vrijdag 7 juni 2019

Christoph Loy met I Capuleti e i Montecchi in Zürich (****)

Joyce DiDonato als Romeo
© Monika Rittershaus
ONCE UPON A TIME IN SICILY

Voor wie opera ziet als een theatervorm is belcanto een ware nachtmerrie. Immers, theater is voor belcantisten pure bijzaak. Verder hoor je de muzikale clichés al van op een kilometer afstand op je afkomen en alle aria's lijken wel compleet inwisselbaar zelfs tussen componisten onderling als Donizetti, Rossini en Bellini. Behoort “I Capuleti e i Montecchi" tot het handjevol aanvaardbare werken die het zuivere belcanto heeft voortgebracht, sommige scènes hebben met een dramatische toonzetting niets vandoen. Slechts twee voorbeelden : als het koor van de Capulets de dood aan de Montagues bezweert dan doet het dat op een vrolijk staplied! Als Tebaldo oog in oog komt te staan met zijn rivaal dan flirten de beide mannen 20 minuten lang met een pistool zonder het te gebruiken terwijl hij even voordien nog had gezworen dat zijn mannen hem zouden afmaken.

Als Joyce DiDonato en Olga Kulchynska -twee talenten die door de natuur werden voorbestemd om in dit stemvak te excelleren- hun opwachting maken als de kanaries in de koolmijn, dan durf ik uitzonderingsgewijs al eens mijn opwachting maken in de volière van het belcanto. Temeer omdat DiDonato stilaan het betere werk opzoekt en Kulchynski volgende week aantreedt in Brussel in Het Sprookje van Tsaar Saltan.

Reeds tijdens de ouverture laat Christoph Loy in zijn kaarten kijken wanneer hij zijn draaitoneel in beweging zet en de kamers toont van het clanhoofd van de Capuleti. Ze zijn van een Loyse soberheid en kilte en ze suggereren kindermisbruik en de bloedige confrontaties tussen de beide familieclans. Guilietta, slachtoffer van deze bevoogdende mannenwereld, schuwt alle fysieke contact. We zien haar als jong meisje en ook als een oudere dame (haar moeder?), als verzonken in een traumatisch verleden, nerveus pulkend aan haar lange vlechten.

Joyce Didonato heeft meer last van haar high heeled boots dan van de partij van Romeo. Ze laat de stem heroïsch aanzwellen alsof het niets is, projecteert ze vervolgens in het auditorium met zoveel mezzo-zinnelijkheid dat je je afvraagt waar haar grenzen nu precies liggen. Dit is toch geen sopraan die zich hoeft te beperken tot de da capo diarree van G.F. Händel? Er zitten al eens minder fraaie klanken tussen bij het afdalen naar het borstregister maar dan nog dienen ze de expressie.

Olga Kulchynska zingt Guilietta met Anna Netrebkojaanse allure. Haar grote romance "Oh! Quante volte" ingeleid door de hoornsolo en later sprankelend ondersteund door de harp is vintage Bellini. In tegenstelling tot haar impulsieve Romeo is haar voordracht gedrenkt in zoete melancholie en doodsverlangen. Kristalhelder en intonatiezuiver zijn al haar ontboezemingen, dynamisch mooi gedifferentieerd en voorzien van subtiele pianissimi. De stem klinkt homogeen over het volledige bereik, geen enkele passage brengt haar in de moeilijkheden.

Een andere openbaring was Benjamin Bernheim als Tebaldo. Wat een mooie belcantotenor met zoveel meer body dan Juan Diego Florez. We willen hem zeker eens horen als Alfredo Germont en zeker ook als Erik in Der Fliegende Holländer.

Alexei Botnarciuc als Capellio had enkel nog een prop in de mond nodig om helemaal op Don Corleone, de peetvader van de beroemdste Siciliaanse maffiafamilie te gelijken. De prop zat eerder in de keel want de stem was nooit helemaal helder net zoals die van Roberto Lorenzi als Lorenzo.

Dit waren allemaal doorleefde vertolkingen en toch deed het mij niets. Kortom, belcanto heeft in mijn agenda een zeer twijfelachtige toekomst.

Geen opmerkingen: