woensdag 13 april 2016

Claus Guth met Il Trittico in Frankfurt (****½ )


Zeljko Lucic en Elza van den Heever in Il Tabarro (2008) © Monika Rittershaus

DE VEERBOOT NAAR DE OVERKANT

Giacomo Puccini zocht en vond een middenweg tussen Verdi en Wagner. Het is een weg die ook door andere componisten van het verismo werd bewandeld en die onmiskenbare meesterwerken heeft opgeleverd. Of het minder gespeelde "Il Trittico" daartoe behoort is een andere vraag. Dat dit zonder enige reserve geldt voor het jaloeziedrama "Il Tabarro", het eerste deel van de trilogie, daarover liet de opera van Frankfurt geen misverstand bestaan. Het is vintage Puccini met spannende sfeerscheppende muziek, passionele liefdesduetten en een aangrijpende finale. In "Suor Angelica" kabbelt de muziek rustig en tegelijk ongeduldig voort tot aan de harde confrontatie met La Zia Principessa. De hartverscheurende finale die daarop volgt zal geen moederhart onberoerd laten maar ze doet anderzijds teveel een beroep op goedkoop sentiment. Erg jammer. "Gianni Schicchi" tenslotte stelt ons voor een scènisch probleem: het stuk geeft nauwelijks speelruimte aan de regisseur. Die kan niet anders dan zich vrij letterlijk aan de tekst te houden waardoor het stuk zeer voorspelbaar wordt. Alle ensceneringen van Gianni Schicchi lijken daarom op mekaar.

Tot daar mijn reserves. Tenslotte was dit één van die veel te zeldzame avonden waarbij het orkest de scène bevruchtte en de solisten het beste uit zichzelf wisten te halen. De aanwezigheid van Zeljko Lucic en Elza van den Heever, inmiddels internationaal gevierde sterren die in Frankfurt de basis van hun carrière legden en blijkbaar nog steeds met plezier tot een gastoptreden te verleiden zijn, maakte deze avond extra aantrekkelijk.

Claus Guth had ons in Zürich al weten te verrassen met zijn fascinerende "Tristan und Isolde". Dat succes was deels scenografisch te verklaren, anderzijds was het gebaseerd op regievondsten. Ook hier benut hij weer de mogelijkheden van een draaitoneel en plaatst hij de handeling in een volledig onconventionele ruimte. Als eenheidsdecor is de pakketboot die Christian Schmidt ontwierp voortdurend in beweging. Een bar is het centrum van de meeste actie: hier voorziet de empathische Giorgetta haar werkvolk van drank en danst ze met Luigi; het is ook de plek waar de erfgenamen van Buoso Donati hun frustraties komen verdrinken.

Het schip heeft 2 soorten reizigers aan boord: de levenden en de doden. Guth zag de dood als het verbindende element tussen de drie delen van het werk: de doden werpen hun schaduw over het stuk; het hele stuk door zullen ze spoken door het miezerige leven van de levenden. Het overleden zoontje van Giorgetta en Michele vervoegt zijn ouders wanneer zij mijmeren over het verloren huwelijksgeluk, het zoontje van Zuster Angelica nestelt zich in de groene zetels op het bovendek in afwachting op hun vereniging, en we vermoeden dat ook Buoso Donati zich onder de overvarenden op het bovendek bevond. Het schip is daardoor een veerboot naar het dodenrijk aan de overkant. Maar het is de scenografie en de acteursregie die deze productie de moeite waard maken eerder dan deze sfeerscheppende insteek uit de Griekse mythologie.

Giorgetta laat geen kans onbenut om haar uitgedoofde liefdesleven nieuw leven in te blazen. Haar buitenechtelijke strapatsen leveren de sterkste regiemomenten op en Elza van den Heever en Vincent Wolfsteiner maken er ook een vocaal hoogtepunt van.

In een opmerkelijk interview met de Frankfurter Rundschau ventileerde intendant Bernd Loebe zijn mening t.a.v. het sterrensysteem. Alle sterren heeft hij wel iets kwalijk te nemen: Anja Harteros gaat te rationeel om met haar vak, Jonas Kaufmann swapt van de ene rol in de andere zonder ooit dieper te graven, Renée Fleming loopt over van zelfverliefdheid. Loebe overdrijft maar heeft ergens wel een punt. Het kon niet uitdrukkelijker gedemonstreerd worden als door Elza van den Heever. Artiesten als Van den Heever (of Ausrine Stundyte) zijn een geschenk voor het theater. Ze ging heel ver in haar engagement, zowel fysiek als emotioneel. Daarvoor werd ze ook beloond. De golf van sympathie die haar overspoelde vanuit de zaal na haar prestatie van Zuster Angelica bracht haar zodanig van haar stuk dat ze in snikken uitbarstte. Haar timbre is warm, de voordracht zinnelijk, de stem hoogdramatisch. Vooral in het middenregister kan ze de stem als kokende lava projecteren in de zaal.

Het was de eerste keer dat ik Zeljko Lucic live hoorde zingen en hij stelde niet teleur. Gepokt en gemazeld in het Italiaanse baritonvak beschikt hij over alle gewenste natuurlijke autoriteit voor een rol als Michele. Zijn timbre wordt je nooit beu. Hij fraseert onberispelijk en met een grote zin voor dramatiek zonder pathetisch te worden. Grote momenten leverde hij af al mijmerend over het vallen van de avond ("la notte è bella") en in de finale. Verrassender was dat hij ook zijn mannetje wist te staan in een komische rol als die van Gianni Schicchi.

Als Luigi moest Vincent Wolfsteiner zijn spintokwaliteiten demonstreren en hij deed dat ook, zij het zonder italianità. Geen ronde, boterige toon, geen mooie gebonden lijnen maar een soms wat stugge voordracht. Allicht beschikt hij niet over de vereiste techniek en kan hij zijn vocale gebreken beter maskeren in het Wagnervak.

Voor Suzanne Hendrix lag de partij van La Zia Principessa wat te laag. Het vibrato was ook niet zo mooi maar de ijskoude expressie was zeer overtuigend.

Opmerkelijk ook was het optreden van Joanna Krasuska-Motulewicz als de abdis in Suor Angelica, onthecht maar ook in staat tot medeplichtigheid met de adel.

Arthur Esperito en Maria Bochmanova als Rinuccio en Lauretta hadden voldoende glans in de keel voor "O mio babbini caro" en hun liefdesduet.

Hoe Jakub Hrusa, de jonge chef van de Bamberger Symphoniker, het orkest doorheen deze drie partituren leidde, was grandioos. Het leek wel een ander orkest dan daags voordien bij Der Fliegende Holländer. Vooral in Il Tabaro met zijn sfeerscheppende bladzijden wist hij uit te blinken. Zoveel kleur in de gesmoorde klanken (het orkest speelt meestal con sordino), zoveel sprankelende details, zoveel innigheid in de stille passages, zoveel spanning en Pucciniaanse dramatiek in de orkestrale climaxen. Met "Il Tabarro" hield hij mij moeiteloos op het puntje van mijn stoel. We willen hem heel graag eens aan het werk horen in Janacek. Dat kan binnenkort reeds in het kader van de live-stream van "Het Sluwe Vosje" in Glyndebourne.

Het volgende rendez-vous met Elza van den Heever is Don Carlo in Straatsburg, met Zeljco Lucic de cinema relay van Salome in New York.

Geen opmerkingen: