Jacqueline Wagner (Donna Anna), Stanislas de Barbeyrac (Don Ottavio) © Charles Duprat
DIE TOTE STADTOf de #MeToo-hype zijn weg had gevonden naar Ivo van Hove’s Don Giovanni, wilde Alain Duault weten. Dat was niet het geval en ik betwijfel of Ivo van Hove wel inzit met het postmoderne identiteitsdenken. Dat blijkt alvast niet meteen uit zijn interesse als theatermaker voor conservatieve auteurs als Ayn Rand (“The Fountainhead”) en Edouard Louis (“Qui a tué mon père?”). Straffer nog, met deze Don Giovanni hebben Ivo van Hove en Jan Versweyveld hun meest conventionele productie afgeleverd tot nog toe. Live video is geheel verbannen. Het enige videobeeld dat zijn weg vindt naar de muren van Sevilla is dat van een Danteske hel in zwart-wit. Versweyvelds scenografische oplossing is een somber labyrinth van beton met trappen en arcadebogen dat geinspireerd lijkt door De Chirico, Piranesi en Escher. In deze stedelijke omgeving, waaruit alle leven is verdenen, laat Van Hove zijn acteurs evolueren in clair-obscur.
Overigens, Mozart’s Don Giovanni volgt helemaal geen #MeToo scenario. De twee vrouwelijke hoofdpersonages blijven immers verslingerd op hun emotionele belager, ook nadat het moralistische slot hem naar de hel heeft verbannen: voor Elvira rest alleen het klooster, Donna Anna frustreert haar verloofde met nog een jaar wachttijd. Het is Van Hoves acteursregie die het verschil maakt. Zo is de relatie tussen Donna Anna en Don Ottavio zeer fysiek. Haar twijfel en zijn frustratie houdt de regisseur in focus tot op het einde. Nog meer dan met de dood van haar vader stresseert Donna Anna zich met de onvervulde fascinatie voor zijn moordenaar.
Don Giovanni en Leporello zijn als tweelingbroers. Vestimentair verschillen de meester en de knecht slechts door een das en het pistool dat de Don aan zijn gordel draagt. Hun moeilijke verhouding beleeft zijn amusante apotheose tijdens het finale souper. Van Don Giovanni, de libertijn met pre-revolutionaire ambities, is in deze lezing niets terug te vinden. Het meest lijkt hij nog op een verveelde, humorloze, met het wezen van de macht vergroeide bureaucraat, die 18-eeuwse paspoppen nodig heeft om de balscène van zijn feestje te bevolken. Na zijn hellevaart sieren bloembakken terug de gevels van Sevilla in een archi-burgerlijke epiloog.
De Opéra de Paris heeft een jonge, homogene cast uitgekozen met allemaal mooi getimbreerde, heldere stemmen. Niemand stelde teleur, niemand sprong eruit. Etienne Dupuis en Philippe Sly zijn begiftigd met haast inwisselbare baritons. Ain Anger als de Commendatore overtuigt niet helemaal als de morele autoriteit van de overkant. Stanislas de Barbeyrac zing Don Ottavio met erg veel stem. De pianissimi en het messa di voce van zijn beide aria’s lukken hem moeizamer dan verwacht. Elsa Dreisig zingt een kokette en zelfbewuste Zerlina die weet wat er op de liefdesmarkt te koop is. Net als Van Hove kiest Philippe Jordan voor een rationele, anti-romantische lezing van het stuk.
1 opmerking:
Die begabten jungen Sänger haben wirklich etwas Besseres verdient als diese Phantasielosigkeit sowohl bei Regie als auch Bühnenbild😣
Een reactie posten