Nina Stemme (Katerina) & Brandon Jovanovich (Sergej) © Salzburger Festspiele/Thomas Aurin
PUPPETS ON A STRING Dat de première van Lady Macbeth in 1934 een verpletterende indruk naliet weten we uit allerhande getuigenissen. Zo schreef Levon Atovmyan, levenslange vriend en bondgenoot van Dmitri Sjostakovitsj: “Ik stond perplex van de kracht van Sjostakovitsj’ talent en nadat de opera voorbij was, was ik niet meer in staat om nog een woord te spreken. Ik herinner mij niet hoe ik mijn weg terugvond naar mijn hotel; ik was compleet uitgeteld en lange tijd zat ik op de divan in mijn kamer om uiteindelijk in slaap te vallen zonder mij om te kleden.” Atovmyan geeft daarmee zowat de definitie van de ideale opera-avond. Zo ver heeft het team rond Andreas Kriegenburg het in Salzburg niet geschopt.
Grauwer en troostelozer dan de betonnen woonkazerne die Harald B. Thor voor de Ismailovs heeft verzonnen, kan je het haast niet bedenken. Het is een grandioze constructie die de enorme bühne van het Grosse Festspielhaus zowel in de breedte als in de hoogte overspant. Balkons en een trappengalerij bieden de mogelijkheid aan het koor om zich deels ook vertikaal op te stellen. In Stefan Bolligers lichtregie zal het architectonisch misbaksel desondanks met een vingerknip weten te muteren tot de mysterieuze droomwereld van Katerina’s erotische fantasieën. Links wordt de slaapkamer van Katerina in het scènebeeld in en uit gereden, rechts de werkkamer van Zinovi.
Kriegenburg zoomt in op de seksuele fantasieën van Katerina eerder dan op haar ennui. Hij wil ze vooral niet typeren als een slachtoffer maar als een rebellerende social justice warrior. Evgenia Muraveva, die de door bronchitis geplaagde Nina Stemme verving, toont daarvoor te weinig temperament of speeltalent. Het is weinig waarschijnlijk dat deze zachtmoedige vrouw tot zo'n dubbele moord in staat zou zijn ondanks de sadistische acties van haar schoonvader. Katerina is een rol waar je veel kan in investeren, zo weten we sinds het roldebuut van Ausrine Stundyte in Antwerpen en Lyon. Zo diep gaat Muraveva nooit en dat hebben we zeer gemist.
De Ismaelovs lijken op een post-sovjetische oligarchie. Welke zaakjes ze precies beredderen komen we niet te weten. Boris, hoofd van de familieclan en strak in het steepjesmaatpak zweert bij kadaverdiscipline en zwaait met een zweepje in de hand. Onaangename geurtjes blaast hij weg met een wolkje uit de spuitbus van een desinfecterend middel.
Zinovi verdeelt zijn aandacht tussen een fles vodka en zijn computer en sleept zich van de ene depressie naar de andere. Net voor hij door Sergej en Katerina gewurgd zal worden zal hij nog een pistool tegen het hoofd houden maar afdrukken doet hij niet.
Het tussenspel voorafgaand aan de verkrachting van Aksinja vormt het eerste hoogtepunt. Het is de eerste scène waarbij het toneel wordt ondergedompeld in het warme paarsblauwe gestructureerde licht van Katerina's verbeelding. Een dienstmaagd laat zich vol overgave nemen door een knecht. Bij een volgend tussenspel zullen we Katerina zien als een Alice in Wonderland wandelend door de wereld van de in haar opgewekte lustgevoelens door copulerende knechten en dienstmaagden in allerlei standjes. Niet te verwonderen dus dat haar copulatiescène met Sergej aardig lukt en de post-coïtale tromboneglissandi missen hun effect niet.
Tijdens de grote passacaglia, na de dood van Boris, verwatert Kriegenburg haar karaktersterkte met een vorm van schuldbewustzijn. We zien haar belaagd worden als in een nachtmerrie door figuranten, als clonen van Boris, met een bord paddestoelen. Ze lossen op in een wolk van desinfectiemiddel.
Eén van de sterkste momenten van de voorstelling is te zien in het derde bedrijf, in het tussenspel net voor de bruiloft. Het is het enige moment in het stuk waarbij Katerina heel even de illusie koestert eindelijk de weg naar geluk en stabiliteit te hebben gevonden. Gehurkt in haar wit bruidskleed, klaar om Sergej te trouwen, spreidt ze de armen voor een jongetje. De deugniet ontwijkt haar gebaar en laat haar zijn tong zien. Nee, het komt niet meer goed met Katerina. Net daarvoor heeft de haveloze boer het lijk van Zinovi ontdekt.
Stanislav Trofimov speelt de Pope als een drankorgel. “Wie is er schoner dan de zon aan de hemel”, zingt hij op het bruiloftsfeest en plots schiet het mij weer te binnen dat Jozef Stalin hier niet van genoten kan hebben.
Kriegenburg laat het verwijfde politiekorps uitblinken in vrouwelijke taken: ze doen breiwerkjes en ze strijken, de politiechef bakt met veel moeite een omelet. Het is één van de zwakkere scènes. Het is een scène die niet voorkomt in de originele tekst van Leskov en Sjostakovitsj moet dus wel degelijk de bedoeling gehad hebben de absurde machtsaanspraak van het politieapparaat te kijk te zetten als onderdeel van een corrupte bureaucratische kaste. Dat kwam hier niet tot zijn recht.
Katerina’s finale arioso, de sombere meditatie over het “zwarte meer”, was intens, de inleidende orkestrale climax verpletterend. Met een strop rond de nek sleurt ze Sonjetka de trappen omhoog. Even later bengelen twee poppen van het balkon. Een niet zo overtuigend einde van het stuk maar een duik in de Wolga is dat ook niet meteen.
Na zijn opmerkelijke Lohengrin onlangs in Zürich bouwt Brandon Jovanovich gestaag verder aan zijn carrière als heldentenor. Zelden was Sergej met zoveel stem te horen. Het timbre is aangenaam, de voordracht steeds opwindend. Voor hem was dit een debuut en toch laat hij het klinken alsof hij het zijn leven lang gezongen heeft. Die vocale zelfverzekerdheid kon zich meten met de grote natuurlijkheid van zijn spel. Evgenia Murareva kon met haar lichtdramatische sopraan niet in dezelfde mate boeien ondanks haar gaaf vibrato. Dmitry Ulyanov zong een helder gearticuleerde Boris met een mooi timbre. Maxim Paster laat Zinovi, de depressieve dikkerd, klinken als een Slavische karaktertenor. Voor één keer kreeg zijn zwakheid zeer menselijke trekken. Alexey Shishlyaev als de politiechef maakte geen grote indruk.
Het koor was uitstekend over de hele lijn, zowel op Katerina’s bruiloft als in de finale. Ook uitstekend in de kleinere rollen waren Andrei Popov als de haveloze boer, Andrii Goniukov als de oude dwangarbeider en de temperamentvolle Sonjetka van Ksenia Dudnikova.
Mariss Jansons koos vanzelfsprekend voor de gereconstrueerde oerversie die sinds 2010 is opgenomen in de kritische uitgave van het werk eerder dan de versuikerde versie van 1963 die Sjostakovitsj als de definitieve heeft geautoriseerd. De Wiener Philharmoniker blonken vooral uit in de stille passages. Die neemt Jansons erg traag maar hij laadt ze op met een haast ondraaglijke spanning. Al de soloinstrumenten als dwarsfluit, basclarinet, contrafagot en cello klonken magnifiek. De prelude tot het vierde bedrijf met de gevangenenmars naar Siberië was meeslepend tragisch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten