dinsdag 31 augustus 2010

Een componist met chronisch lege zakken


Op enkele uitzonderingen na verkeerden alle Duitse componisten en schrijvers in het midden van de 19e eeuw in een toestand van chronisch geldgebrek. Lenen van vrienden was niet de uitzondering maar eerder de regel. Het verschil tussen Richard Wagner en al deze andere behoeftige collega’s was dat hij er nooit voor terugdeinsde om schulden aan te gaan die eerder pasten in het kader van een luxeleven en dat hij er nooit op gebrand was om zijn schulden ook daadwerkelijk terug te betalen. Wagner vond dat de wereld hem dat schuldig was. De vermogende lieden die hij als een gier omcirkelde hebben zich later verzekerd geweten van hun plaats in de cultuurgeschiedenis. Men mag nooit vergeten dat Wagner nooit leende om er zelf beter van te worden maar dat zijn schulden altijd in functie stonden van zijn artistieke projecten. Bij dit alles moet het duidelijk zijn dat als hij zich niet zo roekeloos in schulden had gestoken en veel minder bereid was geweest om op kosten van anderen te leven dat hij dan niet eens een kwart van zijn plannen gerealiseerd zou hebben en even berooid als een Albert Lortzing zou zijn gestorven.

Dit alles is welbekend en wordt al eens gehanteerd om van Wagner een monster te maken. Maar soms is het ook goed om eens af te dalen naar de geplogenheden van het sociaal leven van het midden van de 19e eeuw en een blik te werpen op het statuut van de kunstenaar. Neem nu bijvoorbeeld het gezegende jaar 1852. Wagner bevindt zich op dat moment in ballingschap in Zürich en werkt daar aan de Ring terwijl zijn vier eerste opera’s (Rienzi, Holländer, Tannhäuser, Lohengrin) in Duitsland beginnen te lopen als een trein. Dat Wagner geen succces zou hebben gehad tijdens zijn leven is een fabeltje! Zowel grote en kleine steden doen mee: Leipzig, Frankfurt, Wiesbaden,Würzburg, Breslau, Düsseldorf, Rudolstadt, Hamburg. Hier en daar worden er zelfs speciale treinen ingelegd. De meeste vraag is er naar Tannhäuser maar met orkesten die zelden meer dan 40 leden tellen zullen die opvoeringen nauwelijks aan Wagners hoge kwaliteitseisen hebben kunnen voldoen.

Wie nu denkt dat Wagner daar beter van werd die heeft het verkeerd voor. Behalve de operahuizen zelf waren het eerder de solisten die er beter van werden : Tichatschek, de eerste heldentenor, kreeg per voorstelling van Tannhäuser £40 terwijl Wagner het opvoeringsrecht van zijn partituur aan de operahuizen diende af te staan voor amper £7 à £17, en dat niet voor één voorstelling maar voor de eeuwigheid! De cijfers zijn afkomstig van Ernest Newman en zeggen mij niet zoveel in absolute termen maar het is de vergelijking die hier van belang is.

Indien componisten in die dagen eerlijker zouden zijn behandeld en een substantiële royalty hadden verkregen per voorstelling dan zou Wagner zoveel hebben verdiend aan zijn 4 eerste opera’s dat hij zijn vrienden niet hoefde lastig te vallen met leningen en dan had hij zich in 1852 reeds het huisje en het tuintje kunnen aanschaffen waarvan hij droomde –getuige zijn brieven uit die tijd -om rustig aan de Ring te werken. Of zoals Wagnerbiograaf Ernest Newman het uitdrukt: “There is something peculiarly revolting about a social system that legally made it almost impossible for a composer like Wagner to be anything but a mendicant and then sneered at him for borrowing.”

In datzelfde jaar probeert Wagner samen met Franz Liszt Tannhäuser aan de hofopera van Berlijn te verpatsen. Hij stelt een eenmalige vergoeding voor van 1000 Thaler (naar mijn schatting zou dit vandaag neerkomen op zowat 22.500 euro, geen uitzinnig hoog bedrag toch !) maar daar heeft intendant Botho von Hülsen geen oren naar en stelt Wagner een royalty van 10% voor. Berlijn was één van de grotere operahuizen van Duitsland en kon zich een éénmalige vergoeding best veroorloven en ook nog een royalty uitbetalen. Maar omdat Wagner, bekommerd om de kwaliteit van de geplande uitvoeringen, over de hoofden heen van de Berlijnse kapelmeesters tracht te stappen door te eisen dat Liszt de opvoering zou dirigeren, gaat de deal uiteindelijk niet door en krijgt Wagner zijn partituur terug. Wagner toonde zich tijdens de onderhandeling zelfs bereid om zijn vergoeding te laten vallen als de artistieke kwaliteit van de opvoering maar verzekerd was. Daar ging het hem om.

Hülsen was nochtans beter op Wagners voorstel ingegaan want, zoals zo vaak bij Wagners zakenvoorstellen, zal ook dit voorstel uiteindelijk een goudmijn blijken te zijn. Tegen 1892 zijn er in Berlijn reeds 300 voorstellingen van Tannhäuser gegeven.

Er wordt al eens laatdunkend gereageerd op de romantische opera van de negentiende eeuw en op zijn scheppers maar toon mij eens de hedendaagse kunstenaar die de culot, de doortastendheid, het zelfvertrouwen en de integriteit bezit van deze man, Richard Wagner. Hoe dieper je je ingraaft in Wagners biografie, hoe groter zijn artistiek-maatschappelijke realisatie wordt. En ook, hoe ridiculer zijn critici worden.

maandag 30 augustus 2010

Nieuwe Wagner boeken

Bij Cambridge University Press verschijnt op 01.03.2011 een monografie over “Tristan und Isolde” in de reeks Cambridge Opera Books. Met medewerking van enkele van de beste Britse en Amerikaanse Wagneronderzoekers : Arthur Groos, John Deathridge, Joseph Kerman, Thomas Grey, Stewart Spencer.
Meer info
Amazon UK : £17.99


Bij Königshausen & Neumann verschijnt in december “Dionysos und Parsifal : eine Studie zu Nietzsche und Wagner” van Jutta Georg-Lauer


Meer info

Amazon DE : 24.80 EUR


Bij Styria verschijnt op 30 september een studie van Ingrid Kapsamer over “Wieland Wagner: Wegbereiter und Weltwirkung”. Het voorwoord is van Nike Wagner.

Amazon DE : 24.95 EUR

vrijdag 27 augustus 2010

Opera in de cinema : een update

KINEPOLIS :
De online ticketverkoop voor "Das Rheingold" van Robert Lepage is enige tijd geleden reeds gestart.
Eén voorstelling werd toegevoegd aan het programma : John Adams' "Nixon in China" in de regie van Peter Sellars op 09.12.

BOURLA :
De online ticketverkoop voor "Die Walküre" van Guy Cassiers op 07.12 in de Bourla start begin oktober.

UTOPOLIS :
is weer zeer karig met informatie maar zet haar operaprogramma desalniettemin verder met volgende voorstellingen :

- 30.09 : CARMEN (Scala, Milaan) - Wschl. de productie van Emma Dante met Jonas Kaufmann en Anita Rachvelishvili (niet live)
- 28.10 : DON CARLO (Scala, Milaan) - Wschl. de productie van Stephane Braunschweig met Stuart Neill, Fiorenza Cedolins, Dolora Zajick, Matti Salminen (niet live)
- 25.11 : DAS RHEINGOLD (Scala, Milaan) - Herneming van de productie van Guy Cassiers (niet live).
- 07.12 : DIE WALKÜRE (Scala, Milaan) - Productie van Guy Cassiers - live
- 23.12 : LA TRAVIATA (Scala, Milaan)- Wschl. de productie van Liliana Cavani met Ramon Vargas en Angela Gheorghiu

maandag 23 augustus 2010

Rode oogjes in Bayreuth : een Lohengrin-recensie

Van René Hooyberghs ontving ik volgende recensie van de Hans Neuenfels-productie van Lohengrin in Bayreuth (voorstelling van 17 augustus):

Moet er nog over de ratten in de mise-en-scène van Neuenfels gesproken worden? Natuurlijk, daar schijnt veel om te draaien in Bayreuth, het uiterlijk vertoon is niet van de lucht in deze luxebraderij van royaal uitgestalde boezems en juwelen, waar de kernvraag tijdens de pauze “Wo fängt die Bratwurstschlange an?” lijkt te zijn.
Iedereen heeft zijn zegje over de ratten al gehad, dus ik maak het zo kort mogelijk. Neuenfels is van mening dat de onvoorwaardelijke liefde – waar het in Lohengrin toch eigenlijk om gaat – een experiment is, en plaatst de actie ‘dus’ in een hedendaags laboratorium, en daar horen dan proefdieren bij zeker, witte muizen en ratten. Zelf zegt Neuenfels hierover dat het grote thema van Lohengrin (‘ik zal niet in vraag gesteld worden’) hetzelfde effect heeft als een stuk spek op ratten en muizen, ze cirkelen er met tastende pootjes rond.

De Lohengrin zoals gezien door Neuenfels speelt zich vandaag af, wat al als voordeel heeft dat de hoofdacteurs geen gehelmde hoorndragers zijn, maar in mensenkleren kunnen acteren en zingen. Het koor daarentegen: uitgedost als ratten en muizen, naar het einde toe als bloemen die ook vleesetende anemonen zouden kunnen zijn. Meer dan een glimlach nu en dan (een deugddoende dan nog) heeft het niet kunnen betekenen, alle consternatie over het Neuenfels-effect was wat mij betreft overbodig. Dat Neuenfels totaal gratuit er in het derde bedrijf heel wat vrijmetselaarssymboliek bijsleept is wél ergerlijk. Wagner was geen lid van de loge, al zal hij natuurlijk wel met de loge te maken hebben gehad (later waren ze buren in Bayreuth, ook vandaag ligt het Freimaurermuseum nog naast Hause Wahnfried). Neuenfels zal die ingreep dan wel verklaren in het kader van de ‘geheime identiteit’ van Lohengrin, die zijn naam niet wil prijsgeven. Neuenfels verlaagt hiermee zijn voorstelling tot het niveau van de Da Vincicode; de fijnproevers van Bayreuth verdienen beter.
Dus dat hele rattengedoe, ach, eigenlijk staat het niet veel verder van het kernidee van Wagner’s opera dan de geschiedenis van Elsa van Brabant en de daarbij horende personages, die toch ook maar hulpmiddelen zijn om Wagner’s ideeën te illustreren en te ondersteunen. Storen heeft het geenszins gedaan, en de geest van Lohengrin bleef onaangetast.

Wagner werkte gedurende vijf jaar aan Lohengrin, dat in 1850 in première ging in Weimar, gedirigeerd door zijn toekomstige schoonvader Franz Liszt. Het zou om een doordeweeks koningsdrama kunnen gaan, als Wagner het niet geworteld had in de literatuur van Wolfram von Eschenbach, de Duitse Sagen, en de legende van de Heilige Graal. En in de grootse, romantische, pijnlijke en fatale zoektocht naar de zuivere, belangeloze, schaduwrijke, fatale Liefde. Het werk is, naar Wagneriaanse en romantische normen, tamelijk dun bevolkt. De vrouwelijke hoofdpersoon is Elsa, dochter van de Hertog van Brabant. De hertog is gestorven, en normaal zou Elsa’s broer, Gottfried, de troonopvolger zijn. En hier begint de miserie: de laffe consultant van de overleden hertog, Graaf Telramund, wil zelf op de troon en beschuldigt de arme Elsa van moord op haar verdwenen broer Gottfried.
De onschuldige Elsa wordt voor koning Heinrich gesleept om door hem gehoord te worden en ze schudt een oplossing uit haar mouw die kan tellen: een onbekende Witte Ridder zal haar uit de knoei komen helpen en haar onschuld bewijzen. En ja hoor, daar verschijnt (op onze Schelde!) een stralende figuur, in een bootje getrokken door een zwaan. Lohengrin! Tenminste, wij weten dat, maar Elsa, die weet van niks. Uiteraard wint graalridder Lohengrin het gevecht om Elsa’s hand (Elsa was door haar vader eerst aan die Telramund beloofd, maar die was inmiddels met ene Ortrud, waarover later meer, getrouwd). Lohengrin maakt dezelfde fout als vader Busch voor de poorten van Bagdad: hij laat de snoodaard in leven. Elsa content, Lohengrin ook, zij samen met elkaar ook, al stelt de Witte Ridder één voorhuwelijkse eis: NOOIT mag Elsa vragen wie hij is, of waar hij vandaan komt. Geen punt voor Elsa, die is allang blij dat Telramund buitenspel staat.
Buitenspel wel, maar zwaar gefrustreerd, die Telramund, en dus nu begint The Bold and the Beautiful pas echt. Telramund wil en zal te weten komen wie de witte ridder is, en hem uitschakelen. Alle middelen zijn goed, hij gooit ook zijn vrouw Ortrud in de strijd, die met slinkse Weiber-truukjes aan de waarheid moet zien te komen. Zo probeert ze ook in de gunst van Elsa te komen en haar aan te zetten de ridder naar zijn naam te vragen. Alle kuiperij ten spijt: Elsa houdt stand, ze wil haar ridder zoals hij is, ze hoeft niet te weten wie hij is: daar zijn we er, de echte liefde, zonder onderscheid des persoons. Ortrud, hoe kan het anders, heeft intussen ook wel feelings voor die onweerstaanbare Witte Ridder.
Maar éénmaal getrouwd en in bed wordt alles anders, en Elsa vindt dat de tijd voor onthullingen is aangebroken. Lohengrin, diep in haar teleurgesteld, moet nu zijn naam en afkomst (zoon van Parsifal!) niet alleen aan haar, maar aan het hele Brabantse volk vertellen, en is zo gedoemd terug naar de Graal te keren. Op de valreep belooft hij nog aan Koning Heinrich dat hij hem van daaruit naar de zege tegen de horden uit het Oosten (!) zal begeleiden. Het broertje Gottfried komt ook weer te voorschijn, het was voorwaar die slinkse Ortrud die achter zijn verdwijning zat. Hij beklimt de troon van zijn vader, Lohengrin verdwijnt naar zijn Graal, en Elsa blijft, eenzaam en onschuldig, verweesd achter.

Wat zien en horen we nu in deze uitvoering van het trio Andris Nelsons, Hans Neuenfels en Reinhard von der Thannen, de mannen van muziek, enscenering, decor en kostuums?

Geen Schelde, geen door een zwaan getrokken bootje, geen kasteelzalen en walmende fakkels. We openen met een helverlicht podium, laboratoriumlicht, witte wanden met ronde gaten (kaas voor die muizen later, denkt iemand naast mij hardop), een man die zich een uitweg zoekt en wringt, helemaal alleen op die machtige ruimte. Links en rechts kooien, waaruit later de ratten tevoorschijn zullen komen. Als we al een zwaan zien is ze dood en geplukt, aan het einde van het eerste bedrijf. De koning is slechts herkenbaar aan een mal zwart kartonnen kroontje op zijn kop, een beetje aandoenlijk. Albert II die op zijn bordes afscheid neemt van Bart De Wever, zo iets. De lepe streken van Ortrud worden uitgebeeld door een kus tussen haar en Elsa als die tussen Madonna en Britney Spears. Een eikenboom als symbool van macht wordt een ziekelijk plantje. Als de verloren gewaande Gottfried aan ’t eind van het verhaal weer opdaagt is het als embryo in een reusachtig zwanenei. Het wordt allemaal wat minder, wat meer gerelativeerd, er zweeft een vleugje ironie doorheen deze Lohengrin, maar gelukkig: less is more, als er minder te zien is, valt er des te meer te horen.

We horen hemelse muziek door allen: orkest, koor, acteurs. Hemels niet alleen door de muziek van de geniale jonge en frisse Wagner (hij is pas 32 als hij aan Lohengrin’s tekst begint), maar door de uitvoerders ook, en door de wonderlijke akoestiek van het Festspielhaus. Aan het einde het eerste bedrijf schrijdt Jonas Kaufmann (Lohengrin, de Witte Ridder) tussen het volk, de ratten, naar voren, stelt zich aan Elsa voor, en eist zijn énige eis: “Nie sollst du mich befragen (...) woher ich kam der Fahrt, noch wie mein Nam’ und Art.”. Muisstil is het tijdens dit eerste optreden van Jonas. Eén ding is meteen duidelijk: Wagner heeft Lohengrin voor Jonas Kaufmann geschreven, honderdzestig jaar geleden. Kaufmann is een ster, en wéét het, en gedraagt zich op de scène zo, met de naturel van een ster.

Andris Nelsons laat het orkest spelen alsof het één instrument is, het onderlijnt woord en daad soms bijna onhoorbaar, of tenminste: onmerkbaar. Het koor, gehuld in hun gekke pakken, zingt weergaloos.

Annette Dasch (Elsa) en Evelyn Herlitzius (Ortrud): prachtig, niet alleen vocaal maar ook qua uitstraling. Elsa, die wordt verteerd door liefde voor het/de onbekende, en zich daaraan onderwerpt. Ortrud heeft het recht wat schriller, scherper te klinken en doet dat ook. In het tweede bedrijf, en vooral aan het einde daarvan, wordt hun rivaliteit door de regie goed aangevoeld. Een grote, porseleinen zwaan staat op het podium opgesteld. Elsa zingt haar liefde uit. Ortrud ook, maar zij gaat schaamteloos een stapje verder en berijdt wellustig de zich buigende zwanenhals. Samen schrijden ze naast elkaar naar het altaar, de ruggen naar het publiek, Elsa in witte bruidskledij, de roodharige Ortrud in ’t zwart, uiteraard. Elsa krijgt van Telramund (een zeer dynamische en feilloze Hans-Joachim Ketelsen) nog het verwijt dat ze als gemaal slechts een man kan vinden waarvan de afkomst onbekend is: hoe kan zo iemand ooit de troon bestijgen? Lohengrin neemt de touwtjes in handen: als Telramund het kruis boven het altaar waar de huwelijksinzegening moet plaatsvinden uit elkaar rukt, vormt Lohengrin het om tot een nieuw kruis. Of is het een zwaard? Elsa wordt zijn bruid.

Zum ersten mahl allein, eindelijk. Elsa en Lohengrin gekleed en zich gedragend als een bruidspaar uit een Bollywoodproductie. Ze cirkelen als in een paardans om elkaar heen, een kus kan er nog niet af. Een reusachtig bruidsbed, en de fatale scène waarin Elsa de naam van haar bruidegom wil weten. “Im fernen Land bin Lohengrin genannt”, zingt Lohengrin. De schade is onherstelbaar. Lohengrin verdwijnt, en Gottfried, het embryo, komt uit zijn ei. Ortrud is wanhopig, ook haar kansen op de troon zijn verkeken. Elsa sterft een ‘liefdesdood’, het rattenvolk, inmiddels omgekleed tot bloemen, kan slechts treurend besluiten: “Weh! Ach!”

Uitschieters in deze productie noemen? Met plezier Jonas Kaufmann, natuurlijk. In zijn aria’s klinkt zijn stem als de gepeperde, pikante honing van de acaciabloesem en raakt huig en oog. En waarom ook niet de kostuumontwerpen van Reinhard von der Thannen en de belichting van Franck Evin, schitterend. Dus onrechtstreeks dan ook maar de regie van die gekke Hans Neuenfels. Maar die heeft véél te danken aan zijn twee kornuiten van licht en kostuum.

zaterdag 21 augustus 2010

Karol Szymanowski en Koning Roger

Karol Szymanowski heet beïnvloed te zijn door Wagner, Richard Strauss, Debussy, Stravinsky. Zijn enige opera “Koning Roger” is een soort mysteriespel in de trant van Parsifal. Het onderzoekt het spanningsveld tussen ratio en emotie, tussen eros en logos, tussen ascese en extase en is daardoor ook inhoudelijk met Parsifal verwant. Het lijdt ook aan dezelfde ziekte: het is rijker aan muzikale spanning dan aan dramatische actie.

Bij C-Major verscheen zopas een dvd/blu-ray van de productie die David Pountney vorige zomer maakte voor de Bregenzer Festspiele. Destijds sterk bejubeld door de Duitse pers zou deze productie de internationale carrière van Szymanowski's enige opera weer enigszins kunnen laten opflakkeren. "Nauwelijks te geloven dat deze Koning Roger zo lang uit ons blikveld is verdwenen", schreef Opernwelt.

Weinig opera’s beginnen zo sterk als Konig Roger. Het adembenemende openingskoor zet meteen de toon voor de spirituele dimensie van het ganse stuk. De streng katholieke koning Roger, zijn vrouw Roxana, zijn raadgever Edrisi geraken in de ban van een charismatische herder die een soort pantheïsme predikt. Wat roes en grenzeloze zinnelijkheid met het verstand aanrichten komen we vervolgens te weten in het 3de bedrijf. De herder zal muteren tot de god Dionysos en het volk met zich meesleuren in orgiastische danstaferelen die Pountney afrondt met een collectieve zelfmoord. Die ingreep maakt het slot een stuk aanvaardbaarder want de koning komt hieruit te voorschijn als een wijzer en gelouterd man, te oordelen aan de akkoorden van zijn finale hymne op de opkomende zon. Jammer dat Szymanowski dat einde zo kort heeft gehouden. Ik ken een componist die er wat meer mee zou hebben gedaan.

Met eerder karige middelen, met name licht en een ingenieuze trapconstructie, bereikt Pountney door de band erg mooie effecten. De orgiastische dansen van het tweede bedrijf hebben hun zinneprikkelende momenten maar stellen mij uiteindelijk toch een tikkeltje teleur. De solisten Scott Hendricks, Olga Pasichnyk en Will Hartmann presteren uitstekend evenals het Poolse koor. De belangrijkste stem blijft evenwel het orkest: dat bevindt zich in de kundige handen van Mark Elder.

DVD :
Amazon UK : 22.2 EUR
Amazon FR : 30.85 EUR

BLU-RAY :
Amazon UK : 39.18 EUR
Amazon UK : 40.96 EUR


Het werk gaat terug op een historische figuur uit de 12e eeuw, met name koning Roger II van Sicilie. Ik vroeg aan Guy Stevens om dat personage even toe te lichten :

“Bij het begin van de 11de eeuw zoeken enkele Vikings, die zich sedert de 10de eeuw in het naar hen genoemde “Normandië” hebben gevestigd, opnieuw het avontuur op in de Middellandse Zee, waaronder o.a. de vele zonen van de bekende Tancredo de Hauteville. Nadat ze hun diensten aanbieden aan de rebellen in Lombardië tegen Byzantium slaagt Tancredo’s zoon Robert Guiscard erin zich als onafhankelijk vorst in Calabria & Apulië te vestigen, van waaruit hij met zijn broer Roger vanaf 1060 Sicilië op de moslims verovert. Na de dood van Robert noemt zijn broer Roger zich "hertog van Sicilië", terwijl zijn eigen zoon en opvolger Roger II (°1095–†1154) zich als “koning van Sicilië" installeert.

De verovering van Sicilië door de Normandiërs in 1060 gaat de andere belangrijke Normandische verovering van 1066 vooraf, wanneer hertog William II van Normandië de Anglo-Saksische koning Harold II in de slag bij Hastings overwint en zich als William I van Engeland laat kronen.
In Engeland maar vooral in Sicilië en Zuid-Italië vormen deze Normandiërs een aristocratie van krijgers met een eigen uitgesproken sociaal systeem, wat vrij snel voor grote politieke stabiliteit zorgt, die gepaard gaat met een nieuwe opbloei van kunsten en wetenschappen.
Zo wordt het hof van koning Roger II van Sicilië in Palermo gekenmerkt door een uitgesproken tolerantie en een voor die tijd opvallende openheid voor Byzantijnse maar vooral Arabische invloeden, die grotendeels ook in de bouw van zijn paleis in Palermo zijn terug te vinden. In dit opzicht speelt koning Roger II van Sicilië een voortrekkersrol als bemiddelaar tussen Oost en West en dus ook tussen islam en christendom, een erfenis die later door zijn neef Friederich II von Staufen onverminderd zal worden verdergezet.

Aan het hof van Roger II verblijven heel wat islamitische geleerden, waarvan de in Ceuta (Sebta) in Marokko geboren Aboe Abdallah Mohammed al-Idrisi (°ca.1100–†1166) allicht één van de belangrijkste is. Na een wetenschappelijke opleiding in het islamitische Cordoba legt al-Idrisi zich vooral toe op de studie en de beoefening van de geografie. Na zijn reizen wordt hij omwille van zijn uitgebreide geografische kennis door koning Roger II van Sicilië naar het multiculturele Palermo ontboden, waar hij voor Roger II het Kitaab ar-Roedjaar of Het boek van Roger schrijft.
Dit boek is een beschrijving van de destijds gekende wereld volgens het Arabische model gebaseerd op het Griekse systeem van de 7 klimaten, waarbij al-Idrisi nu ieder klimaat in 10 "secties” onderverdeelt, zodat het boek 70 hoofdstukken telt, die elk zijn aangevuld met een kaart van de desbetreffende sectie. Alle 70 secties samen vormen een rechthoekige wereldkaart van de aardbol, waarvan al-Idrisi de perimeter of omtrek op zo'n 37000 km berekent, hetgeen minder dan 10 % afwijkt van de realiteit.

Opmerkelijk is niet alleen dat Mekka het absolute centrum van de wereldkaart vormt maar tevens dat het noorden onderaan en het zuiden bovenaan zijn terug te vinden, zodat de door al-Idrisi samengestelde wereldkaart precies op zijn kop staat. Kort voor zijn dood brengt al-Idrisi zijn kaart over op een zilveren wereldbol.
In opdracht van Rogers opvolger koning William II van Sicilië maakt al-Idrisi een ingekorte versie van zijn Kitaab al-Roedjaar, die in het westen later bekend zal worden als de Kleine al-Idrisi. Pas in 1592 wordt deze ingekorte versie voor het eerst in Rome gedrukt in een Latijnse vertaling.
Al-Idrisi overlijdt in 1166 in Palermo, waar hij eveneens ligt begraven. Zijn werk betekent meer dan een mijlsteen in de geschiedenis van de cartografie. Het is inmiddels bekend dat zijn werk maar vooral zijn kaarten en wereldbol wereldreizigers als Columbus (°1451–†1506) of Vasco da Gama (°1469–†1524) op ideeën hebben gebracht, terwijl uiteraard ook onze Mercator (°1512–†1594) met de cartografische methode van al-Idrisi zijn voordeel doet. “

donderdag 19 augustus 2010

Dictionnaire enyclopédique Wagner



De Fransen hebben nog één en ander goed te maken bij Wagner, zo lijkt het wel. Bij Actes Sud verscheen een Wagnerencyclopedie onder redactie van Timothée Picard die wel 2500 bladzijden telt! Dat op zich moet al tot grote argwaan stemmen : hoe zouden die allemaal de moeite waard kunnen zijn, terwijl de vorige enyclopedische poging van Müller/Wapnewski "The Wagner Handbook" slechts 700 pagina's telde. En dat terwijl je de Franse Wagnerpublicisten die de moeite waard zijn op één hand kan tellen. De redactie bestaat wat mij betreft uit illustere onbekenden, maar dat kan aan mij liggen.

Rest de vraag : is dit het oppervlakkige werkje dat ik denk dat het is, waarin ellenlange hoofdstukken heropgewarmde kost te vinden zijn, eindeloos herkauwd zoals alleen Fransen dat kunnen, met als enig doel de illusie der volledigheid te verschaffen? Wie het gelezen heeft en niet akkoord is, geeft maar een seintje.




Amazon FR : 75.05 EUR

woensdag 18 augustus 2010

Herman van Campenhout blogt

Herman Van Campenhout was één van mijn buurmannen toen ik nog in Kessel-Lo woonde. Toen ik hem toevallig leerde kennen ergens medio 2003 was hij al 2 jaar in de weer met de redactie van "Die bezaubernde Katastrophe", een boek over Wagner dat, volgens de auteur, het verschil zou maken. Met filosofische goeroe's als Heidegger, Derrida, Lacan, Levinas, Arendt zou de invalshoek immers postmodernistisch zijn en niet romantisch.

Reeds bij de lezing van het manuscript werd duidelijk dat dit boek niet voor mij was bestemd. Sommige passages vond ik interessant, andere dan weer hoogst irritant. In vele passages werd zoveel filosofische mist gespuid dat de achterliggende argumentatie of bedoelingen van de auteur mij geheel ontgingen. Kort en bondig uitgedrukt: ik heb dit boek nooit begrepen. Dat zegt evenveel over mij als over het boek. Over wat ik niet begrijp wil ik ook geen oordelen vellen en zo verloren wij mekaar uit het oog.

Herman vond gehoor bij Königshausen & Neumann, de uitgever van ondermeer ook Wagnerspectrum en het boek verscheen in 2005. Zoals de auteur ruiterlijk toegeeft op zijn blog vond het boek weinig kopers en werd het door de Duitse vakpers genadeloos neergesabeld.

Wie zich wil meten met Herman's postmodernistische kijk op Wagner kan dit vooralsnog doen:

Amazon DE : 8.39/34.80 EUR




Herman exploiteert nu een blog waar je sommige van zijn essays over muziek en ook een toelichting over zijn Wagnerboek kan vinden.

Naar de blog van Herman Van Campenhout

maandag 16 augustus 2010

Staalkaart op de knieën voor Harry Kupfer


Theaterkenner Johan Thielemans is niet karig met zijn lof aan het adres van Harry Kupfer in zijn Staalkaart-recensie van de dvd-release van de Ring van Bayreuth anno 1991. Dat de productie al die jaren stand gehouden heeft is te danken aan de muzikale feeling van Daniel Barenboim, de typische dynamische aanpak van Harry Kupfer en de begenadigde toestand waarin de meeste hoofdrolspelers zich bevonden, schrijft Thielemans. John Tomlinson noemt hij de beste Wotan van de laatste 30 jaar. Dat zal je mij niet horen tegenspreken. Tomlinson kan een tikkeltje rauw overkomen, de pure zinnelijkheid van zijn voordracht en van zijn lichaamstaal in het zeer fysieke theater van Kupfer is zondermeer fenomenaal te noemen en de eigenlijke reden waarom je zou kunnen overwegen om deze box aan te schaffen. Een dusdanig engagement heb ik van een Wotan sindsdien nooit meer gezien in een moderne enscenering van de Ring. Wat Kupfers acteursregie ook blootlegt is het belang van een dramaturgie voor de speer. Hier kan je zien hoe nauw de speer zich muzikaal verbonden weet met de partituur. In latere “speerloze” ensceneringen gaat dit aspect altijd verloren. Enkel bij Robert Wilson heb ik het nog aangetroffen. De monoloog van Wotan in Walküre II zou ik een “all time classic” van het muziektheater durven noemen. Anders uitgedrukt: alle scènes met Wotan zijn om duimen en vingers af te likken.
Een even groot artistiek belang schrijft Thielemans toe aan Siegfried Jerusalem. Daar ben ik het niet mee eens. Jerusalem wordt duidelijk overklast door Lance Ryan in Valencia. Diens natuurlijkheid vind je nergens terug in zijn spel en in vocaal opzicht heeft hij zich met deze partij kapot gezongen. De carrière van Siegfried Jerusalem als heldentenor was één van de kortste uit de geschiedenis.
Poul Elming, Matthias Hölle, Nadine Secunde, Günther von Kannen zijn uitstekend maar presteren net iets onder het niveau van de collega’s van de Chéreau-Ring. Waltraud Meier is de fascinerendste Waltraute die ik ooit heb gezien. An Evans daarentegen is een bleke Brünnhilde (Thielemans zwijgt er zedig over) en dus het eigenlijke manco van deze Ring want het gaat tenslotte om een grote partij. Evans beschikt niet over voldoende persoonlijkheid om de rol naar zich toe te trekken, zoals Gwyneth Jones dat wel kon. Allicht zocht Kupfer een beweeglijke, slanke zangeres voor het zeer fysieke spel dat hij soms van haar verlangt.

Het is Johan Thielemans niet ontgaan dat Siegfried de best gelukte voorstelling is van de vier: “Een sterk staaltje theater vormt het eerste bedrijf van Siegfried. De lange sccène waarin het magische zwaard gesmeed wordt is tot in de meest concrete details uitgewerkt. Het samenspel van Siegfried Jerusalem en Graham Clark behoort tot de sterkste acteursprestaties die men kan meemaken. Alleen al voor dit bedrijf loont het de moeite om de dvd te koesteren”.

Thielemans maakt ook enkele kanttekeningen bij de scenografie die hem door de band wel kan bekoren: “Kupfer maakt voortdurend gebruik van de diepte, waarin hij vaak met wolken speelt, van waaruit personages uit de verte kunnen opdoemen. Met het licht doen scenograaf Hans Schavernoch en belichter Manfred Voss wonderen. Alleen als er soms concreet-abstracte objecten aan te pas komen, is het ontwerp van Schavernoch totaal onovertuigend – zoals in Götterdämmerung bij het paleis van de Gibichungen. Het is een smalle trap, zonder enige emotionele referentie, die daarbij de bewegingen van de zangers bemoeilijkt, zonder dat het een meerwaarde oplevert. Maar dat zijn maar kleine mankementen in een onderneming die slechts bewondering kan afdwingen”. Die mankementen vind ik persoonlijk veel penaliserender. Ik beschouw ze als het tweede grote manco van deze Ring.

Thielemans is ook onder de indruk van de videoregie van Horant Hohlfeld: “Zo is ook het kijken naar deze Ring een constant plezier, met ogenblikken waarop het standpunt of de beweging van de camera absoluut een moment onderstreept en versterkt – vaak een meerwaarde tegenover wat er in de zaal te zien is.“ Ook dat zal je mij niet horen tegenspreken. Zo hoort u het ook eens van een ander!

Dat alles neemt niet weg dat grote delen van deze Ring middelmatig zijn terwijl andere delen dan weer fantastisch zijn gelukt. Het zegt natuurlijk iets over de complexiteit bij de opvoering van een werk waarmee we nog lang niet klaar zijn. Anders uitgedrukt: dé Ring op dvd, die alle andere overbodig maakt, bestaat niet. Allemaal hebben ze hun sterke en hun zwakke momenten.
Rest de vraag waarom Warner Music deze correct geprijsde box niet op blu ray heeft uitgebracht terwijl dit toch één van de eerste operaregistraties was op HD !



7 DVDs :
Amazon UK : 61.61 EUR
Amazon DE : 42.70 EUR


Verzendingskosten inbegrepen.


NASCHRIFT :
Johan Thielemans is nooit te beroerd om, telkens als de gelegenheid zich voordoet, Parsifal af te doen als een reactionair stuk, de emanatie van een oppervlakkige visie die je wel vaker hoort en eerder door Nietzsche dan door Wagner lijkt te zijn ingegeven. In Muziek & Woord vertelde hij ooit dat alle vrouwen tijdens het tweede bedrijf de zaal zouden moeten verlaten. Wat een gebrekkige kennis van de erotomaan Wagner, denk je dan, die meer dames tussen de lakens heeft gekregen dan Nietzsche, de filosoof van het leven, in zijn meest koortsachtige dromen! Ik ben nu echt eens benieuwd om te vernemen of Romeo Castelucci, één van zijn grote theatergoeroe’s, hem volgend seizoen met het werk zal kunnen verzoenen.

vrijdag 13 augustus 2010

Arthaus Musik releast Rienzi op dvd

De vroeger reeds aangekondigde dvd-release van de productie van Rienzi die Philipp Stölz begin van dit jaar maakte voor de Deutsche Oper Berlin, zal verschijnen bij Arthaus Musik op 31 augustus.
Met Torsten Kerl, Camilla Nylund en Kate Aldrich in de belangrijkste rollen.
Een recensie volgt ten gepaste tijde.



BLU RAY :
Amazon UK (pre-order) : 25.26 EUR

DVD :
Amazon UK (pre-order) : 30.88 EUR
Amazon DE (pre-order) : 29.48 EUR

Prijzen verzendingskosten inbegrepen.

donderdag 12 augustus 2010

Tony Hall laat in zijn kaarten kijken

Terwijl het publieke debat in Italië over de besparingen die cultuurminister Sandro Bondi aan zijn operahuizen oplegt, geen millimeter opschiet, laat the Royal Opera Covent Garden een andere geluid horen. Daar is chief executive Tony Hall begonnen aan een missie om de meest elitaire kunstvorm dichter bij de massa te brengen. Hij doet dat in het aangezicht van door de overheid opgelegde besparingen die Mrs Thatcher zouden doen blozen, schrijft The Independent (een tikkeltje overdreven als je bedenkt dat het om £142.000 gaat op een totale subsidie van £27 m). Niet leuk maar we slaan er ons doorheen, zegt Hall. Tijdens het afgelopen decennium veranderde hij de ROH van een dysfunctionele, verlieslatende onderneming in één van de beste operahuizen van de wereld met een jaarlijkse omzet van meer dan £100m.

Volgens Hall liggen de echte mogelijkheden qua publieksverruiming in de nieuwe technologieën. De huidige vertoningen in de cinema en de release van dvd’s via de dochteronderneming Opus Arte zijn inmiddels genoegzaam bekend. In de herfst volgt de eerste transmissie in 3D van Carmen : "With a normal film you are in the best seat in the house, but with 3D you're on a flying carpet above the orchestra.", zegt Hall. De volgende stap wordt video-on-demand : "In three years' time, you'll be able to sit at home and watch what is on at Covent Garden, or La Scala or the New York Met."
Volgens Hall zal dit alles vitale inkomsten genereren in de toekomst en door het grotere publieksbereik de broodnodige subsidies helpen rechtvaardigen.

Tien jaar geleden heb dit alles reeds voorspeld. Kan ik het helpen dat ik dit een opwindende evolutie vind ?

Bron : Tony Hall: taking high culture to the mass market (The Independent)

woensdag 11 augustus 2010

Parsifalcursus bij Amarant

In januari 2011 organiseert Amarant een cursus rond Parsifal. Docent David Vergauwen belooft Parsifal te belichten vanuit 4 invalshoeken : de muzikale innovaties, de literaire bronnen, het religieuze gedachtengoed en Wagners idee over mythologie en religie.








DATA ANTWERPEN : deSingel, Desguinlei 25
4 woensdagavonden van 19:00 tot 21:30 uur - 12/01/2011 - 19/01/2011 - 26/01/2011 - 02/02/2011

DATA GENT : De Cirk, Zebrastraat 34
4 donderdagavonden van 19:30 tot 22:00 uur - 13/01/2011 - 20/01/2011 - 27/01/2011 - 03/02/2011

Meer info bij : Amarant

Ondertussen in Bayreuth...

Aangezien de regisseur van de Ring van 2013 nog steeds niet bekend is, loopt in Bayreuth nu het gerucht dat de Ring, in navolging van Stuttgart en Essen, aan 4 verschillende regisseurs zou worden uitbesteed. Dat zou, gezien de weinige tijd die er nog overblijft, wel eens de enig mogelijke optie kunnen zijn. Verscheidene gecontacteerde filmregisseurs (Tarantino, Tykwer ?) zouden tijdens de onderhandelingen hebben afgehaakt.

Kirill Petrenko, de gedoodverfde dirigent van de Ring, zou zijn contract nog steeds niet hebben ondertekend. Naar verluidt zou hij eerst willen weten wie de regisseur wordt. Maar Petrenko wordt ook genoemd als eerste keuze in de opvolging van Kent Nagano aan de opera van München.

Christian Thielemann daarentegen heeft zijn contract als muzikaal adviseur van de Wagnerzusjes wel ondertekend. Daarmee wordt hij inzake artistieke keuzes zowat de belangrijkste figuur op de Groene Heuvel. Thielemann was lange tijd niet in de running voor de post als dirigent van de Ring van 2013 wegens het gelijktijdig lopende Ringproject in Baden-Baden maar door de jammerlijke annulatie van dit project zou Thielemann nu wel eens de Ring-dirigent van Bayreuth kunnen blijven.

donderdag 5 augustus 2010

Wagner für Alle- Siemens Festpielnacht 2010


Op 21 augustus kan je "Die Walküre" live meemaken vanuit Bayreuth via internet streaming. Hoewel de prijs voor een online ticket aanzienlijk is gedaald ten opzichte van vorig jaar, is Bayreuth nog steeds niet te beroerd om daar 14.90 euro voor te vragen, terwijl dezelfde productie enkele maanden later als dvd in de handel te verkrijgen zal zijn en je gemiddeld een wachttijd van 10 jaar moet uitzitten om aan een ticket te geraken. Mij niet gezien.
Bij Medici TV kon je onlangs de nieuwe Don Giovanni zien vanuit het veel minder gesubsidieerde Glyndebourne. Gratis en voor niks.

Hoelang gaat het nog duren voor ze in Bayreuth eindelijk beseffen dat je voor een transmissie naar je PC geen geld vraagt? Maar ja, hoe kan het ook anders met een sponsor als Siemens, nooit te beroerd om excessief veel geld te vragen voor haar diensten aan de industrie. Benieuwd of hun frank gevallen is tegen volgend jaar.

maandag 2 augustus 2010

Is Tristan een "gefeminiseerde man"?

De kwaliteitsparadox, en waarom de mens dommer wordt

Deze blogtekst kan gelden als vervolg op de vorige, en een gedeeltelijke repliek op de pertinente opmerkingen van Jos Hermans. Het onderscheid tussen "hogere" en "lagere" cultuur maak ik niet. Het is eerder een kwestie van dichtheid en verdichting, kwantiteit, amplitude. In elk geval is de Duitse muzikale romantiek voor mij een paradigma dat veel verklaart, ook actuele fenomenen.




Onlangs kon men in de krant het bericht lezen dat filmregisseur Roman Polanski (andermaal) beschuldigd wordt van verkrachting. De feiten dateren al wel van een tijdje geleden. De nu 57-jarige Edith Vogelhut (what ’s in a name) zou als 21-jarig model door hem tot sex gedwongen zijn geweest, in het huis van Jack Nicholson nog wel. Een echte Hollywoodstory dus. Haar uitleg is wel tamelijk bizar. Ze zou in principe wel zin gehad hebben in een wip, maar het ging haar te snel, het voorspel mankeerde (“Er was geen voorspel, geen gezoen, geen tederheid, helemaal niets. Ik dacht: zo doen ze dat in Hollywood”). Roman ging daarentegen vrij drastisch tot de actie over, deed haar de handboeien en blinddoek om (hij was in zijn jonge tijd al geen schoonheid) en liet zijn broek zakken. Help.
Wat gastheer Jack Nicholson ondertussen deed, vertelt ze er niet bij. Polanski heeft alleszins een memorabele staat van dienst en leeft nu in Zwitserland half ondergedoken, want in de VS wacht hem nog een nieuw proces wegens… verkrachting.
We blijven hier echter met een aantal vragen zitten. Eerst en vooral, ging het bij madame Edith wel om een aanranding pur sang? Mij lijkt dit toch eerder een botsing van smaken en zelfs van wetenschappelijke visies, want over het aantal minuten obligaat voorspel, het hoe en wat, blijven sexuologen tot in den treure discussiëren, lees maar eens de boekjes van Goedele Liekens. Snelheid en doortastendheid kan toch geen misdaad zijn? Veel fundamenteler is de vraag, waarom zo’n gevierd regisseur als Polanski, waar de vrouwen in bosjes zouden moeten voor vallen, zich aan de eerste-de-beste bimbo vergrijpt. Wat is dat toch met die intelligente mannen en hun voorkeur voor slechte sex?


Een ander komkommerverhaal geeft ons mogelijk een antwoord. In de Knack van 28/7/2010 komt sociaal bioloog professor Robert Cliquet aan het woord, en die man slaat spijkers met koppen. Onder de hoofding “Slimme mensen krijgen gemiddeld minder kinderen” wordt gesteld dat sinds het verschijnen van de homo sapiens, zo’n miljoen jaar geleden, de man zich “feminiseerde” en zorgzaam werd, zich als een goede huisvader ging gedragen. De reden is de toename van de hersenen, het opgezwollen kinderhoofdje dat amper nog door de opening geraakte, en dus de noodzaak om de zwangerschap tot 9 maanden te beperken, waardoor de baby als een soort onvolgroeide foetus ter wereld moest komen. Dat vergde een intens gezinsleven en een trouw partnerschap. De “nieuwe man” is dus al een miljoen jaar oud: hij is het gevolg van een fysiologische evolutie én een mentale revolutie. Zijn genen zijn door vrouwen zeer gegeerd (want daar gaat het uiteindelijk om: het overerven van de juiste genen, waardoor de soort succesrijk blijft), hij kan luiers verversen, koken, een intelligent gesprek voeren, een DVD-recorder programmeren, weet iets van voorspel af, enz. Anders gezegd: het zaad van de slimme man is voor vrouwen vloeibaar goud en voor de menselijke soort een zegen.
Er schuilt hier echter in biologisch opzicht een enorme adder onder het gras : het Platonisme. Ik verklaar me nader. Naarmate de normen van de perfecte man gerelateerd werden aan zijn IQ, bestond er bij de vrouwelijke helft de neiging om de relatie te idealiseren. Steeds meer blabla, steeds minder boemboem dus, het vanavond-niet-schat-syndroom, om het in verstaanbare taal uit te drukken. Cultureel-antropologisch is deze sublimatie-tendens onmiskenbaar, en ze gaat beslist van de vrouw zelf uit: ze wil wel met die briljante artiest op café, maar niet naar bed. Tevens wordt door al het praten het libido van de man afgeleid en verliest hij zijn sexueel kompas. Hij wordt zo in de rol gemanoeuvreerd van semi-Platonische minnaar, het type van de romantische komedies op TV-5, dat eindeloos met de ogen knippert, zachte woordjes prevelt met violen op de achtergrond, maar niet meer tot de daad komt (of mag komen). Het is een archetype van het sentiment dat ons via de hoofse literatuur uit de middeleeuwen is overgeleverd, de troubadourslyriek, de wachterliederen, en zo tot in de operaromantiek, met Wagners Tristan und Isolde als absoluut hoogtepunt. Wat die twee gedurende vijf uur aan een stuk doen, grenst aan het ongelooflijke: het uitschreeuwen van verlangens, smachten, omarmen, extatisch stamelen, heel de wereldliteratuur citeren… maar geen gram sex. Heel de opera is dan ook een doorwerking van de sublieme inleiding (Vorspiel), die maar niet ophoudt.
Deze opera ergert én fascineert mijn mannelijk instinct tegelijk. De fakkel wordt door Isolde gedoofd in het IIde bedrijf (symbool voor de “Nacht der Liebe”, maar ook voor de verzaking van het lichamelijke). De zanger die op de première de Tristan-rol zong, Ludwig Schnorr von Carolsfeld, is er dan ook letterlijk aan kapot gegaan. Wagner moet die frustratie zelf heel goed ondervonden hebben, in zijn relatie met Mathilde Wesendonck (zijn muze tijdens het schrijven van die opera), die het ook strikt Platonisch wou houden, wellicht ook al door zijn fysieke lelijkheid. Daar sta je dan met je uitmuntend genetisch materiaal: als nieuwe man opdraven, opera’s schrijven, maar niet mogen ejaculeren in de daartoe geëigende plaats. Biologisch klopt dit natuurlijk niet: de eigenlijke voortplanting zal dan immers verzekerd worden met inferieure exemplaren, terwijl de alfa-dieren, kunstenaars en genieën, zich al sublimerend, voorspelend en masturberend op het pantheon hijsen. Geestelijk onsterfelijk, maar biologisch zo dood als wat.

En het zit nog complexer in elkaar: het Goedeliaanse Grote Handboek van de Lichamelijke Liefde, zelfs dat, is gericht op biologisch-absurde toestanden, alle mogelijke houdingen en fysieke constructies die wel entertainen en het genot bevorderen, maar niet de bevruchting, waar het in de natuur toch om te doen is. Mannen sloven zich uit om hun partner te verwennen, maar ondertussen wordt er niet doeltreffend gesemineerd. Even grasduinen door de Kama Sutra overtuigt ons van deze paradox: quality time leidt hier niet tot kwaliteitsproductie, integendeel. Ik ga niet in detail, maar bijvoorbeeld anale sex, waar een vrouw pas aan toe is na zééér veel voorspel, is toch niet echt de aangewezen methode om genetisch materiaal door te geven, om nog maar te zwijgen van homofilie, of posities met de vrouw vanboven, of de idealisering van het vrouwelijk lichaam via onaanraakbare icoon-modellen à la Claudia Schiffer (geen enkele potente man kan zich ook maar voorstellen om met zoiets sex te hebben). Het feminisme koppelt genetische kwaliteit los van de copulatiedrang, en dat is ongezond. Het sexisme en het zgn. machogedrag worden als politiek-incorrect en sociaal onaanvaardbaar voorgesteld. De intelligente man wordt een eunuch. Ook het demoniseren van de pornografie (waar de penetratie en de ejaculatie prominent aanwezig zijn, en het gaat daar doorgaans ook goed vooruit) ten voordele van mistige Hamilton-toestanden en zgn. “erotische cinema”, waar eigenlijk niets gebeurt, helpt deze biologische ongerijmdheid in stand houden.



De oude man is terug
De muze is een spook, en ze is een creatie van een vrouw met verstand, misschien zelfs haar dubbel,- ziedaar het biodrama. Maar de muze wil nog amper gedekt worden door haar uitverkorene. Men ziet het bij koppels van kunstenaars, wetenschappers, etc.: dikwijls blijven ze kinderloos of blijft het bij hooguit één Viagra-kindje. Slimme mensen krijgen dus gemiddeld minder kinderen,- exact de kop van het interview met professor Cliquet, zelf een nieuwe man die de prijzen van de diesel onder controle hield en zo de kwaliteit van het gezinsleven opwaarts stuwde. Zijn verklaring (“het zijn de hogere sociale klassen die het meest de pil gebruiken”) is evenwel absoluut ontoereikend: dat pilgebruik is de essentie niet, het gaat om een antropologische devolutie waarbij intelligentie en rechttoe-rechtaan-sexualiteit tegenpolen worden, in plaats van elkaar-versterkende factoren. Slimme mensen hebben dus het voortplanten verleerd, en de cultus van de erotiek is daar mede schuldig aan.
De eugenetica, zeer door de nazistische teeltprogramma’s gecompromitteerd, wil dat defect verhelpen, maar de moraal countert hier weerom de biologische evidentie: er mag geen enkele selectie aan te pas komen. Vrouwen kunnen zich wel laten bevruchten met donorsperma, maar de genetische kwaliteit daarvan is op geen enkele manier verzekerd. Er is dus voor het intellect, en zijn inherente wens tot procreatie, maar één tegenstrategie aangewezen: de gedwongen inseminatie,- of, in juridische termen: de verkrachting. Uitgerekend intelligente én amorele mannen zullen dan heel het handboek van de Ars Amatoria in de vuilbak kieperen en op zoek gaan naar baarmoeders waarin ze snel en doeltreffend hun sperma kunnen lozen, inclusief hun exquisite genetisch materiaal, eventueel met geweld. Een lange geschiedenis van zgn. sexueel-delinquenten –meestal als zeer intelligent beschreven- gaat hieraan vooraf. Van Blauwbaard, Gilles de Rais, Marquis de Sade tot Dutroux, merken we een tendens van protest tegen het ideaalbeeld van de “nieuwe man”, dat uitdraaide op een karikatuur van de penisloze man.
Maar ook knappe koppen en cultuurhelden, tegelijk notoire vrouwenhaters zoals Friedrich Nietzsche (“Gehst du zu Frauen, vergiss die Peitsche nicht!”) hadden door dat, wilden ze hun formidabele genen doorgeven, er niet teveel moest gediscussieerd worden.


De uiteindelijke verwerping van Wagner door Nietzsche, met de "Christelijke" Parsifal als argument, begint m.i. dus al bij de problematiek van Tristan en de verzaking. Wotan is nog een echte man (evenals zijn telg Siegmund, die resoluut het Walsungenblut laat bloeien), maar de geïmponeerde Siegfried weet bij Brunnhilde echt niet waar beginnen, en Tristan blijft braaf op zijn krukje zitten. Deze "nieuwe mannen" doen het menselijk ras geen eer aan. In wezen zijn het incarnaties van het dienstbare christendom, Jezusfiguren dus. Nietzsche vertegenwoordigt hier een tendens van misogynie en anti-sublimatie die onder onze cultuur van het raffinement en het sentiment doorloopt, en ze zal zich nog versterken. Het is hier de natuur die beveelt, tegen de ethische en esthetische criteria in. “Hoe groter geest, hoe groter beest”, zegt de volkswijsheid. Wanneer Roman Polanski de zweep en de handboeien bovenhaalt voor een stevige ongecensureerde tankbeurt, hebben we hier dus in de limiet te maken met een list van de natuur, die recent in de genetische biologie werd geherformuleerd als DNA-strategie: we zijn eigenlijk maar werktuigen van het DNA, dat op een zeer “slimme” wijze zijn eigen kwaliteitscontrole verzekert, met sexuele partnerkeuze als hoofdfacet. Mogelijk is een van de immanente perspectieven van het DNA zelfs om deze planeet te verlaten, die toch tot sterven gedoemd is. Vast staat dat het op lange termijn “plant”, zelfs buiten de grenzen van de menselijke soort, en dat een paar milieurampen meer of minder, tot en met de totale verwoestijning van deze planeet, zijn ingecalculeerd.
Zo wordt de nieuwe man terug een oude man: weg met de erotiek en het uitgesteld orgasme, leve de daad. De verwerping van het sublieme, als noodzakelijke correctie van een fout in de evolutie van de homo sapiens, zal uiteraard met de nodige spanningen gepaard gaan, want de muze zal zich niet zomaar laten naaien, zoals een blik op de programmatie van TV-5 mag blijken. Slimme sletten als la Cicciolina zijn in dat opzicht eerder uitzonderlijk. Toch is cultuur van langsom minder een argument: intelligentie is een reële maatstaf, maar niet de zgn. goede smaak en de bereidheid tot lange voorspelen. We zijn agenten van de natuur, en moeten doen wat ons te doen staat. Zelfs de genieën bezitten hun intelligentie niet, ze geven ze alleen door. En niet via de culturele centra, de boeken en Canvas-TV, maar blindweg, tja, via het bespringen van vruchtbare wijfjes. Het is niet gezegd dat deze strategie het zal halen. De bewegingsruimte van alfadieren is uiterst beperkt, kijk naar de diabolisering van Dutroux en de verbanning van Polanski. Wel denk ik dat deze clash veel fundamenteler is dan alle “cultuurclashes” samen. Allerlei satanische bewegingen, naast new-age-utopieën zoals de Luciferiaanse illuminati, spelen met het niet al te vrouwvriendelijke idee om het (mannelijk) intellect een absolute vrijheid van procreatie toe te kennen.


Alleszins is de sociale biologie, als tak van de antropologie, een boeiende wetenschap, we gaan hier nog plezier aan beleven. Ze kan zonder problemen alle andere disciplines, zeker ook de filosofie, vervangen en absorberen. Het idee dat ons bewustzijn ook maar in de minste mate de geschiedenis bepaalt, is lachwekkend en absurd.
Het kan natuurlijk ook zijn dat het DNA de vrouwelijke kaart trekt, die van de muze dus, en dan is heel de theorie van Polanski, Cliquet en Sanctorum voor de prullenmand. We testen het verder uit, en houden u op de hoogte. Leb wohl.



Johan Sanctorum


http://www.visionair-belgie.be/