donderdag 2 juli 2015

Calixto Bieito met Carmen in Londen (****)

BREAKING BAD

Onlangs kon je in het Verenigd Koninkrijk tijdens dezelfde week twee emblematische Carmenproducties zien waarvan later zal worden gezegd dat ze de opvoeringsgeschiedenis van het werk decennia lang hebben gedomineerd. David McVicars productie voor Glyndebourne en Calixto Bieito's Carmen in het Londense Coliseum, zijn twee zeer verschillende maar even geniale ensceneringen.

Bieito's legendarische Carmen heeft ondertussen de halve wereld afgereisd. In 2004 was ze nog te zien in de Vlaamse Opera. Het best is ze gekend van de dvd-registratie met Roberto Alagna en Béatrice Uria-Monzon in Barcelona. De vraag die zich stelde was dan ook of ze kon overeind blijven in deze heropgewarmde, Engelse versie? You bet, she did!

"Goede opera is als een stierengevecht". Het zijn woorden van Calixto Bieito. In Carmen kan je dat ook letterlijk nemen: het stierengevecht als metafoor voor de corrida tussen de seksen. Als een gevelde stier zal Carmen tijdens de laatste maten van het stuk door Don José door de arena van de liefde worden gesleurd. Bieito gaat het stuk te lijf op de voor hem eigengereide wijze, volstrekt onsentimenteel, net zoals de partituur van Georges Bizet dat ook lijkt aan te geven. Hier dus geen postkaarten-Sevilla maar een verpauperde en rechteloze samenleving in de nadagen van het Franco regime. Toch is dit de meest Spaanse Carmen ooit. Het Spanje van het libretto zit hier in de details, meestal beter verstopt dan de iconische stier van Osborne in het derde bedrijf. Mannelijke begeerte spat van het scherm van zodra het doek is opgegaan. Af en toe zijn er ook hints te zien naar kindermisbruik. Bieito toont Carmen niet uitsluitend als de ongenaakbare femme fatale of de principiële vrijheidsheldin maar ook als empatisch slachtoffer van Don José's mateloze jaloezie.

Wat deze productie extra aantrekkelijk maakt is dat alle intermezzi met bijzonder knappe toneelvondsten zijn ingevuld : de goocheltruuk van de pooierachtige neger Lilas Pastia, de dans van het schattige zigeunermeisje met haar pop, de choreografie van de naakte soldaat met de denkbeeldige stier in het blauwe schijnsel van de maan onder begeleiding van de geweldige fluitsolo van het derde bedrijf. In het laatste bedrijf toont hij de opwinding van een mensenmassa in een stadium met enkel een koord als attribuut. Dat alleen is al een masterclass inzake regie. Uiteindelijk laat Bieito zien wat een fantastisch meesterwerk er schuilt in deze meest populaire opera van het repertoire. Een betere definitie van een geniale regie kan ik niet bedenken. Anders uitgedrukt: er is Carmen vóór Bieito en er is Carmen na Bieito. Na Bieito is de typische Carmen-productie van de jaren 80 gewoon niet meer te verdragen. Ziedaar nog een betere definitie.

In de uitstekende vertaling van Christopher Cowell werd de zangers Engels in de mond gelegd dat nooit als problematisch hoefde te worden ervaren maar dat anderzijds ook niets toevoegde. Hoe je het ook bekijkt, het Engels klinkt zakelijker dan het Latijnse origineel : de kleuren en de articulatie van de originele prosodie gaan een beetje verloren en de recitatieven willen wel eens klinken als in een musical. Waarom de ENO aan dit archaïsche systeem blijft vasthouden is mij een raadsel. Hebben we ondertussen niet geleerd om boventitels te lezen ? Ik kan er enkel een verontrustend ouderwetse uitloper van taalimperialisme in zien.

Eleanor Dennis als Michaela liet de fraaiste zang horen. Met een soliede techniek, probleemloze registerovergangen en een stevige projectie is ze zondermeer geschikt om rollen met een meer spinto-karakter aan te vatten.

Waarom de Letse Justina Gringyte een blonde pruik kreeg aangemeten als Carmen is mij niet duidelijk. Stem en acteerprestaties zaten goed zonder echt in positieve zin op te vallen.

Eric Cutler, die de volgende Lohengrin in Brussel zou moeten worden, wist ondanks zijn boomlange gestalte een groot fysiek engagement in zijn vertolking te steken. In de intense en erg gewelddadige finale presteerde hij voortreffelijk. Met zijn licht baritonaal timbre klonk zijn tenor voldoende viriel, zonder daarom een voorbestemdheid voor de grote Wagnerhelden te laten vermoeden. Onaangename, kelige bijgeluiden als bij Jonas Kaufmann, waren geheel afwezig en zijn "Flower Song" wist hij te besluiten met een aardig pianissimo in de kopstem. Naar zijn Lohengrin zijn we nu al benieuwd.
De expressief articulerende Leigh Melrose schakelde in zijn portret van Escamillo op een fascinerende manier tussen machismo en kwetsbaarheid.

Richard Armstrong hield vlotte tempi aan en wist zijn manschappen voldoende aan te sporen tot een efficiënte, karaktervolle lezing. Dat leverde vooral tijdens de orchestrale omlijsting van Escamillo's aantreden een geweldig muzikaal hoogtepunt op.

1 opmerking:

Anoniem zei

Top auteur