dinsdag 30 juli 2013

Tristan und Isolde in Muenchen


Tijdens het zomeroperafestival in de Beierse Staatsopera werd op 11 juli 2013 een vertoning van Tristan und Isolde ingelast. Geen nieuwe productie – wel een herneming (voor één avond) van een versie die al van 1998 dateert. De regie is van Peter Konwitchny.

En het valt meteen op hoe juist die de toon heeft getroffen. Een drama als Tristan und Isolde staat of valt met de spankracht die vanaf het Vorspiel wordt opgebouwd tot het slot van het derde bedrijf. Wagners muziek is in dat opzicht zonder meer iconisch, en onwaarschijnlijk dikwijls ontleed en geduid. Aan de uitvoerders om daar adequaat aan tegemoet te komen. Maar dan blijft het zaak om die enorme spankracht evenzeer van een adequate dramaturgie te voorzien. Naar mijn gevoel wordt al te dikwijls té eenzijdig op de – uiteraard cruciale – persoonlijke interactie tussen de protagonisten gefocust; die interactie komt slechts helemaal tot haar recht in een doeltreffend kader. Dat kan een hoogst abstracte ruimte zijn, zoals Nikolaus Lehnhoff ze 6 jaar geleden in Glyndebourne realiseerde. Maar er zijn ook andere oplossingen, getuige de scenografie van Johannes Leiacker voor Konwitchny. Een van de belangrijkste technieken die het theater ter beschikking heeft om spanningsverloop in goede banen te leiden is de valhoogte: het opbouwen van een gegeven tot boven een strikt noodzakelijk niveau om het contrast met een ander gegeven des te groter te maken. Oordeelkundig gehanteerd is dit bijzonder werkzaam. En dat is het in deze productie: het eerste bedrijf speelt zich op een pleziervaartuig af, helemaal in de handdoek- en cocktailsfeer die door een van mijn gezellen wat gnuivend als “Club Med” werd gekarakteriseerd. Maar dat is een fantastische oplossing om de spanning tussen een lichtjes hysterische Isolde en een playboy van een Tristan uit te lokken, en duidelijk te maken dat Brangäne’s shakertje niet meer is dan de katalysator voor wat klaar lag om te exploderen. Het valt allemaal zo mooi in de plooi.

Net zoals het tweede bedrijf in een getekende fantasietuin speelt waar Melot en C° ongenadig doorheen scheuren wanneer hun uur gekomen is.
En waar komt de finale spanning op uit? Tristans burcht is een lege, in-droeve ruimte met één krakkemikkige leunstoel waarop hij ligt te lijden. Het contrast met het begin kan moeilijk groter.
Konwitchny’s versie van het slotbeeld is hartschokkend. Tristan sterft helemaal niet; hij treedt uit het kader (een vierkante zwarte rand die het toneel rondom reduceert tot grofweg 60% van de volledige podiumruimte) waarin Marke en Brangäne wezenloos en verloren staan bij al die doden. Isolde volgt hem tijdens haar slotscène, en samen trekken ze het doek dicht. Der Welt abhanden gekommen. Meteen een geniale oplossing om het echte slotbeeld voor te bereiden: Marke en Brangäne, rug naar de zaal, eerbiedig gekeerd naar twee witte lijkkisten in een voor de rest zwarte leegte. Een bijzonder juiste interpretatie van wat Wagner niet omschreef als een stervensproces, maar als “Verklärung”, transfiguratie. Het is erg moeilijk om een accurate evocatie te vinden van wat in deze opera centraal staat als antwoord op Wagners autobiografische belevenissen, maar dit is er zo een.

Muzikaal bood de avond van 11 juli een gemengde ervaring. Sommige zangers zijn echte huizen van vertrouwen in dit vak, zoals de Marke van René Pape (zéér overtuigend), de Tristan van veteraan Peter Seiffert (je moet het maar doen) en de Brangäne van revelatie Ekaterina Gubanova. Ook veel terecht succes voor de Kurwenal van Markus Eiche. De kleine rollen waren waardig bezet. Eén probleem: Petra-Maria Schnitzer is geen Isolde. Tijdens het eerste bedrijf werd ze constant de coulissen in geblazen; het orkest voor Tristan is natuurlijk geen bandje, maar Gubanova bleef mooi in evenwicht. Ik zie Schnitzer wellicht een degelijke Gutrune neerzetten, en misschien binnen vijf jaar Sieglinde. Maar Isolde is duidelijk “out of her league”. Niet dat ze geen kwaliteiten heeft; ze heeft drama onder de leden, en de stem op zich is best interessant, maar enkel haar slotscène, helemaal op het proscenium, kon enigszins overtuigen.
Het moet daarbij gezegd dat Kent Nagano niet veel moeite heeft gedaan om zijn orkest te beteugelen – het is maar de vraag of dat überhaupt moet, wanneer de andere zangers er geen last van hebben.
Al bij al een memorabele Tristan und Isolde, van een inspirerende intensiteit, en van een dramatische intelligentie waar ik elke dag wil voor tekenen.

Johan Uytterschaut

Geen opmerkingen: