Jonas Kaufmann als Otello
© Catherine Ashmore
JONAS AND THE WHALE© Catherine Ashmore
Er zijn over het concept “opera in de cinema” al veel lelijke dingen gezegd geworden die allemaal naast de kwestie zijn. Eén euvel, eigen aan het project, is echter met geen mogelijkheid uit te roeien, ook niet na meer dan 15 jaar praktijkervaring en dat is de ongegeneerde nonchalance en lompheid waarmee de filmoperateurs van onze cinemacomplexen de operafans behandelen. Zo heeft het jaren geduurd voor ze eindelijk doorhadden dat er na een operavoorstelling geen popmuziek loeihard door de luidsprekers moest knallen. De voorstelling van Otello bij UGC Mechelen was in dat opzicht een heel aparte nachtmerrie. De operateur was erin geslaagd twee bedrijven lang de klank op stereo in te stellen i.p.v. op dts waardoor enkele kanalen uitvielen zodat koor en orkest maar op halve kracht te horen waren en de balans met de solisten volledig verstoord was. De openingsscène klonk als een storm in een glas water, de luidruchtige finale van het tweede bedrijf als nat vuurwerk. Straffer nog, hij vergat de ondertiteling aan te zetten en de surround sound van de blockbuster in de aanpalende zaal wist daarenboven nog eens regelmatig binnen te breken in Verdi’s partituur. En omdat de solisten niet te horen waren met de gebruikelijke volheid van klank had ik de grote carrière van Jonas Kaufmann, debuterend Otello van dienst, bijna afgeschreven. Om die reden kan ik hier niets zinnigs zeggen over Kaufmanns “Esultate”, “Abasso le spade”, het liefdesduet of het wraakduet. Koor en orkest verkeerden wellicht in grote vorm.
Gelukkig werd dit alles rechtgezet tijdens de pauze en tot mijn grote verbazing zat Kaufmann nu ook helemaal in de rol met de natuurlijkheid die we van hem gewoon zijn. Dat was voor de pauze helemaal niet het geval geweest. Toen was zijn lichaamstaal erg conventioneel, alsof er – horresco referens- een nieuw soort Placido Domingo in de maak was. Het leverde meteen een spannend duet op met Desdemona en een schitterende “Dio! Mi potevi scagliar”. Het vreselijk hels masker waarnaar hij refereert in deze centrale aria krijgt hij te zien in een spiegel en wanneer hij uitgeteld op de vloer ligt krijgt hij het door Jago op het gelaat gedrukt. Vanzelfsprekend is het een zwart masker. Het is één van de sterkste momenten in de voorstelling en daardoor een aanvaardbaar excuus voor de onderwerping aan het laffe dictaat van de politieke correctheid dat operahuizen één na één met een ongeschminkte Otello opzadelt. In de finale vindt de ongeschminkte Moor zijn identiteit terug en hij presenteert zich in Desdemona’s spierwitte slaapkamer met een kromzwaard in een bloedmooie, azuurblauwe kaftan. “Niun me tema” laat hij culmineren in een indrukwekkende, in bloed gedrenkte, finale. Na de maandenlange verplichte rust in 2016 als gevolg van gebarsten haarvaatjes op de stembanden hadden we Kaufmann niet meer aan het werk gehoord en door sommige van zijn beste vrienden in de pers wordt hij inmiddels afgeschreven. Wat een onzin. We hebben helemaal niets gehoord dat wijst op een degradatie van zijn vocale mogelijkheden. Integendeel! We kijken reeds uit naar zijn volgende Otello in München. Van Franceso Tamagni, de grootste “tenore di forza” van zijn tijd, die de rol creëerde in 1887, is geweten dat Verdi schrik had dat hij de vele mezza voce gedeelten van de partij zou kapot zingen. Verdi zou wellicht tevreden geweest zijn met deze Kaufmann want op dit vlak stelde hij zeker niet teleur.
Na een even fascinerende Scarpia in Baden-Baden is Marco Vratogna goed op weg om mijn geprefereerde operaschurk te worden. Hij geniet gewoon van dit soort rollen. Het kan haast niet anders dan dat dit heerlijk is om doen. Het credo liet hij weergalmen in een ruimte met binnensijpelend licht die zowel aan een kathedraal als aan een gevangeniskerker herinnerde. Het hellelicht dat uit de bodem opsteeg versterkte zijn nihilistisch, blasfemisch discours. Het meest genuanceerd was hij in het relaas van Cassio’s droom.
Maria Agresti was optisch wat te rijp voor de rol en ze had ook iets meisjesachtiger mogen klinken maar behalve wat intonatieonzuiverheden en aarzelende inzetten viel hier weinig op aan te merken. Het Wilgenlied en het Ave Maria waren meeslepend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten