Posts tonen met het label Robert Lepage. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Robert Lepage. Alle posts tonen

zondag 31 maart 2019

Robert Lepage met Die Walküre in New York (***½)

Eva-Maria Westbroek als Sieglinde
©Richard Termine
VAN DE EDDA NAAR HOEDJE WIP

De wipplanken-Ring van Robert Lepage is met zijn 26 miljoen dollar niet alleen de duurste Ring uit de geschiedenis, hij zal allicht ook de geschiedenis ingaan als één van de saaiste. De duurste non-enscenering van de Ring uit de geschiedenis te zijn: het is een triest record. Lepage was zeker niet de eerste regisseur die geen flauw idee had hoe hij er moest aan beginnen. Uiteindelijk is hij er nooit aan begonnen. Hij leverde het stuk gewoon over aan een monster, The Machine, dat met zijn twee hydraulische torens en een horizontale as, bestukt met 24 wipplanken, als een gigantische xylofoon, alle scenografische configuraties moest weten te dekken en tevens als canvas voor videoprojectie moest dienen. Technisch was het een huzarenstukje van coördinatie maar vanop een afstand bekeken leek het alsof er met een kanon naar een mug werd geschoten. Het leverde enkele bloedmooie plaatjes op maar de acteursregie was primitief, de relevantie van deze verteltrant voor een publiek van vandaag onbestaand.

Behalve Jonas Kaufmanns Siegmund-debuut was het vooral Bryn Terfels Wotan die de eerste uitgave van de Lepage-Ring tot een evenement maakte. Terfel smeet zich in de Walküre-Wotan met een voor hem nooit geziene overgave. Dat resulteerde in een erg zinnelijke voordracht. Niet zelden ontwikkelde hij een spannend rubato en de monoloog, de lakmoesproef voor elke Walküre-Wotan, was grandioos van nuancering en dynamiek : een prestatie die haar plaats opeiste in de interpretatiegeschiedenis van de laatste 50 jaar. In zijn aan de kitsch grenzende borstkuras zag hij er bovendien fantastisch uit, in elk frame van elke close-up.

Greer Grimsley is Terfel niet. Hij lijkt eerder op een ordinaire dief dan op een met natuurlijke autoriteit bezielde god. In de pauze konden we zijn onaangename spreekstem horen. Dat vertaalt zich ook in de vocale prestatie : het timbre is onaangenaam, het personage oncharismatisch en vooral : hij kan niks bedenken –en dat geldt voor alle scènes- om zijn voordracht te illumineren met inbreng van persoonlijke aard. Ex-basklarinettiste Christine Goerke maakte op mij ook al geen verpletterende indruk. Het timbre is warm, het vibrato goed onder controle en de stem projecteert genereus. Afdalingen naar het borstregister gingen niet probleemloos. Ze is temperamentvol maar met dat temperament weet ze uiteindelijk weinig aan te vangen bij gebrek aan regisseur. Haar uitdrukkingsspectrum is beperkt. Haar dictie is niet beter dan die van Nina Stemme.

Günther Groissböck is geen ideale Hunding. Het is een rol voor een èchte bas, dat is Groissböck niet. Ik hoor een bas-bariton. In de pauze bevestigde hij dat hij in principe de drie Wotans zal zingen in Bayreuth volgende zomer. Jamie Barton zong een uitstekende Fricka, vol nuance, misschien zelfs iets te mooi. Stuart Skelton is een artiest die behalve zijn BMI nog wel meer gemeen heeft met de onlangs overleden heldentenor Johan Botha. Net als Botha beweegt hij zich zoals een pop in een poppenkast met een bezieling die van elders komt en niet vanuit zichzelf. Het liefst zingt hij de partij zittend op een stoel. Hij is niet het type zanger dat op zoek gaat naar een persoonlijke insteek om zijn partij te overstijgen. Grote delen van de partij klinken alsof hij uit het telefoonboek reciteert. Daarmee was Eva-Maria Westbroek het meest natuurlijke personage op de scène. Ze kan een bussel hout voor het haardvuur aandragen alsof ze het elke dag doet. Interpretatief was dit genuanceerd en doorleefd, het vibrato had ze steeds onder controle.

Dat er in de finale toch nog wat ontroerende orkestrale momenten zaten was vooral te danken aan de componist en zijn trouwste dienstknecht Philip Jordan. Die baande zich een weg door het stuk met vlotte tempi en snedige orkestrale interventies. Het klankbeeld tijdens deze relay was voldoende helder.

dinsdag 20 december 2016

Robert Lepage met L'Amour de loin in New York (*****)

Susanna Phillips als Clémence
© Ken Howard
GLÜCK, DAS MIR VERBLIEB, RÜCK ZU MIR, MEIN TREUES LIEB

Make no mistake : de in 2000 door Gerard Mortier in Salzburg gecreëerde opera "L'Amour de loin", die intussen reeds 10 producties op haar palmares heeft staan, behoort zondermeer tot de canon van de 21e eeuw. Kaija Saariaho's kleurrijke partituur, die boven alles teruggrijpt naar de mystieke klankwereld van Olivier Messiaen, grijpt de aandacht vanaf de eerste maat. Ze zal die ook niet meer lossen, ook al is er nauwelijks dramatische actie en lijkt de componiste zich op het eerste zicht te herhalen. Het orkest schemert en glinstert, clusters van houtblazers houden de luisteraar bij de les, zware kopers rivaliseren met electronica voor de heerschappij in de orkestbak en rollen een tapijt uit als een lage dreun. En toch laat de componiste de harp een hoofdrol spelen. Ook de koorpartijen met hun fluisterende tussenkomsten en rationele commentaren weten te boeien, zoals in een antieke tragedie, het meest nog wanneer koor en orkest in mekaar lijken over te gaan. Heel fascinerend allemaal en vooral heel zinnelijk. Dat laatste is de levensverzekering van het werk die het in het repertoire zal houden.

28.000 Led-lampjes heeft Robert Lepage ingezet om een zee van licht te creëren. Als de snaren van een piano zijn ze van links naar rechts over het toneel gespannen en het hypnotiserend samenspel dat daardoor ontstaat met de partituur is grandioos. Golven van kleur en licht worden er doorheen gejaagd die tijdens de overweldigende prelude tot het vierde bedrijf het indrukwekkendste resultaat opleveren. Het is de zee waar de partituur voortdurend over spreekt en hier dus een even sterke visuele tegenhanger krijgt in de scenografie. Wat Lepage niet lukte voor de Ring, lukt hem hier moeiteloos al is dat net zo goed op het conto te schrijven van scenograaf Michael Curry, overigens niet dezelfde als voor de Ring.
Op die geconstrueerde baren schuift de kano van de pelgrim tussen Oost en West. Langs het hoogriet, langs de laagwei. In die zee van licht kan ook het koor postvatten en zichzelf weer bliksemsnel opheffen. De "ferne Geliebten", de troubadour Jaufré Rudel en prinses Clémence van Tripoli, zingen hun voorzichtige hartstocht uit op een mobiele ladderconstructie. Hun onbereikbare utopische ideaal van de liefde, is dezelfde kwaal als die waar ook Tristan en Isolde aan gestorven zijn. Wanneer Clémence in de slotmaten, naast het lijk van Jauffré, haar liefde voortaan aan God zal schenken, is zij Isolde's Liebestod zeer nabij.

De weinig charismatische Eric Owens leent zijn aardse basbariton aan Jaufré en geeft de partij meer diepte dan Dwayne Croft en Gerald Finley die de partij creëerden. Hij zingt met nuance, kracht en kwetsbaarheid maar vergeet dat de prosodie van de Franse taal ook medeklinkers bevat. Dat laatste geldt ook maar in iets mindere mate voor Susanna Phillips als Clémence. Laten we zeggen dat de problematische dictie van de beide protagonisten het enige feil is dat we in deze productie kunnen detecteren. De partij van Clémence daalt zelden af naar het borstregister en Philips kan zich met haar gave sopraan volledig overgeven aan het hogere register waar haar stem zich als een vis in het water voelt. Ze doet dit met een geweldige projectie, voor zover een satelliettransmissie daar een correct beeld van kan geven. Haar terechtwijzing van God was doorleefd en ontroerend. Daarin werd ze geholpen door haar meisjesachtige looks.

Tamara Mumford neemt volledig bezit van de rol van de pelgrim in al zijn aspecten en verleent het androgyne personage alle zinnelijkheid die een zangeres/actrice als mezzosopraan maar kan leveren op een podium. Deels dient ze haar partij te zingen, deels in quasi-parlando stijl te declameren. In de liederen van Jaufré, door Saariaho geïnjecteerd met middeleeuwse klanken, is ze grandioos. Over de hele lijn was dit een fantastische prestatie.

Met dirigente Susanna Mälkki stonden hier twee Finse dames op het ereschavot. Haar no-nonsense aanpak resulteerde in een extreme dynamiek die tegen de pijngrens durfde aan te schurken. Deze voorstelling had ik graag eens in het theater meegemaakt. Rest nog deze vaststelling : hoe de Met een werk van de 21e eeuw onder de aandacht brengt in 70 landen over de hele wereld, het valt niet te onderschatten! Hoe zou Gerard Mortier, met al zijn kleingeestig inhakken op het cinemaproject van de Met, hierover hebben gedacht ?