dinsdag 16 april 2019

Christof Loy met Tannhäuser in Amsterdam (***½)

Daniel Kirch als Tannhäuser
©Monika Rittershaus

A TALE OF TWO SISTERS

We weten dat Wagner finaal niet tevreden was over Tannhäuser maar over de grond van zijn wrevel tasten we in het duister. Het kan niet anders of de rijpere dramaticus trof er dramaturgisch of muzikaal problematische passages in aan. De verscheurdheid van een man (tevens kunstenaar) tussen de lichamelijke en geestelijke liefde is een thema dat ons vandaag nog steeds kan boeien maar het gemak waarmee de held zich in de zangwedstrijd laat ompraten tot boetvaardigheid en als een geslagen hond het einde van het tweede bedrijf afwacht, het stoort mij telkens weer opnieuw. Aansluitend zal de held zich nog eens laten ontmoedigen door een paaps oordeel. Welk een onwagneriaanse behandeling krijgt deze outcast toch wel niet van Wagner ! Tenslotte gaat het over een held waarvan Wagner beweerde : “Tannhäuser ist nie und nirgends etwas nur ein wenig, sondern alles voll und ganz”. Niet alleen is de finale van het tweede bedrijf een archaïsch restant van een operatraditie die Wagner nadien volledig zal afzweren, ze bevat naar mijn gevoel ook de meest vermoeiende muzikale bladzijden uit de gehele Wagnercanon. En is Elisabeths gebed tot de maagd Maria geen tenenkrommend moment in om het even welke productie? Veel sterker nog dan in Parsifal verbindt de wereld van de Wartburg alle erotiek op de Venusberg met zonde. Haar mythe van reinheid houdt ze in stand door pelgrims met zonden te beladen en uit te sturen naar Rome. Schijnheiligheid loert om de hoek en dat schept dan weer kansen voor een hedendaags regisseur.

De wereld van de Venusberg is vaak voorgesteld geworden als een oord van ontucht of als een "paradis artificiel". Christof Loy laat zich inspireren door de petite histoire van de Parijse première van het stuk. Verwekten de leden van de Parijse Jockey Club destijds een schandaal na het missen van het Venusbergballet, in Amsterdam staan ze gewoon te kijk op het toneel en nog wel in hun natuurlijke habitat : de coulissen van de Opéra Le Pelletier.

Johannes Leiacker nam “Le foyer de la danse” van Edgar Degas als uitgangspunt voor het decor. Centraal zet hij een zwarte vleugelpiano. We treffen er Tannhäuser aan componerend aan de piano, verrukt over sommige van zijn muzikale vondsten. Verrassend is dat Loy ook tekent ook voor de choreografie van de Venusberg en het resultaat is buitengewoon overtuigend. Ballerina’s, waarvan sommige erg jong, druppelen langzaam binnen in het oefenlokaal net als de heren in frak. Ook de Landgraaf geeft acte de présence waarmee de dubbele moraal van deze Wartburggemeenschap meteen is aangetoond. Hij verdeelt zijn aandacht tussen de krant en één van de jongere ballerina’s. Wanneer de Venusbergmuziek begint te koken vliegen de ballerina’s letterlijk door de lucht en de fraaiste exemplaren van het corps de ballet gaan uit de kleren. Als de rust is teruggekeerd, incasseert Venus, een diva in een witte bontmantel, het ongenoegen van de held. Ekaterina Gubanova maakt er de eigenlijke vocale hoogtepunten van de avond van. Is Loy met zijn erg gedifferentiëerde regie een verrassende Venusberg-choreografie gelukt, alles wat hierna nog zal volgen is compleet voorspelbaar.

Leiackers eenheidsdecor moet dienen voor de Venusberg, de arcadische omgeving van het herderinnetje, de “Teure Halle” en de Wartburg. Zoals steeds werkt dat zeer vermoeiend. Doordat er geen scènewisselingen zijn verliest de korte scène met het herderinnetje -hier een dienstmeisje- al haar charme. Het terugkerende pelgrimskoor bestaat uit mannen van de Wartburg. Sommigen komen rechtstreeks uit de twee peeskamertjes in de diepte. Eens te meer schittert het koor van De Nationale Opera in dit magnifieke a capello koor. De fanfares, spelend vanaf het eerste balkon, zorgen voor een feestelijke toets tijdens de Einzug der Gäste. Als door een bij gestoken reageert Tannhäuser op Wolframs bijdrage aan de zangwedstrijd. De finale blijft problematisch, gelukkig wordt ze min of meer gered door de uitstekende interventie van de landgraaf halverwege.

Venus en Elisabeth, twee extreme projecties van de mannelijke perceptie van het vrouwelijke, zijn in deze productie als zusters en aan het begin van het derde bedrijf ontmoeten ze mekaar ook. Als Elisabeth sterft, bedekt Venus de dode liefdevol met haar witte bontmantel. Het slotbeeld werpt enkele vragen op. Centraal zien we Wolfram en Venus in een tête-à-tête. Wordt hij de nieuwe Tannhäuser? De oude Tannhäuser staat op de piano, geheel ontredderend met twee rozen in de hand. Een deel van de Wartburg hervat het vertrouwde spel met de ballerina's.


Svetlana Aksenova als Elisabeth
©Monika Rittershaus

Daniel Kirch als Tannhäuser klinkt vermoeid vanaf de eerste maten. Een heldere stem krijgen we nooit te horen, het vibrato is vaak onaangenaam. Kirch is echt geen match voor deze moordende partij. “Allmächt’ger, dir sei Preis!” kan hij niet in de zaal gooien zoals het hoort. De Romerzählung is erg saai en zijn finale “Heilige Elisabeth, bitte für mich” klinkt gebroken.

Ekaterina Gubanova zingt Venus als een echte dramatische mezzo alsof het Ortrud betrof. Met de medeklinkers houdt ze weinig rekening maar ze presenteert een rijke mezzoklank met prachtige uithalen. Grote delen van het duet behoren dan ook tot de vocale hoogtepunten van de avond.

Svetlana Aksenova zingt een verdienstelijk Elisabeth maar een ster aan de sopranenhemel is ze net niet. Haar dictie is beter dan die van Gubanova maar de Hallenaria kan ze niet met hetzelfde aplomb in de zaal gooien. Als Tannhäuser zou ik geen seconde twijfelen tussen beide sopranen.

Björn Bürger, slachtoffer van Elisabeths wispelturigheid, zingt een mooie Wolfram maar exemplarisch van nuancering is het niet. Met Stephen Milling was de Landgraaf perfect gecast. Hij bezit de nodige gravitas voor de rol, nuanceert met inzicht en was duidelijk goed bij stem.

Marc Albrecht en het Nederlands Philharmonisch Orkest spelen de versie van Wenen (1875), de laatste waarop de blik van de meester heeft gerust. De tempi zitten altijd juist, dynamisch differentieert hij niet altijd even extreem. Het duet Venus -Tannhäuser laat hij klinken alsof het Tristan und Isolde betrof. In de eigenlijke lakmoestest voor het orkest, de koortsachtige prelude tot het derde bedrijf met zijn gekmakende crescendi, slaagt hij glansrijk.

Geen opmerkingen: