Ludovic Tézier (Simon Boccanegra) & Maria Agresti (Amelia)©Agathe Poupeney
O MIO BABBINO CAROEr zijn minstens twee valkuilen voor een regisseur in Simon Boccanegra: een vader die zijn dochter terugvindt en volwassen mannen die zich verzoenen en beginnen te huilen. Het volstaat om dvd's te bekijken uit een niet zo ver verleden van de Scala of de Weense Staatsopera om te beseffen welk tenenkrommend theater dit kan opleveren. Het vergt een regisseur van het kaliber van Calixto Bieito om hiermee op een natuurlijke wijze om te gaan. Bieito heeft het stuk helemaal opgezet rond de figuur van Simon Boccanegra. Hij staat bijna voortdurend op de scène, een scène die vooral ingenomen wordt door het embleem van de zeeman : het metalen karkas van een schip. De Ligurische zee is voor de rest alleen vanuit de orkestbak te beleven. Het schip zal langzaam rondjes draaien om zijn as en video close-ups van de hoofdpersonages, geprojecteerd op het achterdoek, zullen bijdragen tot de mentale ruimte die Bieito hier probeert te scheppen.
Voor Bieito is Simon Boccanegra vooral een familiedrama met op de achtergrond een door Verdi bewust gewilde patriottische, verenigende figuur. Zijn opgang van zeerover tot machtsfiguur transformeert hem tot een humanistische verzoener de gebukt gaat onder zijn positie als doge en enkel terug zichzelf wordt in de nabijheid van zijn dochter of van de zee. Het andere centrale personage, dat enkel bestaat in de geest van Simon, is Maria, zijn pas gestorven geliefde, die als een alomtegenwoordige geest doorheen het stuk spookt. Tijdens de proloog zal Fiesco haar lijk op een plastieken vel op het toneel sleuren. Boccanegra die pas in de finale van de proloog kennis neemt van haar dood zal zich jammerend op haar lijk werpen terwijl hij door het jubelende volk tot doge wordt uitgeroepen. Later, tijdens de pauze, zal haar naakte lichaam ook nog te zien zijn op de videowall, besnuffeld door traag bewegende zwarte ratten. Door zo hoog in te zetten op de psychologische interactie tussen de hoofdpersonages geraakt de politieke thematiek in het stuk deels in de verdrukking.
Bieito laat zijn personages afstandelijk met elkaar omgaan, ze raken mekaar zelden aan maar wanneer ze dat wél doen dan zijn de naar de zaal geprojecteerde emoties des te intenser, zoals in de herkenningsscène van vader en dochter of zoals in de sublieme finale waarbij Fiesco de stervende Simon minutenlang in een zeer fysieke houdgreep ondersteunt.
De kostuums van Ingo Krügler hebben een signaalfunctie: bruinleren vesten voor Boccanegra, Amelia en Adorno, een maatpak voor de patriciër Fiesco, het volk in Primark-kledij. Wanneer Boccanegra ontdekt dat Amelia zijn dochter is, neemt hij afstand van zijn positie, ontdoet zich van zijn vest en van zijn das om vader te worden.
Paolo is meestal in de weer met een champagne-emmer. Daarin zal hij ook het gif storten. Pietro zal hem de keel oversnijden in het derde bedrijf. Boccanegra’s dood komt als een bevrijding : tijdens de finale maten zien we de zopas overleden zeeman terug plaats nemen aan het roer van het schip.
Wanneer je het werk, zoals hier, met een 24-karaats bezetting hoort dan merk je pas dat het geen enkele zwakke muzikale passage kent. We kennen Ludovic Tézier als één van de beste Verdi-baritons van zijn generatie. Hier zingt hij een Boccanegra voor de geschiedenisboeken. Frasering, timbre, dictie, inleving, alles is fantastisch aan dit roldebuut. De camera zoomde ijverig op hem in en de puurheid van dit beeld als de Boccanegra met het witte hemd en de bretellen zal ons nog lang bijblijven. Mika Kares kon ons al bekoren met zijn Wotan in de Bochumse Rheingold (2015) van Johan Simons. Hier zet hij een traditie van grote Finse bassen verder. Als personage valt hij wat jong uit. Het werd een prachtig gearticuleerde Fiesco evenwel zonder echte italianità. Francesco Demuro zingt Gabriele Adorno als een echte Italiaanse tenor, opwindend gearticuleerd, zonder over een echt stralende tenor te beschikken. Opmerkelijk was dat zijn dictie rekening hield met alle medeklinkers, een zeldzaamheid bij vertolkers van het Italiaanse repertoire. Maria Agresti zong een erg mooie Amelia met haar zeer gave lyrische sopraan. Ook bij Nicola Alaimo treffen we stemcultuur aan, zoals hij vorig seizoen nog als Simon Boccanegra demonstreerde bij Opera Vlaanderen. Van Paolo had hij eventueel een donkerder en vileiner personage kunnen maken. Mikhail Timoshenko zorgde voor fascinerende momenten als Pietro.
Fabio Luisi geeft de partituur helderheid en kleur. Hij schuwt alle extreme dynamiek en laat het orkest een beetje ingehouden musiceren wellicht om de balans met de solisten niet te verstoren in de voor hen akoestisch minder voordelige Opéra Bastille. Het koor mocht tijdens deze relay soms wat krachtiger doorklinken.
1 opmerking:
I was pleasantly surprised. Bieito is known for really wild stuff and this production was pretty tame, not to mention touching and sad. Excellent singers too. Tézier is simply fantastic, he's like a golden age Verdi baritone reincarnated.
Een reactie posten