Anna Netrebko (Maddalena) & Yusif Eyvanov (Chénier) © Brescia/Amisano
BRAVE NEW WORLD Als iedereen rechtveert terwijl Riccardo Chailly het “Inno di Mameli” aanheft in de Scala dan moet het wel Sant’Ambrogio zijn en dan moeten we ons wel bevinden in de onvermijdelijke openingsvoorstelling van het nieuwe operaseizoen. Maar niemand van de aanwezige elite zingt de nationale hymne mee. Zo groot is het vertrouwen in de zich van crisis tot crisis voortslepende politieke kaste in Italië blijkbaar niet. En de presidentiële loge is leeg. Zo groot is het vertrouwen van de politieke kaste in de eigen cultuur dus ook niet. Dit keer dus geen Verdi of Puccini op de affiche van deze Inaugurazione maar de veristische tweedeklasser Umberto Giordano.
De Franse dichter André Chénier liet zich meeslepen door de idealen van de Franse Revolutie. Toen hij in het woelige jaar 1794 de excessen van Robespierre en de Jacobijnen op de korrel nam, eindigde hij voor de revolutionaire rechtbank en vervolgens met zijn dichterlijke hoofd onder het mes van de guillotine. Robespierre zelf tekende het doodvonnis met één enkele zin: "Même Platon a banni les poètes de sa République". Robespierre zal hem slechts 2 dagen overleven. Of hoe de revolutie haar eigen kinderen opeet. In afwachting van zijn terechtstelling schreef Chénier een gedicht dat nog steeds één van de meest beklijvende is die ooit door een terdoodveroordeelde vanuit een dodencel is geschreven.
Umberto Giordano en zijn librettist Luigi Illica maakten van dit historisch gegeven vooral een liefdesgeschiedenis (met een klassieke driehoeksverhouding) met de revolutie op de achtergrond. Giordano, bij zijn overlijden een welstellend burger, leefde het leven van een pauper gedurende de 2 jaar van zijn leven die hij aan het schrijven van zijn opera wijdde. Het venster van zijn componeerkamertje verschafte hem uitzicht op de inspirerende omgeving van lijken, zerken en bloemenkransen van een uitvaartcentrum. Giordano lijkt niet alleen als twee druppels water op Giacomo Puccini, zijn muziek ademt ook dezelfde sfeer en dezelfde zin voor dramatiek uit al kunnen we hem niet hetzelfde talent als dramaticus toeschrijven als zijn beroemdere collega. Giordano heeft zich zeker geïnspireerd aan Manon Lescaut maar ook echo's van Tosca spoken door het hele stuk. Dat is deels ook te wijten aan Luigi Illica die ook het libretto voor Tosca schreef. Interessant detail: de partituur van Andrea Chénier is 4 jaar ouder dan die van Tosca! Alleen, ze bevat geen oorwurmen of thema's die dagenlang door je hoofd spoken. Maar de muziek is potent en sprankelend georchestreer en ze dient de dramatische situatie met verve. Ze is geen "effect zonder oorzaak" zoals Wagner van Meyerbeers muziek had beweerd en het is aan de hand van deze wat vergeten opera heel goed te begrijpen hoe het verisme Meyerbeer uit de operazalen heeft verdreven. En nog iets : ze laat zangers schitteren.
Net als David McVicar in Londen levert Mario Martone een erg conventionele productie af in de pronkerige decors van Margherita Palli en de kleurrijke epoquekostuums van Ursula Patzak. Niks mis daarmee en al helemaal niet bij een weinig opgevoerd werk als dit. De zwakte van de productie situeert zich op het vlak van de acteursregie. Martone mag dan ervaring hebben in de cinema, hij slaagt er niet in zijn personages met cinematografisch naturel over het toneel te doen bewegen. Yusif Eyvazov is daarenboven een houterig acteur. Als een Byroneske eenzame held wandelt hij door het stuk, de zelfmoordgedachte van meetaf aan gegraveerd in zijn onthechte blik. Maar ook zijn eega Anna Netrebko verliest zich voortdurend in redondante conventionele gebaren waarvan we hopen dat ze ooit eens definitief tot het verleden zullen behoren. Op de Scala hoeven we daarvoor blijkbaar niet te rekenen. En bij gebrek aan de hand van een echte acteursregisseur kunnen Eyvazov/Netrebko als koppel uiteindelijk ook niet overtuigen.
Het vermolmde sociale ritueel van de adel in het rococo-salon van gravin de Coigny, met zijn bladgoud, spiegels en kroonluchters, wordt goed getypeerd. Carlo Gérard, bij de aanvang nog in livrei, houdt er zijn monoloog in het halfduister tussen de half versteende elite van de ter dood veroordeelde wereld van het ancien régime. Aardige spiegeleffecten dwingen de camera af en toe tot erg fraaie plaatjes. Netrebko’s geflirt met de dichter doet geforceerd aan. Haar onzichtbaar voortschrijdende evolutie naar een matroneachtige diva maakt het haar steeds moeilijker een verliefd jong meisje te vertolken.
Heel aardig is het draaitoneel dat snelle scènewisselingen toelaat zonder de flow van het stuk te onderbreken. In Café Hottot, kan je het Parijse straatleven voorbij zien trekken, de wereld van de sansculotten en ook van de terdoodveroordeelden die met karren richting guillotine worden gevoerd. Treffend is ook de revolutionaire rechtbank met zijn frivole rechters en de verdeelde reacties vanaf de volkstribune. De vertederende scène van de oude Madelon die haar kleinkind aan de revolutie komt offeren, is enigszins gekunsteld.
Anna Netrebko (Maddalena) & Luca Salsi (Gérard) © Brescia/Amisano
De meest fascinerende figuur van het stuk is Carlo Gérard. Ook hij is het ancien régime meer dan beu. Als dienaar van de gravin smijt hij zijn livrei tegen de grond en stapt in het avontuur van de revolutie. In de liefde is hij de rivaal van Chénier en hij slaagt erin om Chénier voor de rechtbank te krijgen en zijn doodvonnis te tekenen. Als een soort Scarpia broedt hij op het moment waarop Maddalena haar lichaam zal komen aanbieden in ruil voor het leven van Chénier. Onder de indruk van haar offer en het failliet van zijn eigen kansen maakt hij een bocht en zal hij proberen het koppel terug te verenigen. Met zijn grote aria "Nemico della patria" neemt hij bezit van het derde bedrijf en Luca Salsi laat vanaf de eerste maten horen hoe goed hij de partij met zijn mooie slagvaardige bariton beheerst. Zeljko Lucic, die de rol vertolkte in Londen, is net wat charismatischer en gedifferentieerder in zijn spel.
Kon Anna Netrebko met een intense interpretatie van haar grote nummer "La mamma morta" één van de hoogtepunten van de avond scoren, de verrassing van de avond was toch wel dat Yusif Eyvazov met zijn zinnelijke voordracht van de Chénier-partij aardig dicht in de buurt kwam van een Franco Corelli. Het timbre is mooier en zinnelijker dan dat van Jonas Kaufmann, de legatocultuur onberispelijk, de projectie genereus. Zowel met “Un dì all'azzurro spazio” als met “Come un bel di di maggio” leverde hij klassevolle aria’s af. Ook de kleinere rollen waren voortreffelijk bezet met de veel natuurlijker acterende Francesco Verna als de sansculot Matthieu of Annalisa Stroppa als Bersi en de helder articulerende Incredibile van Carlo Bosi.
Riccardo Chailly liet het orkest grandioos opklinken in deze draaikolk van passie en revolutionair sentiment. Het was een ontketend orkest dat het woelige derde bedrijf aanvuurde en toch was de balans met de solisten nooit in gevaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten