woensdag 21 december 2016

Laurent Pelly met De Gouden Haan in Brussel (****)

DROOM IK DAT IK WAKKER BEN ?

Van de late 19e eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog is Richard Wagner immens populair in Rusland. Die populariteit heeft hij te danken aan zijn eigen concertreeks in 1863, aan de steun van muziekcriticus Anton Serov en vooral aan de voorstellingen van De Ring die Angelo Neumann met zijn "Richard Wagner Theater" in april 1889 verzorgt in Moskou en St-Petersburg. Vijf maal zal hij De Ring opvoeren in de beide keizerlijke hoftheaters. Karl Muck dirigeerde en als we Neumann mogen geloven dan presteerde het orkest van het Mariinsky Theater even goed als in Bayreuth. Beide cycli kenden een groot succes. "Germanen und Slawen - das geht", had Wagner enkele jaren voordien nog aan Neumann geschreven in zijn allerlaatste brief vanuit Venetië, twee dagen voor zijn dood.

Het Machtige Hoopje, waartoe ook Rimski-Korsakov behoorde, wees Wagner aanvankelijk af. Nochtans had Modest Moesorgski reeds in 1867 al gewaarschuwd : "Wij steken vaak de draak met Wagner maar Wagner is sterk en hij is sterk omdat hij de kunst aanpakt en haar op haar grondvesten doet beven". Die aanvankelijke scepsis veranderde radicaal met de opvoeringen van de Neumann-Ring. "Er was een tijd, toen ik hem afwees, nu echter geloof ik vast in hem, zoals in apostel Paulus", zou Rimski-Korsakov schrijven en Glazoenov die samen met hem De Ring had bezocht, schreef aan Tsjaikovski: "Samen met Nikolaj Andrejevitsj (Rimski-Korsakov) bevonden wij ons in een roes" waarop Tsjaikovski in zijn dagboek noteerde : "Brief van Glazoenov. (Hij is Wagneriaan !!)"

Rimski-Korsakov werd daarmee de meest wagneriaanse onder de Russische componisten. Zijn mythologisch opera-ballet Mlada gaat terug op Wagners Ring en zijn opera "De legende van de onzichtbare stad Kitezj en de maagd Fevronia" wordt door sommigen wel eens de Russische Parsifal genoemd. Rimski-Korsakov was vooral geïnteresseerd in Wagners orkestratie en in de beeldende kracht van zijn muziek. Beide kwaliteiten vinden we ook terug in zijn laatste opera " De Gouden Haan", naast leidmotieven die gelinkt zijn aan de personages : messcherpe trompetstoten herinneren aan onze gevederde vriend van het boerenerf, de klarinet articuleert het exotisch-oosterse motief van de tsarina, het klokkenspel, de piccolo en de harp doen hetzelfde voor de astroloog. Het tweede bedrijf roept dan weer bij herhaling het duet van Kundry en Parsifal in herinnering.

In het pre-revolutionaire Rusland is het symbolisme de heersende kunststroming. Net als elders in de wereld is het door Wagner enorm beïnvloed. Tussen 1900 en 1905 brengen de symbolisten vier delen van De Ring tot stand in St-Petersburg. Betekenisvol daarbij is de omstandigheid dat deze Ring zijn voltooiing vindt in 1905. Het was het jaar van de eerste grote opstand tegen de tsaar die het keizerrijk had doen daveren op zijn grondvesten, alsof Wagners Ring de intellectuele elite in een fin-de-siècle stemming bracht en de Götterdämmerung aankondigde van het tsarendom. De opstand werd echter bloedig neergeslagen en als gevolg daarvan ging het symbolisme als beweging zich tevens ontwikkelen als een politiek project. Voor de symbolisten was het duidelijk dat zij de ongelijke, corrupte tsaristische autarkie niet langer konden dulden. De politisering van de beweging had als gevolg dat vele kunstenaars en Wagnervereerders aanhangers werden van de bolsjevistische revolutie. Allen dichtten ze de muziek het potentieel toe om de gebroken verhoudingen te herstellen. Muziek hielden ze voor een brug naar een postapocalyptische wereld van harmonie, regeneratie en wedergeboorte, niet toevallig elementen van Wagners kunstutopie.

Dit is de context waarin De Gouden Haan ontstaat anno 1907 en met zijn aanklacht tegen autocratie, despotisme en domheid is het ook de eerste keer dat Rimski-Korsakov politieke satire durft te bedrijven. André Lischke noemt het met een hyperbool "het meest subversieve werk uit de muziekgeschiedenis". Zo horen we uit de mond van het volk, na de dood van de tsaar : "Wat brengt een nieuwe dageraad? Wat wordt er van ons zonder onze tsaar?" Het hoeft niet te verwonderen dat het stuk aanvankelijk niet door de censuur geraakte. Ironisch genoeg zit in De Gouden Haan niet het minste geloof in het revolutionaire potentieel van het volk: Rimski-Korsakov toont een even grote minachting voor het volk als voor de vorst. Toch laat Laurent Pelly de arbeidersklasse als dreigende massa regelmatig op het achterdoek verschijnen.

Muzikaal scheert het eerste bedrijf geen al te hoge toppen maar het is moeilijk om niet onder de indruk te geraken van Rimski-Korsakovs orkestratiekunst. De koorpartijen halen niet het niveau van Moesorgski, het slotkoor van het derde bedrijf komt enigszins in de buurt. Dodon is een potsierlijke, blunderende tsaar die zijn leven het liefst in pyjama doorbrengt. Zijn bed staat op een berg steenkool, resultaat van de vlijt van de arbeidersklasse. De gouden haan, een geschenk van een geheimzinnige astroloog die verrassend goed op Raspoetin lijkt, moet hem van de ongemakken van het slagveld redden.

Met het tweede bedrijf wordt het stuk merkelijker interessanter. Het is het bedrijf van de tsarina van Sjemacha, de muzikale zus van Sheherazade. "Is zij de belichaming van de prachtige, sensuele, inspirerende schoonheid, die tegenover de ruwe wereld van Dodon staat of een uitsluitend wreed en onmenselijk symbool, een vergiftigde schoonheid die de decadentie aan de kaak stelt?" vraagt André Lischke zich af. De verrukkelijke Venera Gimadieva weet die dubbelzinnigheid goed uit te spelen. Een gekantelde trechter, geïnspireerd op een bekende zendmast in Moskou, is het kader voor haar provocaties en verleidingskunsten. Wanneer ze opschept over haar albasten heupen en haar weelderige boezem kan Dodon enkel nog door de knieën gaan. Ondertussen heeft het manvolk in de zaal zich voldoende kunnen identificeren met het blunderboek van de oliedomme tsaar om zich aangesproken te voelen. De muziek bereikt hier haar meest betoverende karakter en vanwege de scènewisseling tussen het tweede en derde bedrijf zullen Alain Altinoglu en concertmeester Saténik Khourdoian als extraatje een fantasie voor viool en piano spelen, verwijzend naar de muziek van de tsarina. Het sprookje loopt slecht af wanneer de astroloog de tsarina komt opeisen als beloning voor zijn behulpzame gouden haan.

Dacht André Lischke stiekem ook aan onze tijd toen hij schreef : "Als een beschaving tegelijkertijd een dergelijke minachting toont voor zichzelf en zo'n behoefte voelt om zich te herbronnen in het exotisme dan betekent dat dat ze een alarmerend niveau van verval en wanorde heeft bereikt en dat ze door oncontroleerbare krachten vernietigd kan worden."

Agnes Zwierko als de huishoudster was de enige zwakke schakel in deze voor het overige homogene slavische cast. De gouden palm gaat natuurlijk naar Venera Gimadieva die een gave Tsarina zong zoals we dat van haar gewoon zijn. Pelly had haar verleidingskunsten weten aan te scherpen en dat willen we zeker nog eens in detail herbekijken met het oog van de camera via de online-streamingdienst van De Munt. Pavlo Hunka scoorde met tsaar Dodon zijn beste rol tot nog toe. Zijn basbariton klonk solieder als bij vorige gelegenheden. Alexey Domgov en Konstantin Shusakov waren grappige tsarevitsjen en Alexander Kravets meesterde de partij van de astroloog voor voix-mixte met brio. De sensuele en dromerige loomheid van Rimski-Korsakovs oriëntalisme drapeerde Alain Altinoglu als een gouden deken over het orkest. Opnieuw viel de akoestiek van het Muntpaleis echt goed mee. Ze liet een goede definitie horen in de bassen en een aardig stereo-effect tussen de houtblazers links en het koper rechts.

Geen opmerkingen: