woensdag 9 april 2014

Lukas Hemlebs Lohengrin in Madrid (****)


GESTOLD IN EEN PARALLELLEPIPEDUM

Wie herinnert zich niet hoe onze bard Louis Neefs het onvolprezen "Jennifer Jennings" inzette in de decors van Salvador Dali op het Eurovisiesongfestival anno 1969? Het gebeurde allemaal hier in het Teatro Real. Nog maar drie jaar voordien was het theater heropend geworden na jarenlang onbespeelbaar te zijn geweest door schade opgelopen als gevolg van de aanleg van de metro. Om maar te zeggen : het is pas sinds 1997, na een grondige restauratie dat het Teatro Real terug een operahuis is kunnen worden. Het huis dat Gerard Mortier aantrof bij zijn aantreden in 2010 was met andere woorden ook een huis zonder echte operatraditie. Met de restauratie en met de beschikbare middelen toonde hij zich, na zijn fameuze faux pas in New York, destijds bijzonder tevreden. Dit alles verklaart wellicht ook waarom Mortier zich eerder met zijn Madrileens dan met zijn Parijs publiek verbonden voelde. Met de Forum-afwijzing nog stevig op de maag overwoog hij zelfs om er zich definitief te vestigen en hij leek er meer experimenteervreugde te ontwikkelen dan in Parijs. Zijn Parijse reputatie teerde toch voornamelijk op het heropwarmen van zijn Salzburgse successen.

Het was reeds van 1990 geleden dat Mortier zich nog eens met Lohengrin had ingelaten. Dat was in Brussel met Anja Silja als regisseur. In Parijs was hij tevreden geweest met de herneming van de Robert Carsen-productie die zijn stempel niet droeg.

Deze Lohengrin-productie werd nadrukkelijk opgedragen aan Mortier die door zijn plots overlijden dezer dagen ook in Madrid de status van heilige geniet terwijl zijn werk vier seizoenen lang niet onomstreden was. Vandaag lijkt iedereen zijn ontslag te zijn vergeten terwijl in het nieuwe seizoensprogramma zijn hand nauwelijks nog voelbaar is. Niet zonder reden maakt El Pais in een opiniestuk gewag van hypocrisie. Bij zijn aantreden in Madrid beweerde Mortier in de Standaard: "Er zijn compromissen die je nooit mag sluiten. Een onding als La Fille du Régiment op het programma zetten, alleen om sterzangers een plezier te doen: mij niet gezien". U mag raden welke opera volgend jaar op het programma van het Teatro Real staat. Het zal Madrid niet anders vergaan als Salzburg en Parijs: Mortier zal er een leemte achterlaten.

Hoewel de productie onder zijn leiding tot stand kwam zou het mij sterk verbazen dat hij met het resultaat tevreden zou zijn geweest. De zeer conventionele acteursregie van Lukas Hemleb zou hem zeker hebben gestoord. Als productie is ze binnen de Mortier-esthetiek atypisch, de kans dat hij zou hebben bijgestuurd erg reëel. En toch, het idee om de hele voorstelling afhankelijk te maken van de keuze van de ruimte, kwam van Mortier. De Berlijnse scenograaf Alexander Polzin ontwierp een ruw en tegelijk mythisch eenheidsdecor: een in rots uitgekapte grot voorzien van meerdere openingen waardoor sfeerlicht kon doorbreken. Zo kon de grot zich ondermeer transformeren in een uit ruwe steen gehouwen kathedraal tijdens de bruiloftsstoet. Het leek de handeling verder terug in de tijd te catapulteren dan de 10e eeuw, getuige de archaische kunst gekapt in de muren, er werd nog net geen vuur gemaakt met silexstenen. Het was vergeefs zoeken naar een politieke insteek of een verhelderende blik op de tekst. Het was de magie van de ruimte die de personages reliëf moest geven zodat de klemtoon kon liggen op hun menselijkheid. Grotendeels is het productieteam daar ook in geslaagd en door zijn aparte scenografie werd het een visueel erg aantrekkelijke voorstelling.

Voor het problematische, sprookjesachtige deel van het stuk werd gekozen voor heel eenvoudige oplossingen. Het stoorde mij geenszins omdat Polzin dit alles met smaak en met een hedendaagse touch had uitgevoerd.

De zwaan is als een blok ijs. Ze rijst op uit de bodem en straalt een diffuus licht uit waarin de vage schim van een menselijke figuur te zien is. Al snel wordt ze door de gemeenschap als magisch symbool van de onoverwinnelijke Lohengrin getaxeerd. Tijdens het fanfare-tussenspel van het tweede bedrijf zal het koor ermee in interactie gaan en de ijsblok bij de minste aanraking terug in de bodem doen zakken.

