingt "Tu che le vanità" te midden van 20 doodskisten, alsof het het Holocaust Memorial van Berlijn betrof.

De eigenlijke coup de théâtre reserveert Carsen voor het slot. Immers, hij laat de koning en zijn zoon terechtstellen door de handlangers van de Grootinquisiteur. Zwart is ook de ziel van Posa. Zijn terechtstelling was opgezet spel. Tijdens de granieten slotakkoorden zien we Posa in vol ornaat de honneurs waarnemen als nieuwe monarch of beter de nieuwe handpop van de Grootinquisiteur. Een lezing die brandhout maakt van één van de meest nobele personages uit de operaliteratuur is erg cynisch. Was het idealisme en de onwankelbaar gewaande vriendschap van de markies al die tijd geveinsd? Deze "game of thrones" die zich binnen de tijdsspanne van luttele seconden ontrolt, doet naar lucht happen. Is dit het werk van een vermoeide regisseur die vooral de eigen voorspelbaarheid wil doorbreken?

Carsen heeft een punt wanneer hij beweert : "Il accepte très rapidement de devenir l'espion du roi et de surveiller Elisabeth et Don Carlo. Pourquoi? Ce n'est pas très clair mais la question des motivations de Rodrigue est récurrente dans l'ouvrage et mérite notre plus grande attention. Don Carlo se trouve à plusieurs reprises obligé de demander à Rodrigue s'il peut vraiment avoir confiance en lui, s'il est vraiment son ami. Rodrigue est le personnage le plus ambigu de l'oeuvre: il connait les secrets de tout le monde, et jongle très habilement avec les situations de pouvoir. Par idéalisme ou par motifs personnels, ou les deux?"

Daarvoor moet hij dan wel Rodrigo's terechtstelling faken. Het dodelijk schot dat hem treft in de kerker heeft hem tot nader order altijd buiten verdenking gesteld.

Daniele Callegari heeft het Orchestre Philharmonique de Strasbourg in een zeer gecontroleerde houdgreep. Hij schuwt de grote dynamische bewegingen maar zorgt er anderzijds goed voor dat het klankbeeld in dynamisch opzicht nooit ondervoed geraakt. Deze zangersvriendelijke lezing stond duidelijk ten behoeve van de erg homogene cast.

Stephen Milling kan zijn natuurlijke autoriteit ten gelde maken in rollen als Filippo. Dat lukte hem meteen vanaf de eerste maat. "Ella giammai m'amo" was wat onevenwichtig. Aan Feruccio Furlanetto geef ik nog steeds de voorkeur vanwege de meer uitgesproken italianità.

Gaston Rivero als Don Carlo was niet altijd een toonbeeld van intonatiezuiverheid maar wist toch een verrassende zinnelijkheid te bereiken tijdens zijn voordracht.

Tassos Christoyannis als Posa was de verrassing van de avond. Met zijn aangenaam timbre, fraaie frasering en mooi gebonden lijnen leek hij soms met de vocale cultuur van Thomas Hampson te willen wedijveren. Op het vlak van projectie zou hij vandaag ongetwijfeld beter scoren. Van alle solisten was hij de enige die zich af en toe verloor in conventionele operagebaren.

Ante Jerkunica liet een jonger timbre horen dan de koning. Hij speelde de Grootinquisiteur ook een tikkeltje frivoler dan gebruikelijk omdat het paste in het concept van Carsen.

Elza van den Heever heeft als Elisabetta niet de rol van haar leven te pakken. Zoals zij emotioneel durft te investeren in haar rollen is deze door politiek gecastreerde ijskoningin geen showcase voor haar ware talent. Uiteraard kon ze de partij in al haar facetten waarmaken.

Elena Zhidkova als Eboli lijkt mij geen echte mezzo. De stem is slank en licht getimbreerd. De coloraturen van het "chanson de voile" neemt ze moeiteloos. "O don fatale" levert haar geen problemen op.

Geen opmerkingen: