woensdag 21 oktober 2020

Marie-Eve Signeyrole met Samson et Dalila in Straatsburg (***½)

Massimo Giordano als Samson © Klara Beck

THE JOKER AND THE HOUSE OF CARDS

Als tweejarige kon Camille Saint-Saëns reeds lezen en schrijven en melodieën tokkelen op de piano. Kort na zijn derde verjaardag begint hij reeds te componeren en op vijfjarige leeftijd heeft hij reeds zijn eerste pianorecital gegeven. Als toegift bij zijn formele debuut als tienjarig concertpianist biedt hij aan om één van Beethovens 32 sonates uit het hoofd te spelen. Suggereerde zijn jeugd een Mozartiaans potentieel, het werd echter nooit volledig gerealiseerd. Ooit merkte hij op dat componeren voor hem zo natuurlijk was als een appelboom die appels produceert. Daar lag wellicht het probleem: dat de techniek zo gemakkelijk tot hem kwam dat het vrijwel alle inspiratie doofde. Slechts met één van zijn 13 opera's, “Samson et Dalila”, behaalt hij een blijvend succes - een mislukking die door hem diep wordt betreurd.

Als exponent van de Franse muzikale stijl, strevend naar helderheid, bondigheid, evenwicht en orde is hij een vurig verdediger van de “Ars Gallica”. Saint-Saëns toont zich echter niet alleen een voorbeeldig conservatief en nationalist maar hij weet tegelijk ook de romantische avantgarde van Liszt en Wagner op te zuigen. Naar verluidt kon hij de volledige orkestpartituren van “Tristan und Isolde” en Parsifal uit het hoofd spelen. Hij was dol op Wagner maar verfoeide het Franse wagnerisme. Liszt biedt hem de première aan van “Samson et Dalila” in Weimar (1877), in een Duitse versie. Twee jaar later kent de Franse versie zijn concertante première in Brussel. De Parijse opera volgt pas in 1892 nadat het werk al een stuk van zijn succesvolle internationale carrière heeft afgelegd.

Om maar meteen met de deur in huis te vallen, de prelude tot “Samson et Dalila” is gewoonweg fantastisch: het ostinato in de contrabassen en het hoofdthema dat crescendogewijs overgaat in het openingskoor “Dieu d’Israel”, dat is spiritualiteit die aan de ribben kleeft. Daarmee is de grondtoon van het werk gezet en die is onmiskenbaar religieus. De andere karakteristieke kleur is de oriëntaliserende “couleur locale”: het bacchanaal is een aardige pastiche van oriëntaalse muziek. “Printemps qui commence”, “Amour! Viens aider ma faiblesse” en “Mon coeur s’ouvra à ta voix” zijn evidente pronkaria’s voor een dramatische mezzo maar ook het duet tussen Dalila en de Hogepriester (Akte 2) kan een hoogtepunt vormen in de handen van goed articulerende solisten. Het meest teleurstellende aan het hele werk is de finale, “Gloire à Dagon vainqeur” met zijn bizarre mix van Bach en Offenbach. Ulrich Schreiber noemt de finale zelfs zwak in dramaturgische zin : immers, het zinnelijke geluk dat de opera bijna twee uur lang heeft gepredikt wordt hier in enkele seconden afgedaan als een brutale leugen.

Elk operahuis bedenkt zijn variant om de van overheidswege opgelegde veiligheidsmaatregelen het hoofd te bieden. In Straatsburg heeft men de orkestbak vergroot om het ruimtelijk uitdeinende maar licht gereduceerde orkest te kunnen accomoderen. Het orkest verdwijnt daardoor gedeeltelijk onder het toneel, alsof het Bayreuth betrof. Het koor is verbannen naar het derde en vierde balkon; 16 figuranten representeren het op het toneel.

Regisseuse Marie-Eve Signeyrole vindt de prelude zo goed dat ze die drie keer laat spelen, aan het begin van elke akte, alsof het de begintune betrof van een politieke tv-serie in drie delen. Zo is deze productie dan ook opgevat. Dagon is voorzitter van de partij “De Conservatieven”, Samson is de chef van “Les insurgés” (De opstandelingen). Onderdrukking wordt door progressieve regisseurs doorgaans in het conservatieve kamp gesitueerd. Dalila is Dagons campagneleidster maar we zien haar ook reeds van in het begin in Samsons bureau rondhangen. Abimélech en De Hogepriester zijn adviseurs. Over Samson zegt Signeyrole : “J’ai imaginé un homme issu du peuple qui a perdu au cours d’une manifestation l’usage de ses jambes. Il décide de se masquer en clown pour se moquer du pouvoir en place. “ En dus beweegt Samson zich over het toneel als een anti-held in een rolstoel, geschminkt als The Joker. Tijdens “Mon coeur s’ouvre à ta voix” zal Dalila de schmink van zijn gezicht schrapen.

Daarmee zijn de twee cruciale aspecten die het werk zijn charme geven volledig buiten werking gesteld: de religieuze spiritualiteit en het oriëntalisme. Deze brutale actualisering maakt de identificatie met de beide hoofdpersonages niet gemakkelijker, ze werkt eerder als een rem. En ze doet zeker niet beter luisteren naar de muziek zoals de regisseuse het zich heeft voorgesteld. En wat maakt dat de regisseuse het dagelijkse vertoon van de leugenachtige politieke kaste zo boeiend vindt?
Katarina Bradić als Dalila © Klara Beck

De dans van de priesteressen is een voorwendsel om de decors op het draaitoneel van Fabien Teigné enkele toertjes te laten draaien en een blik te werpen op de interne keuken van een politieke partij. Twee mobiele camera’s projecteren hun beeld permanent op een videowand bovenaan. Veel van deze beeldenvloed is redondant en storend. Het bacchanaal is een banquet dat de nakende verkiezingsoverwinning van Dagon aankondigt. Tijdens Samsons exploot in de slotfaze dwarrelen veren uit de toneeltoren. Volgens het principe dat een kilo lood evenveel weegt als een kilo veren?

Katarina Bradić heeft een zeer matig projecterende stem. Daarmee is ze niet in staat tot de vocale exuberantie die hier vandoen is. Massimo Giordano's tenor heeft geen onaardig timbre, maar stralend wordt het nooit. Heeft hij kracht nodig in de hoogte dan gaat dat ten koste van zijn stembeheersing. Het meest doorleefd presteert hij in “Vois ma misère”. De tamelijk hoge bariton van Jean-Sébastien Bou projecteert goed maar ze heeft niet de gravitas en de natuurlijk autoriteit van de religieuze leider (die hier niet bedoeld wordt).

Ariane Matiakh haalt net iets te weinig uit de prelude. Dat kan deels liggen aan het afgeslankte orkest. Daardoor is het bacchanaal, snedig en transparent uitgevoerd, het eigenlijke orkestrale hoogtepunt. In elk geval was het een verademing om een opera-orkest weer eens met zijn natuurlijke stem te horen.

Geen opmerkingen: