Maria Bayankina als Tatjana
© Andrea Kremper
© Andrea Kremper
NOUS NE VIEILLIRONS PAS ENSEMBLE
Naar jaarlijkse gewoonte was Vladimir Poetins culturele ambassadeur Valery Gergiev weer eens op doortocht in Baden-Baden met zijn keurtroepen van het Mariinsky uit St-Petersburg. Jarenlang leek mij de zeer persoonlijke band tussen Gergiev en Poetin op een tenenkrommende collusie tussen kunst en politiek. Dat is het nog steeds maar ondertussen mag het ook duidelijk zijn waarom geopolitieke analysten als Karel van Wolferen Vladimir Poetin de grootste staatsman van het Westen noemen. Daarvoor moet je je harde schijf opschonen en de leugens en verdachtmakingen dumpen die de inktkoelies van onze mainstream pers, nuttige idioten van de propaganda-organen van de CIA en het Pentagon, met enige regelmaat op ons afvuren. Je kan ook het 4 uur durend interview/portret bekijken dat Oliver Stone onlangs van hem maakte. Om maar te zeggen, mijn waardering voor Valery Gergiev is er, sinds het concert in Palmyra, alleen maar op vooruit gegaan.
Het Rusland van Poetin staat voor patriottisme, herstel van traditionele waarden, het verdedigen van de nationale identiteit, het verwerpen van de links-libertaire ideologie. Poetin laat zich daarin ondermeer inspireren door Tsaar Alexander III waarvan we weten dat hij een grote fan was van Peter Tsjaikovski. Ligt hier misschien ook ergens een verklaring voor de invasie van Russische sopranen die we tegenwoordig meemaken, talenten die zich spoorslags tot het pantheon van het supersterrendom weten op te tillen?
Dat conservatisme vinden we sinds jaar en dag ook terug in het artistieke profiel van het Mariinsky. Maar dat Alexei Stepanyuk met zijn tamme bewegingsregie en Alexander Orlov met zijn conventionele decors zo weinig over het stuk zouden nadenken, stemt toch enigszins tot nadenken. Vaak was dit niets meer dan een aangekleed concert en minder overtuigend dan de Pikovaja Dama van 2 jaar geleden. Liever zouden we in Baden-Baden een Dmitri Tcherniakov aan het werk zien.
Er zijn twee speelvlakken : een voortoneel dat de intieme ruimte van Tatjana’s slaapkamer wil zijn en het dieper gelegen toneel dat opent en sluit als het diafragma van een fototoestel. Hier liggen rode en groene appels willekeurig uitgestrooid over de toneelvloer. Het hele eerste bedrijf beheersen ze het toneelbeeld en niemand struikelt erover. Het boerenkoor is tot weinig meer in staat dan wat handwuivende gebaren, de choreografie met twee dansers is ouderwets. Even ongeïnspireerd is de briefscène: Tatjana ontsnapt in de buitenlucht en ventileert haar romantische fantasieën met een grijze maan als getuige. Beter is de preek van Onegin. Die krijgen we te zien tegen de achtergrond van twee onheilspellende knoestige bomen. Het is als een nachtscène in een horrormovie en ze had even goed gerecupereerd kunnen worden voor de duelscène. Slechts af en toe vallen er mooie scènische details te beleven zoals wanneer Onegin zijn jonge bewonderaarster wil uitleggen dat er van hun beiden als koppel niets zou zijn geworden: hij neemt haar bij de arm, daalt met haar de trap af zonder te beseffen dat hij haar arm inmiddels al verloren heeft. De Onegins uit het land van Poesjkin zijn akelig pedant.
Het is een roccoco salon bevolkt met militairen en aristocraten dat de achtergrond vormt voor Tatjana’s verjaardagsparty. Monsieur Triquet, een stokoude aristocraat, door twee dienaars met veel moeite op een stoel geholpen, zingt zijn ode aan Tatjana alsof hij zo meteen zijn laatste levensadem zal uitblazen en nog één keer het vrouwelijk schoon wil bewieroken. Ongetwijfeld heeft het een grote rol gespeeld in zijn aristocratische leven. Het tweede bedrijf had wat meer scènische impact door de choreografie van Ilya Ustyantsev. Lenski zingt “Kuda, kuda” tegen een ongeïnspireerde hemel. Een waterrad draait langzaam in de achtergrond alsof het de tijd vermaalt als een zandloper. De bloedstollende canon van de zichzelf kwellende vrienden, net voordat ze de fatale schoten zullen lossen, was ontroerend.
De polonaise geeft op de scène weinig meer te zien dan langzaam schrijdende koppels in kleurige avondjurken tussen de vazencollectie van een museum als de Sint-Peterburgse Hermitage. Het finale duet mist zijn effect niet. Het utopische moment waarop beiden zich even laten meevoeren door de gedachte hoe het had kunnen zijn, met de hoofden tegen elkaar als geliefden en ingeleid door een zuchtend messa di voce van Tatjana, was erg mooi. Verder liet de regisseur de solisten ook hier grotendeels in de steek.
Alexei Markov demonstreerde waarom hij mijn favoriete Slavische bariton is. Markov dwingt bewondering af door timbre, frasering en interpretatie. Dat Peter Mattei hem vooralsnog interpretatief overklast ligt ongetwijfeld aan zijn grotere ervaring. We zien hem graag eens terug onder de leiding van een echte regisseur.
Maria Bayankina zingt met haar slanke lyrische sopraan een uitstekende maar niet uitzonderlijke Tatjana. In de finale van de briefscène weet ze te vervellen tot de lichte dramatische sopraan die hier vandoen is maar het warme, 24-karaats gouden timbre van Anna Netrebko heeft ze niet.
Evgeny Akhmedov is een maatje te klein als Lenski. Ondanks de uitstekende akoestiek projecteerde de stem met moeite en al helemaal niet in de finale van “Kuda,kuda” waar hij toch de mogelijkheden van een enigszins stralende spintotenor moet kunnen ontplooien. Ekaterina Sergeeva was een verrukkelijke Olga met een zeer goed gefocusseerde stem en een heerlijk mezzotimbre. Graag zien we haar eens terug in een grotere rol. Olga Savova was een weinig opvallende Larina. Mikhail Petrenko heeft ons al vaker teleurgesteld omdat hij niet over een diepe bas beschikt maar zijn Gremin-aria was dynamisch zo mooi gedifferentieerd en zo intelligent geïnterpreteerd dat ik het tot de beste moet rekenen die ik ooit gehoord heb. Andrei Zorin als Triquet liet de stem al eens breken. Misschien was dat ook de bedoeling.Elena Vitman als Filipjevna kon mij weinig overtuigen met haar spel als oudere, levenservaren vrouw.
Valery Gergiev was grandioos in het aanvuren van zijn huisorkest. Elke climax was voortreffelijk opgebouwd en zijn lezing haalde onvermoede details naar boven, alsof je het stuk voor de eerste keer hoort. Die kwinkelerende fluiten en diep resonerende contrabassen in de eerste scène had ik nog nooit gehoord. Dat het spookachtige hobothema tijdens de briefscène ook een gepast weerwoord krijgt van de fluit, de clarinet, de hoorn en zelfs van de harp, dat had ik nog nooit met zoveel detail gehoord. De cello’s klonken bijzonder plastisch tijdens de intro tot de duelscène en de polonaise was opwindend door zijn ritmische precisie.
De volgende afspraak met Gergiev in Baden-Baden is gepland met Adriana Lecouvreur in de regie van Isabelle Partiot-Pieri.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten