maandag 25 april 2016

Romeo Castellucci met La Passione in Hamburg (***)


© Bernd Uhlig
WIR SETZEN UNS MIT TRÄNEN NIEDER

Laat ik even toelichten waarom ik niet van Bach houd. Wat maakt muziek tot goede muziek? Het antwoord op die vraag is eigenlijk heel simpel. Muziek moet noodzakelijkerwijs een geestelijke connectie maken. Muziek kan opwinding of ontroering veroorzaken. Essentieel is dat men er zich emotioneel aan kan beroezen. Muziek kan door de vorm ook intellectueel fascineren. Muziek die niets van dit alles in zich draagt verschraalt tot platte verveling. Alle muziek kan je vanuit dit perspectief benaderen, van U2 tot Bernd Alois Zimmermann. Mijn stelling is nu dat de componist die dit alles voor mekaar krijgt en daarbij zowel het hart als het hoofd bedient, zijn plaats in het pantheon van de allergrootste toondichters heeft verdiend. Automatisch kom je dan uit bij iemand als Richard Wagner, eerder dan bij Johann Sebastian Bach. Het curieuze is dat het meester Bach is die gecelebreerd wordt als de grootste muzikale geest van het Avondland. Die reputatie kan, als je de Klara-ambtenaren bezig hoort, met niets aan het wankelen worden gebracht. Ben ik dan de enige die meester Bach de meest overschatte figuur uit de muziekgeschiedenis vindt? Samen met Bachs spirituele vader, Maarten Luther, toen hij in Worms voor keizer en kerk gevraagd werd zijn ketterse stellingen te herroepen, zou ik willen zeggen : "Ich stehe hier und kann nicht anders."

Bach mag het contrapunt tot een voor zijn tijd duizelingwekkende hoogte hebben gebracht, zijn werk is daardoor in hoge mate cerebraal. Veel Apollo en weinig Dionysos. Bachs muziek kan intellectueel fascineren maar is emotioneel steriel. Zijn populairste tearjerker "Erbarme dich", is van een onstellende harmonische eenvoud. Toch voert het nummer menig top-100 lijstje aan. In elke opera van Mozart, om slechts een kleine sprong in de geschiedenis te maken, is meer genialiteit terug te vinden dan in de Mattheuspassie, dit iconische werk van de barok, dat door zijn verlammende monotonie, althans voor mij, ook een monument der verveling is.

Het zijn geen open geesten die stil blijven staan bij de gedachte dat klassieke muziek eindigt met de dood van Wagner. Het zijn evenmin open geesten die dat doen bij de dood van Bach. Ze bestaan in even grote getale.
Bachs apologie kadert in de overdreven aandacht die barokmuziek krijgt in de media. Al decennia lang bokst zij boven haar soortelijk gewicht. Urenlang gegijzeld worden door barokcomponisten van laag allooi, het behoort tot de dagelijks terreur op Klara.

Wat Bach verbindt met Wagner is dat hij in dezelfde mate misbruikt is geworden door de nationaal-socialisten. Het was de kille discipline in het werk van Bach dat de nazi's zo aantrekkelijk vonden, naast zijn raszuiverheid en zijn spirituele aanhankelijkheid aan Maarten Luther, de grote antisemiet. Nazi-musicoloog Richard Eichenauer vatte het zo samen: "De fuga is blond en heeft blauwe ogen". Minder bekend is dat Bachs muziek even goed te horen was op de Naziparteitage als die van Wagner. Maar in tegenstelling tot Wagner heeft Bachs reputatie hieronder allerminst te lijden.

In de Johannespassie worden de joden nochtans uitdrukkelijk gestigmatiseerd als de moordenaars van Christus. Sommige dirigenten wijzigen daarom de tekst en vervangen "die Juden" door "die Leute". In Berlijn werden de gewraakte passages enkele jaren geleden vervangen door fragmenten uit de joodse liturgie. Toch wordt Bach door de meeste musicologen van antisemitisme vrijgesproken. Mogelijk geheel terecht, ook al had hij Luthers pamflet "Die Juden und ihre Lügen" in zijn bibliotheek staan. Die houding ten aanzien van de monumentale Bach waarbij hij enigszins dreigt te worden opgepoetst, staat in scherp contrast met het vergrootglas waarmee joodse onderzoekers in Wagners werk op zoek gaan naar sporen van antisemitisme die er niet zijn.
Opmerkelijk daarbij is dat Bachs muzikale vlam na zijn dood brandend werd gehouden door een coterie van Berlijnse joden, met name door de families Mendelssohn en Itzig. Met de eerste heropvoering van de Mattheuspassie in 1829 zal Felix Mendelssohn vervolgens het fundament leggen voor Bachs internationale wederopstanding.

La Passione is de theatraliseringspoging waarmee Romeo Castellucci in Hamburg Bachs Mattheuspassie tot een tam Bühnenweihfestspiel heeft getransformeerd. De Deichtorhallen, een seculiere kathedraal voor hedendaagse kunst is daarvoor tot een klinisch witte ruimte omgeturnd. Orkest en koor zijn volledig in het wit, enkel de evangelist draagt een blauwe sjaal om de hals. Het is een vorm van onthechting en de dirigent wast ritueel de handen voor hij aan zijn job begint.

Castellucci heeft het werk opgedeeld in 18 scènes rond een thema dat verband houdt met de tekst. Bij elke scène wordt een object voorgesteld of worden figuranten opgevoerd. Zo zien we een gekantelde bus voorbij trekken, een metaforisch beeld voor het menselijk lijden in groep. Een doornenkroon van prikkeldraad wordt in een electrolysebad verguld. Van een boom worden de takken met snoeischaren verwijderd. Een lam wordt vol kunstbloed gepompt. Een figurant wordt in bidhouding in een polyestersarcofaag opgesloten. Twee worstelaars gaan een kamp aan. Het zijn beelden die gevoelsmatig weinig teweeg brengen en slechts met moeite appeleren aan de beeldenmagiër van de Tragedia Endogomidia of de Divina Commedia.

Interessanter wordt het wanneer Castellucci hengelt naar onze empathie en ons laat participeren aan het lijden. Zo mogen 14 figuranten, tijdens Christus' kruisiging, elk om beurt, aan een zweefrek hangen in de houding van een gekruisigde. Een andere scène toont een dokwerker die beide onderbenen heeft verloren door een werkongeval. Hij verwijdert de prothesen en strompelt moeizaam naar de uitgang.

Ian Bostridge zong een uitstekende evangelist, dynamisch heel gedifferentieerd, emotioneel geëngageerd en expressief. Hayoung Lee en Christina Gansch als de sopranen en Dorottya Lang als de alt waren aan mekaar gewaagd, maar geen van hen liet echt gave registerovergangen horen. Philippe Sly leverde met zijn hoge bas de gaafste prestatie af als Jesus, gedragen door een mooi timbre dat voortdurend herinnerde aan Peter Mattei.

Kent Nagano en het Philharmonisches Staatsorchester Hamburg speelden de Mattheuspassie op moderne instrumenten met een orgel in de continuopartij. Het koor, opgedeeld in twee helften, flankeerde het orkest.
De Audi Jugendchorakademie bestond vooral uit erg jonge mensen en presteerde desalniettemin uitstekend. Dat het slotkoor "Wir setzen uns mit Tränen nieder" er bovenuit stak kwam toch vooral omdat deze drie uur lange zit eindelijk voorbij was.

Bach laat ik voortaan over aan zijn fans. Mij niet meer gezien. Ich habe genug. BWV 82.

Het volgende rendez-vous met Romeo Castellucci is gepland in München met Tannhäuser.

Geen opmerkingen: