woensdag 28 juli 2021

Dmitry Tcherniakov met Der Fliegende Holländer in Bayreuth (****½)

Asmik Grigorian als Senta © Enrico Nawrath

SPIEL MIR DAS LIED VOM TOD

Romantisch-mythologische constructies krijg je aan Dmitry Tcherniakov niet verkocht. In het slechtste geval volgt dan een gratuite postmoderne deconstructie, meestal echter een verademende actualisering die spoort met de gevoeligheden en de mindset van de hedendaagse mens. Hoe pijnlijk dat proces kan verlopen konden we onlangs nog zien in Der Freischütz in München, een stuk dat een dergelijke behandeling moeilijk verdraagt. De in de Schauerromantik verankerde Fliegende Holländer van Wagner bevindt zich in een gelijkaardig parket. Tcherniakov maakt er een krimi van die Wagners tenenkrommende mythe over een man gedoemd om door het offer van een vrouw verlost te worden, volledig laat verdampen. Dat is op zich geen groot verlies maar de motivatie van de Hollander en zijn mysterieuse karakter als personage krijgen hier een zeer onaangename twist. Echter, wanneer de intenties van de regisseur sporen met de rebelse, onconventionele Senta die ook Wagner opvoert in zijn opera dan ontstaat groots theater, zeker wanneer de twee vrouwelijke actoren van dienst (Asmik Grigorian als Senta en Oksana Lyniv in de orkestbak) ook nog eens een sensationeel debuut afleveren.

Allereerst leren we dat de prelude “de steeds terugkerende droom van H.” illustreert waarbij H. staat voor Tcherniakovs versie van de Hollander. Een pantomime gunt ons een blik achter de schermen van een dorp, getekend door obscurantisme, als in een soort Cavalleria Rusticana in het Noorden. Een (ongehuwde ?) vrouw met een zoontje wordt tot zelfmoord gedreven door sociale druk na een gewelddadige liefdesaffaire met Daland, een man die in het dorp een vooraanstaande rang lijkt te bekleden. Een veelvoud van 7 jaar later zal het zoontje zinnen op wraak en als H. terugkeren naar Tcherniakovs Sandvike, een modulair poppenkastdorp met bakstenen huizen, een kerk, een dorpscafé en sfeerbrengende lantaarns. Zijn kindheidstrauma heeft hem inmiddels veranderd in een kaalhoofdige psychopaat die enkel zelfgenoegzaamheid uitstraalt, geen sympathie kan opwekken en zich uiteindelijk overgeeft aan geweld.

De voor het café verzamelde zeemannen tonen meteen hoe meticuleus-realistisch Tcherniakovs acteursregie werkt. Boten en spinnenwielen worden buitenspel gehouden, een omvallende klaptafel simuleert het lawaai van de aanmerende boot. “Die Frist ist um” is niet gehuld in mysterie en John Lundgren kan er ook geen hoogtepunt mee scoren. Hij betaalt wel een rondje aan zijn toehoorders. Zowel de “düstere Glut die ich fühle brennen” als “wann alle Toten auferstehn” transformeren hier tot de pretext voor een wraakengel. “Mit Gewitter und Sturm” klinkt voluit vanuit de coulissen via de electronische versterking. De overige koorscènes gaan wél door op het toneel, zij het slechts met een acterend koor (dagelijks getest!); het zingende koor zit in de repetitiezaal achter panelen van plexiglas (!). Hoe dit klinkt in de zaal kan ik niet beoordelen, het koor moest wat boegeroep incasseren.

Het tweede bedrijf is het sterkste. Hier speelt de regisseur zijn voornaamste troef uit. Wat hij aan gedifferentieerd spel ontlokt aan Asmik Grigorian (later ook aan Marina Prudenskaja als Mary), een puberende snotaap, is nauwelijks te overtreffen. Met rode en groene tressen in de complimenteuze blonde pruik, bottines en een te grote anorak, rebelleert ze tegen de beklemdheid van haar dorp en onrechtstreeks tegen haar verloofde. “Summ und brumm, du gutes Rädchen” is een koorrepetitie o.l.v. van Mary, een vroege bewonderaarster van de Hollander. Zijn foto weet Senta uit haar tas te rukken. Tijdens de ballade begraaft Mary haar gezicht in haar handen alsof ze zich de hormonenopstoten uit haar jeugd herinnert. Erik, de sentimentele loser die Senta in een conventioneel burgerhuwelijk wil strikken, wordt net niet gewelddadig.“Ich bin ein Kind und weiss nicht was ich singe” is net zo zeer van toepassing op Senta’s gedrag als het tegenovergestelde dat is.

John Lundgren (Hollander), Marina Prudenskaja (Mary),
Georg Zeppenfeld (Daland), Asmik Grigorian (Senta) © Enrico Nawrath

Erg mooi is de scènewisseling na Eriks eerste interventie die Senta, verwijlend onder een lantaarn, oog in oog brengt met de Hollander via de ramen van de prachtig uitgelichte wintertuin van haar ouders (we vernemen nu dat Mary Dalands echtgenote is). De burgerlijke scène die volgt dient als contrapunt voor het liefdesduet: de tafel wordt gedekt voor een kaarslichtdiner voor het stel maar Vader en Moeder zelf blijven aanwezig om hun soep te slurpen. De Hollander schuift aan in witte zeemanstrui. Opnieuw herkent de nagelbijtende moeder zich in de gevaarlijke passie van haar dochter. De overenthousiaste, fiere vader ziet er allemaal geen graten in.

Op kampeerstoelen gaan de twee zeemanskampen de confrontatie aan. Wanneer het uit de hand loopt knalt de Hollander enkele mensen af, zijn trawanten steken huizen in brand. Senta (“Hier steh ich, treu dir bis zum Tode”) wordt de suïcidale beslissing van de finale bespaard. De verlossing van de Vliegende Hollander komt wel vaker uit de loop van een geweer. Moeder knalt hem af met een tweeloop. Anders uitgedrukt: in het universum van Tcherniakov zijn er geen vrouwen die zich voor mannen offeren maar sterke, opstandige, zelfbewuste vrouwen die uiteindelijk ook niet aarzelen om het recht in eigen handen nemen. Een onbedaarlijke lach later neemt Senta haar moeder liefdevol in de armen. Radeloos zijgt ze neer op een stoel, meters ver van de met open mond starende, moegestreden Erik. Wie weet komt het tussen hen nog wel goed. Eerst verhuizen naar de stad misschien ?

Asmik Grigorian heeft alles in huis voor deze rol waarvoor een licht dramatische sopraan volstaat. Jeugd en charisma zijn de andere troeven van de échte Senta-sopraan of zoals Daland terecht opmerkt: “ Sie zieret ihr Geschlecht!“. De laatste tijd heb ik dat alleen maar van Elena Stikhina gezien. De gehele partij blijft gespaard van de hysterische schrilheid die we van andere sopranen wel eens horen. Ze verzorgt zelfs haar medeklinkers! Met dit debuut positioneert zij zich weer een trede hoger op het ereschavot van de leidende sopranen. Het is het sterkste wat ik van haar al gezien heb. John Lundgren leent zijn mollentimbre aan een sombere Hollander. Hij kan niet overtuigen met klankschoonheid, het zingen klinkt onvast, er is gebrek aan kleur en interpretatieve intelligentie. In het duet heeft hij geen schijn van kans tegen Grigorian, tot een romantische vocale symbiose komt het niet. Georg Zeppenfeld is zoals steeds zijn middelmatige zelf met zijn gecultiveerde maar autoriteitsloze, hoge bas. Eric Cutler zingt een meeslepende, viriele Erik, geenszins meelijwekkend maar ook zonder belcantistische charme, daarvoor is de stem te ruw, het timbre te weinig stralend, het vibrato te mekkerend. Attilio Glaser is een soliede Steuermann maar echt geen Fritz Wunderlich.

De 43-jarige Oekraïnse dirigente Oksana Lyniv was vier jaar lang assistente van Kirill Petrenko in München (o.a. tweede dirigent van Die Soldaten) en betrokken bij de Castorf-Ring in Bayreuth. Vanaf de eerste seconde laat ze het permanent bezielde orkest in deze temperamentvolle lezing puur spektakel afleveren met alle toeters en bellen. De lage strijkers en pauken sturen schokgolven door de orkestbak, de kopers blaken van zelfvertrouwen. Ondanks de explosieve fortes, de extra moeilijke coördinatie met het off-stage koor blijft alles transparant klinken, althans in deze electronische relay. De geheimzinnige sfeer van Eriks droom “Auf hohen Felsen” was zelden spannender. Keurig afgelijnd zijn de ritmische accenten in het matrozenkoor.

De openingsscène © Enrico Nawrath

Nooit was Bayreuth verder verwijderd van de Wagnerslogan die dezer dagen voor het laatst aan het fanfarebalkon hangt tijdens Kratzers Tannhäuser: “Frei im Wollen! Frei im Thun! Frei im Geniessen!”. Niet eens in de jaren 1930. De immer scherpe Manuel Brug reageerde pisnijdig in Die Welt op de surrealistische veiligheidsgruwel waarmee Markus Söders absurde en disproportionele maatregelen de gemaskerde cultuurzoeker van het festival tot smekeling degraderen. Eindelijk lezen we eens wat tegenwind in de mainstream media. De aanwezige bondskanselier en de drie ministerpresidenten, alle vier representanten van de vigerende Duitse politiestaat, dienen te beseffen : “Wer baut of Wind, baut auf Satans Erbarmen!”

1 opmerking:

Olivier Keegel zei

"Summ und brumm, du gutes Rädchen is een koorrepetitie o.l.v. van Mary, een vroege bewonderaarster van de Hollander."

Heeft de regisseur wel voortdurende medische zorg?