donderdag 31 januari 2019

Olivier Py met La Gioconda in Brussel (****)

Silvia Tro Santafé als Laura
©Baus
A DEAD CAT BOUNCE

Welkom in de wondere wereld van de Grand Opéra, waar vrouwelijke liefdesrivalen mekaar met dolken te lijf gaan, sterven en terug levend worden, rozenkransen beslissen over leven en dood, schepen getorpedeerd worden en vrouwen een duizelingwekkende onbaatzuchtigheid kunnen opbrengen in de liefde.

Met La Gioconda meent De Munt een onterecht vergeten meesterwerk te hebben heropgevist. De waarheid is dat deze Grand Opéra à la Meyerbeer door een vergelijkbaar dilettantisme wordt aangedreven. Tevergeefs ga je op zoek naar vierentwintigkaraats muziek die het werk zijn plaats in het repertoire zou kunnen afdwingen. Helaas, het enige lichtpunt heet “Cielo e mar”, de knappe aria die elke Italiaanse spinto-tenor op zijn programma heeft staan. De melige “Dans van de Uren” met zijn tenenkrommende galop op het einde kon Walt Disney destijds inspireren tot het in beweging krijgen van nijlpaarden en krokodillen. Daar mag het gerust bij blijven. Ik wil het nog niet eens hebben over het Enzo/Barnaba duet dat sinister zou moeten zijn maar eerder vrolijk klinkt, Laura die het nieuws van haar dood beantwoordt met een haast opgewekt “Morir! Morir!”, de onnozele off-stage koortjes, de sex-deal tussen La Gioconda en Barnaba die volledig ten onder gaat in de luidruchtige finale van het derde bedrijf. Soms lijkt het wel alsof componist Amilcar Ponchielli de muziek puur per toeval laat kloppen met de betekenis van de tekst.

Het zal duidelijk zijn dat het genie van de componist van La Gioconda met moeite tot aan de knieën reikt van het genie van de meesters van het verismo die later bij hem in de compositieklas in Milaan zullen zitten (Puccini, Mascagni). Met La Gioconda bevinden we ons reeds in de nadagen van het gouden tijdperk van de Grand Opéra, dat met moeite 40 jaar heeft stand gehouden. Anno 1876 zijn de stuiptrekkingen van het genre overal te zien: Bayreuth heeft net zijn deuren geopend en een jaar voordien heeft Bizet met Carmen de noodzakelijke voorzet gegeven voor wat later het verismo zal worden genoemd en dat Grand Opéra in zijn meest potsierlijke vorm (het oeuvre van Meyerbeer), volledig van de kaart zal vegen terwijl de échte meesterwerken van het genre (Don Carlos, Aida, Tannhäuser, Les Troyens) vrijwel onmiddellijk hun plaats in het ijzeren repertoire zullen opeisen.

De Venetiaanse inquisiteur Alvesi Badoera vraagt zijn vrouw na kennisname van haar overspel een flesje vergif op te drinken. Die gaat daar op in, na enig aandringen. Na een feestje klopt hij zich manmoedig op de borst met de bekentenis zijn vrouw te hebben vermoord om zijn eergevoel te wreken. Can we cut the crap, please! La Gioconda levert alle ingrediënten die opera compleet onuitstaanbaar maken voor operahaters. Gerard Mortier zou het nooit in zijn hoofd gehaald hebben om dit werk op de affiche te zetten. Toch noemt De Munt dit een sterk libretto. Omdat het ontsproot aan het brein van Arrigo Boito? Die vervaardigde het onder zijn anagram-pseudoniem Tobio Gorrio. Ik zou toch durven vermoeden dan hij dit deed uit schaamte. Eugène Scribe, hofleverancier van menig wanstaltig libretto voor de Grand Opéra, was bij momenten eerlijk genoeg om de waarde van zijn werk te relativeren.

Ballet van het eerste bedrijf
©Baus

En toch slaagt De Munt erin om van dit penibele werk een dwingende, meeslepende opera-avond te maken. Noem het een klein mirakel. Het mirakel heet : Olivier Py. De andere pijlers van dit onverhoopte succes zijn Paolo Carignani en de niet perfecte maar zeer efficiënte cast. Opnieuw levert Pierre-André Weitz een beresterk scenografisch concept af in de voorspelbare tinten zwart en anthraciet. Een "trompe l’oeil"-effect zuigt onze blik in de diepte van dit onderaardse dogenpaleis dat eruit ziet als een parkeergarage. Een liftsysteem zorgt voor snelle scènewisselingen en voor beweging in het toneelbeeld. Water is alomtegenwoordig. Alle acteurs staan erin tot aan de enkels. Dit is tenslotte Venetië en de laguna weerspiegelt zich in videogolven op het plafond.

Py vindt telkens intelligente oplossingen voor de plaatsing van het koor. Soms laat hij het versmelten met enkele dansers. Verrassend is dat Py blijkbaar ook tekent voor de choreografische scènes en die zijn erg goed. Het begint al met een fascinerende stoelendans tijdens de prelude. Later zullen de dansers, ploeterend in het water, herinneren aan “Singing in the Rain”. Een danser met een oversized clownshoofd, grappig en morbide tegelijkertijd, zal de hele voorstelling door commentaar aanleveren. Ik zie er vooral kanttekeningen in bij de ongerijmdheden van het “sterke" libretto.

Het is een gitzwarte lezing en ze stelt de schurk Barnaba tweemaal in de schijnwerpers. Zijn aria “O monumento”, waarbij hij erg op Jago begint te lijken, wordt geïllustreerd met een razendknappe pantomime van 400 jaar inquisitiegeschiedenis. Tijdens zijn visserslied “Pescator, affonda l’esca” valt er een vis in de pan, een erotische suggestie die door een vrijend koppel wordt opgenomen en uitgewerkt. Stefano Di Colla maakt van zijn showstoppende romance “Cielo e mar” het vanzelfsprekende vocale hoogtepunt van de avond en gaat op dat élan verder in het liefdesduet. Dat een halfnaakt koppel deze scène opleukt in het halfduister leidt niet af van het duet: Olivier Py is FC Bergman niet. Enzo’s schip vergaat in een spectaculaire vuurzee.

Alvise houdt zijn Verdiaanse aria “Si, morir ella de” aan een luxueus gedekte tafel met La Gioconda op schoot. Zo puur is haar liefdesengagement dan toch niet, zo lijkt Py te zeggen. De “Dans van de Uren” is thematisch gefocusseerd op geweld en erotiek. Alvise eindigt op de knieën. Dat is interessant net als het vreemdgaan van La Gioconda maar het is niet voorzien in het “sterke” libretto.

In een stuk dat vrouwelijke pure liefde wil laten triomferen over mannelijke wellust is er zelfs geen catharsis :“Het doek van de opera valt over een onvoorstelbare scène, Sade waardig: een nabeeld van de explosieve verspreiding van het kwaad, van het levenloze lichaam van de heldin ten prooi aan het verlangen van het overwinnende kwaad”, zegt Py. Maar Ponchielli was te weinig genie om er de passende muziek bij te schrijven. Het vierde bedrijf en zijn gitzwarte finale is nog de grootste teleurstelling van allemaal.

De Dans van de Uren
©Baus

In het programmaboek maakt Weitz zich sterk dat de scenografie de akoestiek zou versterken. Dat was inderdaad ook het geval. Zelden heb ik zo’n stevig projecterende stemmen gehoord in de Muntschouwburg. Franco Vassallo zingt een fantastische Barnaba. Behalve het prachtige timbre is het vooral de vrijheid waarmee hij omgaat met de partij die grote indruk maakt. Hij moet een geweldige Jago zijn. Ook Stefano La Colla als Enzo is gezegend met een fraai timbre, zonder dat het daarom straalt als de zon. Hij kan de partij ook alle squillo meegeven die vereist is. Silvia Tro Santafé als Laura is de gaafste van de sopranen. Minder fraai is het timbre en het vibrato van Béatrice Uria-Monzon als La Gioconda maar de stem klinkt nog niet gehavend en interpretatief is ze nog altijd sterk. Ning Liang als La Cieca bezat voldoende laagte om op een contralto te lijken. Jean Teitgen had de partij van Alvisa Badoera iets gaver mogen zingen en met het stijlgevoel van een echte Verdi-bas.

Paolo Carignani haalt het allerbeste naar boven van deze middelmatige partituur. Zijn gepassioneerde dirigeerstijl vertaalt zich vooral in een extreme dynamiek. Daarmee raakt hij ook de zenuw van de geweldige passie die de schepper allicht heeft bedoeld.

In Parijs vertelde Peter de Caluwe mij dat hij De Munt te klein acht voor Les Troyens. Heeft Py met deze knappe productie niet bewezen hoe grootschalig bedoelde producties kunnen profiteren van het intieme karakter van de schouwburg van De Munt?

2 opmerkingen:

Olivier Keegel zei

Ik ben zo vrij het met amice Hermans ernstig oneens te zijn. La Gioconda bevat dan weliswaar geen muziek van het niveau van Verdi en Puccini, maar wel eenvoudigweg goede muziek. En sinds wanneer is goed niet goed genoeg voor ons, in ons aller Benelux? Het libretto is niet meer of minder bizar dan talloze andere opera's; als het libretto een onoverkomelijk bezwaar zou zijn, kunnen we het merendeel der opera's wel opdoeken.

Jos Hermans zei

We zullen het nog wel vaker oneens zijn, Olivier. Ramellende libretti bestaan ook in het ijzeren repertoire. Die opera's zijn daar alleen maar geraakt omdat ze gezegend zijn door écht goede muziek. La Gioconda heeft noch goede muziek noch een goede tekst, hoort bijgevolg niet thuis in het ijzeren repertoire, net zoals Meyerbeer. In my humble opinion, of course.