vrijdag 18 februari 2011

Le Nozze di Figaro in Cinema Zuid : een recensie


Lucrèce Maeckelbergh stuurde mij volgende dvd-recensie van David McVicars "Le Nozze di Figaro" die wij op 5 maart in Cinema Zuid zullen vertonen.

“One of the miracles of music, this piece”. Zo vat Antonio Pappano in de zeer korte documentaire bij deze DVD "Le Nozze di Figaro" samen, nadat hij aan de piano op de levendige manier hem eigen (heerlijk om hem bezig te zien en te horen) een paar zeer rake persoonlijke ideeën geeft bij een paar hoogtepunten uit het stuk. En deze productie is er wonderlijk in geslaagd dit mirakel tot zijn recht te laten komen: deze Nozze is zeker een van de knapste en interessantste interpretaties die er zijn.

Superlatieven die te danken zijn aan: de regie – we ontmoeten hier David Mc Vicar die in 2006 deze nieuwe productie maakte voor de Royal Opera in Londen ( als bijdrage tot de 250ste verjaardag geboorte Mozart). Hij heeft een indrukwekkende ruimte gecreëerd, die een Franse kasteelzaal jaren 1830 voorstelt, met de voor deze opera nuttige – en geestige – mogelijkheden van zijkamers, deuren en verborgen hoekjes. De maatschappelijke lagen van meesters en dienaars heeft Mc Vicar met zijn psychische onderzoeksgeest boeiend uitgebuit, zonder intellectualistisch pedant te gaan doen. Daardoor worden de grappige situaties die de hele opera door voorkomen ook nooit flauw of plat. De komedie houdt ook steeds een bittere ondergrond, wat de tekst en het stuk des te eerlijker doet overkomen. Natuurlijk kunnen we lachen met de hele verkleedpartij van Cherubino, bij voorbeeld, maar de onderliggende oorzaak waardoor deze grappige situatie zich voordoet, is lang niet zo vrijblijvend. Dat soort dingen laat Mc Vicar in zijn regie aanvoelen. De Graaf is evengoed een autoritaire bij momenten zelfs brute echtgenoot als een oprecht berouwvolle geliefde op het einde.

Gerald Finley is op alle vlakken een groot kunstenaar, en hij wordt omringd door gelijkwaardige collega’s. Miah Persson is een natuurlijke, frisse en kordate Susanna, Erwin Schrott is een grappige en aandoenlijke Figaro met een rijke en soepele baritonstem. Een heerlijk operakoppel. De finale van het eerste bedrijf waar Figaro de Graaf temidden van zijn volk uitdaagt en Cherubino waarschuwt voor de strengheid van het leger is een voorbeeld van de aanpak van Pappano die zijn orkest tot uiterste dynamiek aanspoort en geestig maar steeds precies laat spelen.

Behalve met scherpe en realistische accenten dirigeert Pappano zijn orkest van de Royal Opera House ook met lyrische finesse zoals bij voorbeeld in de verzoeningsscène tussen de Graaf en Gravin op het einde van de opera. De recitatieven speelt hij zelf en hij houdt daarbij – als doorgewinterd theaterman – zeer scherp de scène in het oog en speelt ontzettend goed in op de tekst. Schitterend hoe de recitatieven op die manier bijdragen tot de levendigheid van het stuk.

Dorothea Röschmann is een fijnzinnige en gevoelige Contessa, maar speelt iets meer “opera” – in de pejoratieve zin dan - om zich in deze cast thuis te voelen. Ze zingt haar twee aria’s zeer mooi maar is als figuur toch minder overtuigend.
Ook het laatste bedrijf is werkelijk om van te genieten, met de ontroerende ontknoping, na alle dreigende verwarring en verloochening. Maar eerst geeft Erwin Schrott met hoorbare overtuiging uiting aan zijn verontwaardiging over de vrouwen, terwijl Susanna met spanning afwacht of de intrige het verhoopte resultaat zal hebben.

Een DVD waar het spel/zangplezier van alle deelnemers uitnodigt tot kijken, luisteren en genieten! Meer heeft Mozart niet nodig.

Lucrèce Maeckelbergh

donderdag 17 februari 2011

Parsifal in De Munt : een recensie (4)


Van Johan Verbruggen ontving ik de volgende recensie:

PARSIFAL: LA RECHERCHE DU PARADIS, OU LA FIN DES UTOPIES.

Wat volgt is slechts een persoonlijke interpretatie van Castellucci’s enscenering. Het uitgangspunt van mijn betoog is dat kunst haar aktualiteitswaarde put uit het vermogen stellingen te formuleren over het politiek-maatschappelijk systeem waarbinnen zij funktioneert. Eveneens heeft kunst de taak vragen te stellen naar de legitimiteitsaspiraties van politiek en maatschappelijke evoluties. Binnen deze context moet Castellucci’s enscenering geplaatst worden, wil zij effektief inhoudelijk worden begrepen.

Mijns inziens pikt Castellucci de Chéreau-draad weer op: hij ensceneert ´Parsifal´ als vervolg op de Ring. Zijn uitgangspunt is de problematiek van de nieuwe maatschappij, het hernieuwd natuurlijk evenwicht dat ontstaat na “Götterdämmerung”. Die eindigde immers met een ogenschijnlijk verlossende katharsis, een open vraag en de utopische hoop op een vernieuwde samenleving: Zal Parsifal een bevrijdend antwoord bieden ?

In de geest van Chéreau’s Ring kan Parsifal beschouwd worden als een ecologische parabel over de ondergang van een mythisch tijdperk en het onvermogen van de mens om de utopie van een menswaardige, met de natuur in harmonie levende, maatschappij te realiseren. Dat is althans, mijns inziens, Castellucci’s basisidee. Ik ga daar nu wat dieper op in.

1ste AKTE: LE PARADIS MYTHIQUE.

Het allesverslindend, overweldigend nachtelijk oerbos evoceert de pre-historische begintijd van de oernatuur. de verwijzing naar de Pelasgisch-Griekse scheppingmythe, waar de wereld geboren wordt uit de paringsdans van de oerslang met de wind, creëert de mythische wereldorde: de slang als oerwezen en vrouwelijk scheppende oerkracht die het leven vormgeeft en bezielt is een cruciaal concept in deze voorstelling.

Mens en natuur vormen een harmonische symbiose, een fysieke versmelting tot natuurlijke eenheid tot gevolg: mens en vegetatie zijn één holistisch geheel: de menselijke stem is de stem van de natuur, bijgevolg onzichtbaar. De Graalceremonie is de rituele hereniging van de mens met het allereerste kosmische oerbegin: ze wordt ge-evoceerd als een omgekeerde oerknal, die alle ver- en uitbeelding overstijgt.

De Titurel-vertelling doet het relaas van het verbond tussen mens en natuur, gesymboliseerd in de wolfshond. Een prachtig beeld dat impliciet ook refereert aan oudegermaanse en skandinavische mythen.

Helaas is de ongereptheid slechts schijn. Onrustbarende voortekenen wijzen op nakend onheil. Dit wordt duidelijk in sporadisch vallende bladeren en bomen.

Zoals Wotan zijn wereld corrumpeerde door mateloze machtswellust, verbreekt Amfortas de oerharmonie door zich door de artificiële geneugten van de beschaving te laten corrumperen. Zijn wonde verzinnebeeldt het knagend moreel besef van zijn pakt met een beschaving, waarvan de werkelijke aard pas in de tweede akte zal blijken. Ditzelfde pakt impliceert immers de nakende vernietiging van zijn ongerepte wereld. In deze context krijgt de Graalceremonie een wel zéér wrange betekenis: het is een laatste vertwijfelde poging de kosmisch-mythische eenheid te her-scheppen, terwijl de natuur letterlijk wordt weggekapt. de houthakkers met hun kettingzagen houden halt voor de laatste struiken, hen nog even respijt gunnend. In de verte doemt de skyline van de moderne metropool op, symbool van een Nieuwe Wereldorde.