Ook de jonge Gottfried krijgen we in de finale scène niet in levende lijve te zien maar enkel als een gouden standbeeld: een verwijzing naar het gouden kalf als allegorie voor hebzucht en wanhoop? Een laatste hint van de regisseur om Wagners pessimisme gestalte te geven?

Lohengrin is casual gekleed in gekreukt linnen, helemaal in het wit, klaar voor het strand, klaar voor de liefde ook, een opportuniteit die hij met bloedige ernst ter harte neemt. Van de menswording van een goddelijk wezen, toch cruciaal in Wagners tekst, kon ook hier niets worden waargenomen.

In de claustrofobische ruimte van Polzin had het koor niet zo veel maneuvreerruimte. Haar prominente rol in het stuk werd er extra door beklemtoond en het presteerde voortreffelijk en effectvol in alle scènes. Als meest effectvolle scène kan ik de finale van het tweede bedrijf citeren waarbij de regisseur het koor langzaam naar de zaal toe liet stappen, met de blik gefixeerd op oneindig, en ondersteund door een in het klankbeeld erg prominent aanwezig orgel. Het moet als één van de grote verdiensten van Mortier worden beschouwd dat hij dit koor van de grond af heeft opgebouwd.

Hartmut Haenchen had 92 zangers en 123 muzikanten ter beschikking en toonde zich bijzonder tevreden over koor en orkest. Veel meer dan 3 uur had hij niet nodig om zijn manschappen met vlotte tempi door de partituur te loodsen. Ook dynamisch wist hij te boeien met erg luide orchestrale fortes en met spannende orchestrale kleuren in de stillere passages van de Fis-klein-wereld van Ortrud. De fanfares liet hij effectvol vanuit de zijloges opereren.

Franz Hawlata's half uitgedoofde basbariton miste kracht, diepte en gravitas om koning Heinrich de natuurlijke autoriteit te verlenen die de rol vereist en tekende daarmee voor het zwaarste vocale deficit van de avond. Alleen Anders Larsson als Heerrufer sloeg nog een slechter figuur. Daarin werd hij zeker niet geholpen door zijn erg conventionele operagestiek.

Deborah Polaski, ooit een gedegen vertegenwoordigster van het echte Wagnerpathos, kon af en toe nog wel eens een frase de zaal insturen die gebeiteld zat en herinnerde aan haar beste dagen. Die liggen al een tijdje achter de rug maar ze wist de schade zeer goed te beperken en de imperfecties van haar vibrato erg goed in toom te houden. Werd haar duet met Telramund in het tweede bedrijf desondanks één van de beste die ik in lange tijd heb gehoord, de indruk bleef dat een andere regisseur meer uit haar charismatische podiumverschijning had kunnen halen. Een "Entweihte Götter" met alle toeters en bellen kregen we van haar dan ook niet horen.

Catherine Naglestad liet erg fraaie dingen horen in de lyrische delen van haar partij hetgeen niet hoeft te verbazen gezien haar Mozart en barokexpertise maar ze liet ook horen dat ze licht dramatische sopraanrollen vandaag ook echt aankan. Liet ze in het eerste bedrijf nog heelwat minder fraaie registerovergangen horen, nadien ging het niveau van haar vocale prestatie, net als dat van haar partner trouwens, geleidelijk aan crescendo.

Christopher Ventris wist mij als Lohengrin meer te boeien dan als Parsifal. Dat ging niet zonder slag of stoot maar wel zonder de puppy-sound van Klaus Florian Vogt, waar het publiek van Bayreuth in bosjes lijkt voor te vallen. Samen met Naglestad bracht hij de twee grote duetten van het derde bedrijf, "Höchstes Vertrauen" en "Das süße Lied verhallt", tot het vocale hoogtepunt van de avond, precies zoals het hoort. Tijdens "Im fernen Land" kreeg hij stilaan af te reken met vermoeidheidsverschijnselen.

Thomas Johannes Mayer slaagt er niet in om bij mij in de smaak te vallen. Alle zware rollen voor bariton én basbariton neemt hij op in zijn repertoire. Het resultaat is ernaar: geen enkele brengt hij tot een goed einde. Dat wil zeggen, steeds is er een probleem van articulatie, nooit laat hij eens een frase op de juiste manier ademen alsof hij begrijpt hoe het Wagnerpathos werkt, steeds loopt hij zichzelf voor de voeten, letterlijk en figuurlijk. Toch was dit al het meest bevredigende dat ik al van hem heb gehoord.

Geen opmerkingen: