woensdag 12 juni 2019

Dmitri Tcherniakov met Het Sprookje van Tsaar Saltan in Brussel (****½)


Stine Marie Fischer, Bernarda Bobro en Carole Wilson
als de boosaardige zusters © Forster

ABER, WIE SAH MEIN VATER WOHL AUS ?

Van de late 19e eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog is Richard Wagner immens populair in Rusland. Die populariteit heeft hij te danken aan zijn eigen concertreeks in 1863, aan de steun van muziekcriticus Anton Serov en vooral aan de voorstellingen van De Ring die Angelo Neumann met zijn "Richard Wagner Theater" in april 1889 verzorgt in Moskou en St-Petersburg. Vijf maal zal hij De Ring opvoeren in de beide keizerlijke hoftheaters. Karl Muck dirigeerde en als we Neumann mogen geloven dan presteerde het orkest van het Mariinsky Theater even goed als in Bayreuth. Beide cycli kenden een groot succes. Onder de toeschouwers: Nikolaj Rimski-Korsakov. "Germanen und Slawen - das geht", had Wagner enkele jaren voordien nog aan Neumann geschreven in zijn allerlaatste brief vanuit Venetië, twee dagen voor zijn dood.

Het Machtige Hoopje, waartoe ook Rimski-Korsakov behoorde, wees Wagner aanvankelijk af. Nochtans had Modest Moesorgski reeds in 1867 al gewaarschuwd : "Wij steken vaak de draak met Wagner maar Wagner is sterk en hij is sterk omdat hij de kunst aanpakt en haar op haar grondvesten doet daveren". Die aanvankelijke scepsis veranderde radicaal met de opvoeringen van de Neumann-Ring. "Er was een tijd, toen ik hem afwees, nu echter geloof ik vast in hem, zoals in apostel Paulus", zou Rimski-Korsakov schrijven en Glazoenov die samen met hem De Ring had bezocht, schreef aan Tsjaikovski: "Samen met Nikolaj Andrejevitsj (Rimski-Korsakov) bevonden wij ons in een roes" waarop Tsjaikovski in zijn dagboek noteerde : "Brief van Glazoenov. (Hij is Wagneriaan !!)"

Rimski-Korsakov werd daarmee de meest wagneriaanse onder de Russische componisten. Zijn mythologisch opera-ballet Mlada gaat terug op Wagners Ring en zijn opera "De legende van de onzichtbare stad Kitezj en de maagd Fevronia" wordt door sommigen wel eens de Russische Parsifal genoemd. Rimski-Korsakov was vooral geïnteresseerd in Wagners orkestratie en in de beeldende kracht van zijn muziek. Beide kwaliteiten vinden we ook terug in al zijn charmante sprookjesopera’s. Francis Maes noemt hem vooruitstrevend en conservatief tegelijk. Zijn leerling Igor Stravinsky noemde hem dan weer een reactionair die alles principieel verwierp dat uit Duitsland of Frankrijk afkomstig was. Maar binnen Het Machtige Hoopje was hij de enige die de kunst van het orkestreren verstond en op dat gebied is hij even emblematisch voor Rusland als Berlioz voor Frankrijk en Wagner voor Duitsland.

“Het Sprookje van Tsaar Saltan” was het allereerste muziektheaterstuk dat Dmitri Sjostakovitsj zag. De 8-jarige vond het geweldig maar het zal de “Galop” voor piano van de Belgische componist Jean-Louis Goebbaerts zijn die zijn kunstgevoel 3 maanden later zal triggeren om zijn eerste pianoles te vragen aan zijn moeder. Wat valt er muzikaal te beleven in “Het Sprookje van Tsaar Saltan” ? Er is het afsluitende koor van het eerste bedrijf dat thematische verwantschap vertoont met het koor van de Oudgelovigen in Khovansjtsjina. De daaropvolgende prelude tot het tweede bedrijf -de toonschildering van het betoverde eiland Boejan- bevat de origineelste muziek en vormt het orkestrale hoogtepunt van het stuk. Het jubelkoor ter afsluiting van het tweede bedrijf is een andere topper voor het koor. Het zeer bekende “Vlucht van de hommel” moet Rimski-Korsakov niet tot zijn beste muziek gerekend hebben want hij nam het niet op in zijn Tsaar Saltan-suite. Het symfonische tussenspel ter introductie van het laatste tafereel is dan weer een fascinerende reis in cinemascope doorheen het sprankelend-melancholische Korsakov-universum.

Opera noemde Rimsky-Korsakov ooit “de meest betoverende en bedwelmende van alle leugens". In leugens had hij zich namelijk gespecialiseerd : als componist hield hij zich veilig binnen de contouren van folklore en fantasie. Stravinsky beweerde dat zijn literaire smaak die van een provinciaal was en dat hij geen oren had naar enig religieus of filosofisch idee. Elke opvoering van één van zijn weinig gespeelde werken kan daarom niets anders zijn dan een reddingspoging, een demarche waarin totnogtoe vooral Dmitri Tcherniakov succesvol is gebleken.

Svetlana Aksenova (Militrisa) en Bogdan Volkov (Gvidon)
© Forster

Tcherniakov vertelt het stuk door de ogen van Tsarevitsj Gvidon en zijn moeder Militrissa, pas aangespoeld in een ton op de oevers van het betoverde eiland Boejan, als straf van de misleidde Tsaar van Tmoetarakan. Dat de tsarevitsj een autist is, zijn vader niet kent, en nog moet leren om de echte wereld te ontdekken, legt zijn moeder uit nog voor Alain Altinoglu de opmaat heeft gegeven voor de eerste priskazka-trompetstoten van het stuk. En natuurlijk zoekt de prins ook een bloedmooie prinses. Het kost weinig moeite om in prins Gvidon een soort Russische Siegfried te zien en Bogdan Volkov vindt wel honderd manieren om via zijn gestoorde motoriek gestalte te geven aan het autisme van de jongeman.

De kostuums van Elena Zaytseva voor de wereld van Tmoetarakan doen schreeuwerig aan, alsof ze gebict zijn door Jan Fabre. Het is een oude voorbijgestreefde wereld die de regisseur ons toont en hij lijkt er ook zijn kritiek op de conventionele wereld van het theater op te projecteren, de wereld van Bolshoi en Marinnsky met name die zoveel ondraaglijke kitsch-producties van het werk van Rimski-Korsakov hebben overgeleverd. De proloog en het eerste bedrijf spelen zich dan ook af voor het gesloten doek. Voor Tcherniakov begint het stuk dan ook pas met het tweede bedrijf en dat vereist dit keer de inzet van een videowand en animatie.

Animatie illustreert de kinderlijke verhaallijn. Ruw geborstelde stripfiguren flitsen over het doek en vertellen van de roofvogel die de tsarevitsj met pijl en boog neerhaalt om het leven van de Zwaanprinses te redden. Een alkoof als een sprookjes-iglo doorbreekt de tweedimensionele videowand in de diepte en herbergt de mooiste scènes, gehuld in het atmosferische licht van Gleb Filshtinsky. De Zwaanprinses houdt er haar betoverende interventies, liggend gehuld in een pak van sneeuwwitte veren. Het bezoek van de als hommel vermomde tsarevitsj aan Tmoetarakan is een ander hoogstandje van vermakelijke animatie waarin de wereld van Gvidons vader tot in het groteske wordt vertekend. Tijdens het laatste symfonische tussenspel betreedt ook de prins de sprookjes-iglo voor een dialoog met zichzelf als stripheld. Dit alles is bloedmooi en erg sprookjesachtig.

De lokroep van het utopische Rusland rond de stad Ledenets is zo sterk dat de Tsaar en zijn gevolg op bezoek komen in stadskledij. Het weerzien van vader en de zoon is ontroerend. De feestende menigte brengt de autistische prins tot wanhoop. Een happy end was voor Tcherniakov wellicht te gemakkelijk. Zijn kersverse bruid, de onttoverde Zwaanprinses, zal hem zonder twijfel op het rechte pad weten te houden.

Bogdan Volkov (Gvidon), Olga Kulchynska (Zwaanprinses)
© Forster

De kwaliteiten van Olga Kulchynska konden we vorige week nog in de cinema bewonderen toen zij haar kunstjes toonde in het belcantovak in een productie van Zürich van 3 jaar geleden. Daar toonde ze dat haar warm getimbreerde sopraan over het hele bereik homogeen klinkt zonder registerbreuken en dat ze probleemloos dynamisch kan differentiëren. In Brussel toont ze iets anders : dat ze inmiddels over een geweldig projecterende stem beschikt die haar voordracht van de Zwaanprinses op een erg zinnelijke manier deed nazinderen. Er is geen enkele reden voor haar om zich op te sluiten in het belcantovak. Peter de Caluwé beloofde dat we haar terug te zien krijgen in het Italiaanse repertoire, wellicht in Puccini.

Svetlana Aksenova als de moeder kan zich niet in dezelfde mate in die topregionen van de sopranenhemel begeven met een stem die niet gelijkmatig in focus blijft over het hele bereik. Bogdan Volkov imponeert meer door zijn spel dan door zijn vocale prestatie. Ante Jerkunica moet wachten tot de finale om zijn prachtbas glansrijk te kunnen inzetten tijdens zijn ultieme verzoeningsmonoloog. De kleinere rollen zijn één voor één uitstekend bezet met Nicky Spence als de bode en Vasily Gorshkov als de Oude man. Stine Marie Fischer, Bernarda Bobro en Carole Wilson beleven veel lol aan de drie boosaardige zusters.

Alain Altinoglu heeft zowel oog voor de kleuren als voor de dynamische en ritmische vereisten van de partituur en iets zegt mij dat hij een uitstekende Janacek-dirigent zou kunnen zijn. Het koper klinkt messcherp tijdens de vele trompetfanfares. De solistische momenten van de cello en de harpen komen goed uit de verf. De koorfinales stuurt hij dynamisch tot echte hoogtepunten van de avond.

Ondertussen is ook duidelijk dat Dmitri Tcherniakov De Ring in Bayreuth niet zal doen. Weggekaapt door Daniel Barenboim voor de staatsopera in Berlijn, zal de Russische Ring wellicht reeds vanaf 2022 te zien zijn, na het afronden van de Herheim-Ring aan de Deutsche Oper. Barenboims mandaat werd zopas verlengd tot 2027. Een contract met Bayreuth heeft Tcherniakov inmiddels wel op zak: wordt het Der Fliegende Holländer (2022) ? Rest de vraag wie de Ring in Bayreuth zal doen? Wordt het Tatjana Gürbaca of vier vrouwelijke regisseurs waarvan Katharina Wagner Götterdämmerung voor haar rekening zal nemen, zoals een gerucht beweert dat de ronde doet ? De Munt van haar kant belooft het sprookjesrepertoire van Rimski-Korsakov verder te zetten met Sadko.

Geen opmerkingen: