© Bernd Uhlig / Opéra National de Paris
BARTOK, DAS EWIG WEIBLICHE
In een brief aan zijn moeder schrijft Bela Bartok: "Ik ben een eenzaam mens!... Zelfs te midden van mijn vrienden hier in Boedapest, dringt zich vaak het besef aan me op dat ik volkomen alleen sta! Ik vermoed dat ik mijn hele verdere leven tot deze innerlijke eenzaamheid gedoemd ben. Ik weet nu al dat mijn pogingen een ideale levensgezel te vinden, vergeefs zullen zijn. Want mocht ik iemand tegenkomen, dan zou ik vast al heel snel weer teleurgesteld zijn ". Bartok is 24 als hij deze gedachten neerschrijft.
Zes jaar later zal Bela Balazs' libretto "Hertog Blauwbaards burcht" Bartok inspireren tot een uitzonderlijk indringende muzikale vertolking van deze gevoelens van verlatenheid. Wie hieruit meent te concluderen dat hij een sombere man was die door het vrouwvolk in de steek werd gelaten, slaat de bal grondig mis. Zijn liefdesleven wordt bevolkt door zeer jonge vrouwen : Marta, Drakulic, Stefi, Klara, Wanda, Ditta, bijna allemaal leerlingen van de componist. Het meest valt Bartok op jonge violistes maar trouwen doet hij uiteindelijk met pianistes. Als 28-jarige huwt hij de 16-jarige Marta Zigler. 14 Jaar later is de componist inderdaad teleurgesteld en doet hij nog eens een nieuwe poging met de eveneens 16-jarige Ditta Pasztory. Net zoals in de muziek zocht hij in vrouwen de vernieuwing, zo stelt Zoltan Kodaly, wanneer hij diens amoureuze verhoudingen tegen het licht houdt en hij noemt Bartok "das Ewig Weibliche". Niet geheel verschillend van Blauwbaard toch ?
De beeldschone Judith, zij die licht wil doen schijnen in Blauwbaards ondergronds gewelf, gaat door haar ultieme hang naar kennis net één kamer te ver, waardoor de zich openende kerker zich weer hermetisch sluit. Om dezelfde reden als Elsa in Lohengrin de verboden vraag stelt, wil Judith weten wat er achter de verboden deuren schuilgaat: zij tracht de ziel van haar echtgenoot te doorgronden. Ze laat haar liefde zo groot worden dat ze bezit wil nemen van de andere. Dat kan enkel slecht aflopen. Het kantelpunt is het openen van de vijfde deur wanneer het orkest zulke stralende C-Dur akkoorden in het auditorium slingert dat je eigenlijk een zonnebril zou moeten opzetten.
Donker en raadselachtig is de sprookjessfeer van de monoloog, tenminste wanneer hij niet wordt gecoupeerd wat neerkomt op een regelrechte schande wanneer dit gebeurt, al was het maar vanwege het heerlijke, plastische Hongaars dat deze spreekstem hanteert. John Relya neemt de monoloog voor zijn rekening en Krzysztof Warlikovski maakt er een goochelact van. Als een Dracula, compleet met zwarte cape, laat hij zijn blonde assistente Barbara Hannigan een meter in de lucht zweven. De obligate duif en het witte konijn ontfutselt hij aan een bundel foulards. Als goocheltruuks zijn ze een beetje rommelig maar dat zal wellicht zo bedoeld zijn. We horen Relya's stem doorheen de microfoon, licht vervormd en voorzien van een electronisch vibrato. Later zal zijn worsteling met het Hongaars, voor zover ik dat kan beoordelen, heel wat minder idiomatisch correct verlopen.
Daarna gaat het doek op en zien we de befaamde burcht in zwart wit. Hij lijkt verrassend veel op het auditorium van de Opéra Garnier. En dus gaat de opera ook over ons. Misschien is Hertog Blauwbaard niet eenduidig te interpreteren als de strijd tussen man en vrouw zoals vaak is beweerd. Eerder als de strijd tussen weten en niet weten. Zijn we niet allemaal Judiths die door Blauwbaards domein, het leven, zwerven? In een interview waarin hem werd gevraagd of hij eigenlijk niet zelf een Blauwbaard was, antwoordde Bartok: "En als ik nu eens Judith was".
Calixto Bieito had in Berlijn aangetoond hoezeer het stuk te winnen heeft bij een zeer fysieke acteursregie waarbij liefde en pijn zeer dicht bij elkaar uitkomen. Zo ver laat Warlikowski het nooit komen. Judith en Blauwbaard cirkelen vooral als gieren rond mekaar.
Links staat een sofa, rechts een dressoir met daarop een telefoon en een fles sterke drank waarmee zowel Judith als Elle zich moed zullen indrinken.
Het openen van de deuren is op een heel ouderwetse manier illustratief: in glazen tentoonstellingskasten wordt Blauwbaards verleden heel letterlijk op het toneel geschoven alsof het een museumbezoek betrof. Dat is best wel teleurstellend. Bij het openen van de vijfde deur zien we slechts het tegendeel van de apotheose die op dat moment in het orkest weerklinkt: Blauwbaards rijk huist in een opschudbaar glazen bolletje met sneeuw zoals je die in souvenirwinkels aantreft. Mooi daarentegen zijn de beelden van Blauwbaard als kind met tranen en bloedsporen op het gelaat. Af en toe zien we flarden van Jean Marais in Jean Cocteau's "La belle et la bête", die Warlikowski opvoert als dubbelganger van Blauwbaard. Cocteau was de librettist van het "La voix humaine" en dient hier als verbindingselement tussen beide werken.
Achter de façade van Blauwbaard verbergt zich een man met een gekwetste ziel. Relya speelt hem niet als een monster maar als een zachte dominante man. Zijn scenisch hoogtepunt beleeft hij tijdens zijn onderonsje met de drie vroegere vrouwen.
Johannes Martin Kränzle was oorspronkelijk gecast als Blauwbaard maar die liet van de zomer weten in behandeling te zijn voor MDS. Dat was sowieso een eigenaardige keuze want wat kan Blauwbaard te winnen hebben aan een vertolking door een bariton?
John Relya heeft wél een diepe bas maar technisch zit de stem toch niet zo heel goed. Ze verliest regelmatig aan focus en wordt door het orkest iets te gemakkelijk overstemd.
Ekaterina Gubanova doet wat dat betreft beter. Ze produceert een mooie warme toon en haar mezzo houdt heel goed stand tegen het orkest. Tijdens het orkestrale tutti bij het openen van de vijfde deur kan ze zelfs haar contra ut boven het orkest uit laten zweven. In haar appelgroene jurk is ze helemaal in tune met de aan gang zijnde klimaattop in Parijs. De CO2 uitstoot van Hertog Blauwbaard zal vast niet aan de Europese normen hebben voldaan.
© Bernd Uhlig / Opéra National de Paris
Erg mooi is de pauzenloze overgang tussen beide werken. Terwijl Blauwbaard de eeuwige nacht over zich heen krijgt zien we Elle, met een pistool in de hand het toneel betreden op superhoge naaldhakken. Cocteau komt nog heel even expliciet aan bod met een filmfragment uit "La belle et la bête". Zowel Elle als Judith worden slachtoffer van een onomkeerbaar proces dat ze zelf in gang zetten. Dat is de thematische verbinding tussen beide werken.
De telefoon rinkelt op het dressoir maar niemand neemt hem op. Misschien is er ook helemaal geen gesprek zoals Warlikowski later duidelijk zal maken. Misschien was een conversatiestuk met een geliefde over de telefoon redelijk hip in 1959, Francis Poulenc heeft waarschijnlijk niet beseft hoe snel technologische vooruitgang dat idee ouderwets zou maken. Liggend op de vloer of op de sofa, een camera in de toneeltoren toont elk detail van Hannigans radeloze monoloog op een groot scherm.
"La Voix Humaine" gaat over een vrouw die na de afwijzing door haar geliefde de moed niet heeft om zich met behulp van een overdosis pillen van het leven te beroven. Wat mij betreft is dit het werk van een dilettant. Een meesterstuk van de twintigste eeuwse operaliteratuur kan ik daar echt niet in ontdekken en daar kan ook supertalent Barbara Hannigan uiteindelijk niets aan verhelpen. Barbara Hannigan is voor Warlikowski wat Ausrine Stundyte is voor Calixto Bieito maar hier verspilt ze haar talent. Met een drietal vocalises laat ze zich horen in het register waarin haar stem zich thuisvoelt, voor de rest heeft deze parlando rol haar weinig te bieden. Ook al staat ze 40 minuten lang op het toneel, "La vie humaine" is "Die Soldaten" niet.
Naar de finale toe zien we haar geliefde langzaam het toneel betreden. Zijn hemd zit onder het bloed. Blijkbaar, zo lijkt Warlikowski te suggereren, heeft Elle op een gewelddadige manier reeds afscheid genomen van haar geliefde en is haar monoloog niets meer als een hysterische zelfbevraging die haar uiteindelijk de moed verschaft om definitief uit het leven te stappen. Ze eindigt met de loop van de revolver in haar mond waarop het orkest het bevrijdende schot lost tijdens de slotmaat.
Esa-Pekka Salonen dirigeert nog steeds met een aanstekelijk jongensachtig enthousiasme. Hij liet Bartok vooral horen als de schatplichtige van Debussy met veel kleur, detail en grote climaxen. De balans tussen orkest en solisten is hier, anders als in de Grande Boutique van de Opéra Bastille, een heel stuk beter.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten