Eva-Maria Westbroek als Santuzza © Forster
PANE, AMORE E GELOSIAIk wil u niet teveel vermoeien met mijn eigen biografie maar dat ik lange tijd in een boog om werken als Cav & Pag heb gelopen, heeft twee redenen. Allereerst is er de al te grote vertrouwdheid met beide werken in mijn jeugd. Ook al had ik als 12-jarige nog geen onweerstaanbare Lola's op mijn weg gevonden, ik kon mij bij de geestelijke nood van Turiddu, speelbal van zijn erotische verlangens voor de dorpsallumeuse Lola, wel iets voorstellen. Verder genoot de Siamese tweeling van het verismo een kwalijke reputatie. Gerard Mortier verspilde er zijn tijd niet aan. Opera was voor hem emotie én reflectie. Daarin had hij vanzelfsprekend gelijk. Over de eenvoudige liefdesgeschiedenissen en passionele moorden van de Italiaanse melodrama's die het verismo bevolken, valt weinig te reflecteren maar aangedreven door goddelijke muziek gaan ze vaak recht naar het hart. Mortier van zijn kant durfde strontvervelende opera's te favoriseren omdat ze zogenaamd iets te zeggen hadden over onze tijd. Ik denk aan Glucks Alceste bijvoorbeeld dat hij in zijn laatste jaar in Madrid nog eens oprakelde. Mortier voerde daarmee een discussie in het ijle. In 1984 beweerde hij nog dat binnen 100 jaar publiekslievelingen van het verismo als La Bohème, Tosca en Il Trittico niet meer gespeeld zouden worden. Ik heb echt geen 70 jaar nodig om te weten dat die voorspelling eerder van toepassing zal zijn op werken als Alceste, met alle respect voor de vernieuwer die Gluck was.
Zowel Mascagni als Leoncavallo waren wagnerianen en wie goed luistert kan er af en toe flitsen uit De Ring in horen. Leoncavallo zal met Crepusculum zelfs een poging ondernemen om een trilogie over de Renaissance te produceren naar het voorbeeld van "Der Ring des Nibelungen". Velen die in Pagliacci het betere werk zien, beschouwen Cav als een voorstudie van Pag. Dat is unfair t.a.v. het originelere werk van Mascagni. Twee jaar na zijn première had Cavalleria Rusticana op de affiche gestaan van 290 theaters over de hele wereld. Aangevuurd door Mascagni's succes zal Leoncavallo zich vijf maanden lang opsluiten, de structuur van Cav bijna letterlijk kopiëren en een vergelijkbaar succes boeken met Pag. Het gekke is dat beide werken hun plaats in het repertoire hebben weten te behouden en dat we van de overige output van beide componisten amper nog iets te horen krijgen. Mascagni zei ooit: "Spijtig dat Cavalleria Rusticana zo vroeg kwam. Ik was al gekroond alvorens koning te zijn."
Als compositie beleeft Cavalleria Rusticana geen enkel zwak moment, soliede muzikale ideeën volgen mekaar moeiteloos op. De prelude is nog maar net gestart of de prachtige siciliana " O Lola, ch'ai di lattti la cammisa" stroomt uit de keel van de tenor van dienst. Die wordt meestal vanuit de coulissen gezongen en dat heeft doorgaans voor gevolg dat deze prachtige melodie amper te horen is, terwijl ze van een cruciale betekenis is voor het stuk. Immers, Turiddu aanvaardt van bij de aanvang het risico en de consequenties van zijn lust voor Lola. Dat is wat deze aria zegt. Voor ons, mannen, ook de 12-jarigen, begint hier de identificatie met het noodlot van de onfortuinlijke tenor. "A sipario calato", zo heet het in de regieaanwijzing, wat zoveel betekent als "achter gesloten doek". In Salzburg (regie : Philip Stölzl) zong Jonas Kaufmann de aria met de rug naar het publiek en dat was een heel goede oplossing.
Damiano Michieletto laat het stuk openen met het eindbeeld: in het vale schijnsel van een straatlantaarn ligt het lijk van Turridu, omsingeld door de starre blikken en de versteende houding van de dorpelingen. Niemand acht zich verantwoordelijk voor dit drama. Enkel Mamma Lucia schreeuwt haar gebroken hart uit en Turridu’s off-stage openingsaria klinkt hier als die van een spook.
Het is naar een streng katholiek Sicilië, in de pre-internet jaren 80, dat Michieletto ons hier meevoert: Cav speelt in een bakkerij, Pag is voorbehouden voor het plaatselijke parochiezaaltje om de hoek. Mamma Lucia, meestal in de weer met het kneden van het deeg, speelt de typische mater familias maar ondanks haar kalme wereldwijsheid heeft ze het drama niet zien aankomen. Evenmin als Lola. Was Mamma Lucia vroeger een Lola? De regisseur lijkt het te suggereren. Het is een erg lichtzinnig spel dat vrouwen als Lola bedrijven met de mannen in haar dorp. Alsof ze zich niet bewust zijn van de door machismo geregeerde dorpsmoraal. Cavalleria Rusticana betekent "boerse ridderlijkheid". Niemand is ridderlijk in deze mediterrane liefdestragedie en al helemaal niet in Wagneriaanse zin. Turiddu speelt dubbelspel en verraadt zijn verloofde met zijn jeugdliefde Lola. Santuzza levert haar overspelige verloofde uit aan zijn rivaal Alfio. Alfio tenslotte is de voltrekker van een Siciliaanse eremoord. De opera is nog maar net begonnen of Lola brengt een bakkersknecht het hoofd op hol en lokt daarmee een handgemeen uit met een andere toevallige rivaal. We zijn nauwelijks 5 minuten ver in het stuk en Damiano Michieletto heeft al voldoende laten zien hoe hij zijn acteurs tot cinematografische natuurlijkheid weet te bewegen.
Deze Cav/Pag was een co-productie met Londen en van de oorspronkelijke cast is alleen Eva-Maria Westbroek (Santuzza), Elena Zilio (Mama Lucia) en Dimitri Platanias(Alfio) overgebleven. Turiddu krijgt van Teodor Ilincai een veel genuanceerder profiel dan van Aleksandrs Antonenko in Londen. Zijn innerlijke tweestrijd is veel tastbaarder en de behandeling van zijn verloofde minder brutaal dan de manier waarop Antonenko Santuzza tot collateral dammage van zijn passie reduceerde. Alfio is een goedgemutste patser die schimmige zaakjes bedrijft en uit de koffer van zijn geblutste Fiat bontmantels en nagemaakte handtassen opdiept voor de dorpelingen.
Michieletto had het erg leuke idee om de beide werken scènisch met mekaar te verweven. Zo laat hij Peppe posters voor de voorstelling van Pagliacci aanplakken op de muur van bakkerij Panificio, het familiebedrijfje van Mamma Lucia. Tijdens het intermezzo van Cav laat hij Silvio en Nedda hun eerste coup de foudre beleven. Tijdens het intermezzo van Pag zien we dan weer hoe een nog steeds gebroken Santuzza tevergeefs troost zoekt bij de dorpspastoor en uiteindelijk de absolutie vindt in de armen van Mamma Lucia.
De veelvuldige scènewisselingen lossen Michieletto en zijn scenograaf Paolo Fantin zeer goed op met een heerlijk efficiënt draaitoneel. Vooral in Pagliacci is dat nuttig wanneer de actie voor en achter de scène voortdurend afwisselt tot de dronken Canio
het verschil tussen theater en realiteit niet meer ziet.
Carlo Ventre (Canio), Scott Hendricks (Tonio), Simona Mihai (Nedda) © Forster
Het koor, met de kinder- en jeugdkoren van de Munt uitgebreid tot wel 80 man op de scène, was minder expressieloos en ageerde minder fantasieloos dan in Londen. Simona Mihai als Nedda kan ons de charismatische Carmen Giannastasio echter niet doen vergeten. Van haar vogeltjesmonoloog "Stridone lassù" en het daaropvolgende duet met Silvio (een zwakke Gabriele Nani) kan ze niet het hoogtepunt van de avond maken. Voor het overige werd in Brussel de cast van Londen deels overtroffen.
Eva-Maria Westbroek verleent Santuzza dramatische allure met een niet ongepaste wagneriaans projecterende stem. De problemen met het vibrato zijn niet noemenswaardig maar ze houdt nog steeds niet van medeklinkers. Het mag gerust ook iets lichter en persoonlijk prefereer ik de gavere voordracht en het mezzo-timbre van Elina Garanca.
Teodor Ilincai als Turiddo verraste met een heldere, niet-baritonaal getimbreerde tenor met een verrassende slagkracht. Van het duet met Alfio en de larmoyante afscheidsaria van zijn moeder maakte hij hoogtepunten. We horen hem graag eens terug in het Italiaanse vak.
Dimitri Platanias kan Alfio geen heldere stem bieden. Daardoor blijft zijn grootste nummer “Il cavallo scalpita” deels in de keel steken.
Elena Zilio had nog voldoende stem in huis om van Mamma Lucia een overtuigende mater familias te maken.
Carlo Ventre’s Canio was een onevenwichtige prestatie. De stem verloor regelmatig aan focus. De dramatische passages van “Vesti la giubba” kon hij desondanks indrukwekkend laten opklinken. In "No Pagliacco non son" verloor de stem weer aan focus.
Ook de bariton van Scott Hendricks (Tonio) klonk niet even goed over het hele bereik. In de proloog van Pag, het spiegelbeeld van de siciliana in Cav, net als in de rest van het stuk, toont hij zich toch de beste man op het toneel.
Tansel Akzeybek als Peppe zong een erg gave Arlecchino.
Met Evelino Pido was de verstandhouding van het Symfonieorkest van De Munt optimaal. In de dansante delen van Cav ontwikkelde het orkest echte zuiderse charme en de lage strijkers, dragers van het noodlot in Cav, manifesteerden zich met alle vereiste zin voor dramatiek. De dynamische behandeling van het orkest was extreem, vooral in Pag waar de fortissimo-akkoorden in de climaxen van een bijna gekmakende intensiteit waren. De beide intermezzi klonken uitstekend en Nedda’s vogeltjes leken wel uit een volière in de orkestbak te komen.
1 opmerking:
Zeer goede analyse. 100 procent akkoord. Bedankt.
Een reactie posten