En Parsifal ? Parsifal is de onwetende indringer, de eco-toerist die in een spiegel de natuur en haar ondergang observeert, nadat hij het vernietigingsproces willens nillens in gang heeft gezet door de zwaan te doden. In tegenstelling tot Amfortas kan hij de gevolgen van zijn handelen niet plaatsen,zodat hij ook niet in staat blijkt de natuur en haar symbolen te begrijpen. Maar evenals Amfortas is hij, als mede-aanstichter van de nakende ondergang, tot machteloosheid veroordeeld; een lot dat ze delen met Wotan in de Ring. Alleen machteloos observeren in een spiegel blijft over...


2e AKTE: LE PARADIS ARTIFICIEL

De tweede akte behandelt de pervertering van de natuurmythes tot steriele beschavingsmodellen. Ontdaan van hun oorspronkelijke betekenis hebben ze nog slechts een funktie binnen een geritualiseerde context. De laatste restanten van de oernatuur, de bloemenmeisjes, behouden hun onzichtbare stemmen, maar fungeren, fysiek aanwezig, nog uitsluitend als willoze lustobjekten. Het Oervrouwelijke is versteend tot tempelattribuut.Kundry, de Oermoeder uit de eerste akte, vervult de rol van hogepriesteres in een artificiële liefdestempel. De slang rond haar arm refereer naar de geritualiseerde slangencultus in de Minoïsch-Griekse beschaving, toen mythen gecanoniseerd werden, en symbolen nog slechts attributen in betekenisloze rituelen waren.

Deze hele akte baadt in een wezenloze, ontzielde, welhaast klinische sfeer, waarin Kundry niet meer dan een rol vervult: de gecanoniseerde godin van de liefde en vruchtbaarheid is niet meer dan een slavin, evenals de bloemenmeisjes dat zijn.

Deze door de mens ingepalmde, getemde en gemanipuleerde natuur wordt door de gekloonde Nietzsche gedirigeerd: een ironische verwijzing naar de grote beschavingscriticus en diens fulminante kruistocht tegen de degeneratieve tendenzen in de moderne samenleving.

Opnieuw: wat met Parsifal ? De onwetend, schuldbeladen eco-toerist ontpopt zich nu tot een misplaatste zendeling, een zelfverklaarde verlosser. Weliswaar weerstaat hij aan de verleiding van Kundry, maar zijn diepste onderbewustzijn spreekt een andere taal: de geprojekteerde verkrachtingsscène maakt dit expliciet duidelijk. De bewustwording van zijn gevoelens en het daaruit voortvloeiend schuldbewustzijn brengen hem tot daden: de Verlosser ontwaakt.Kundry probeert tijdens haar zelfbekentenis haar natuurstaat te herwinnen door een halfslachtige poging tot zelfcamouflage. Parsifal helpt haar hierin geenszins; uiteindelijk verlost hij slechts een van de ingepakte bloemenmeisjes.

Opnieuw faalt Parsifal door onwetendheid: hij bevrijdt een uiting van de natuur, maar niet de Natuur als oerkracht, niet het oervrouwelijke. ‘Das entheiligte Heiligtum’ blijft van echte Verlossing verstoken... en keert hem de rug toe. Onwetendheid is een misdaad.

3e AKTE: LE PARADIS PERDU

Het moment van de waarheid is het voltrekken van de definitieve ondergang van het mythisch paradijs. De band tussen mens en natuur wordt definitief verbroken.

We worden geconfronteerd met een kale woestenij, bevolkt door het slapende meisje en de laatste plant; een laatste glimp van de mythische oernatuur; het mythisch paradijs als voetnoot. Parsifal, de zelfverklaarde verlosser, betreedt een vernietigde natuur en bezegelt haar lot. Met de laatste plant wordt hij gekroond tijdens een Karfreitagsszene waarvan de betovering niet meer bestaat: de gezuiverde natuur is niets meer dan de totaal vernietigde natuur. De betoverende kracht die de laatste plant op Parsifal uitoefent bewerkstelligt zijn definitieve bewustwording: hij is medeschuldig aan de verbreking van de oerband tussen mens en natuur; hij is medeschuldig aan het aan banden leggen van de natuurlijke oerkracht.

De massa zet zich in beweging, een onbestemde toekomst tegemoet. Zal de hoop zich opnieuw installeren; de hoop op verlossing ? Parsifal vervoegt de massa in haar zoektocht naar een nieuwe verbondenheid, maar.... het kosmisch Graalwonder herhaalt zich niet. De vermeende idealist dient zich aan als redder in de nood, maar als lid van een vertwijfeld dolende massa is de enkeling totaal ongeloofwaardig. Net als Siegfried faalt hij en verandert er niets. De massa keert zich van hem af, wijzer na de ervaringen met Wotan, wijzer na de teleurstellende Siegfried, gelouterd met de gelouterde Amfortas. Er blijft niets dan de gapende Leegte... aan de rand van de betonnen woestenij, de menselijke beschaving.

Waar Chereau’s Ring nog een mogelijkheid tot regeneratie leek te suggereren, eindigt Castellucci’s enscenering in totale leegte. Er zijn geen oplossingen, laat staan Verlossing. Parsifals katharsis komt te laat, en wij als toeschouwers zijn evenzeer tot machteloosheid gedoemd. De utopie is dood.

Natuurlijk kan dit niet meer dan een interpretatie zijn. Alleen het onzegbaar onzichtbare is waar...

JOHAN VERBRUGGEN, 17/02/2011

The Met: Live in HD series, seizoen 2011-2012


15-10-2011 "Anna Bolena" in de regie van David McVicar. Dirigent: Marco Armiliato. met Anna Netrebko,Elina Garanca en Ildar Abdrazakov. (NIEUWE PRODUCTIE)

29-10-2011 "Don Giovanni" in de regie van Michael Grandage. Dirigent: James Levine. Met Marius Kwiecien, Marina Rebeka, Barbara Frittoli, Isabel Leonard, Matthew Polenzani, Ramon Vargas. (NIEUWE PRODUCTIE).

05-11-2011 “Siegfried” in de regie van Robert Lepage . Dirigent: James Levine. Met Gary Lehman, Deborah Voigt, Bryn Terfel. (NIEUWE PRODUCTIE).
Bekijk de trailer

19-11-2011 "Satyagraha" in de regie van Phelim McDermott. Dirigent: Dante Anzolini. Met Richard Croft

03-12-2011 "Rodelinda" in de regie van Stephen Wadsworth. Dirigent: Harry Bicket. Met Renée Fleming, Stephanie Blythe, Andreas Scholl

10-12-2011 "Faust" in de regie van Des McAnuff. Dirigent: Yannick Nézet-Seguin. Met Angela Gheorgiu, Jonas Kaufmann, René Pape

21-01-2012 "The Enchanted Island" ( a baroque pastiche) in de regie van Phelim McDermott. Dirigent William Christie. Met Placido Domingo, Danielle de Niese, Joyce DiDonato, David Daniels, Anthony Roth Costanzo.

11-02-2012 "Götterdämmerung" in de regie van Robert Lepage (NIEUWE PRODUCTIE). Dirigent: James Levine. Met Gary Lehman, Deborah Voigt

25-02-2012 "Ernani" in de regie van Dirigent: Marco Armiliato. Met Angela Meade, Salvatore Licitra, Dmitri Hvorostovsky, Feruccio Furlanetto

07-04-2012 "Manon" in de regie van Laurent Pelly. Dirigent Fabio Luisi. Met Anna Netrebko, Piotr Beczala, Paulo Szot

14-04-2012 "La Traviata" in de regie van Willy Decker. Dirigent: Fabio Luisi. Met Nathalie Dessay, Matthew Polenzani, Dmitro Hvorostovsky

donderdag 10 februari 2011

Parsifal in De Munt : perscommentaren


De internationale perscommentaren komen slechts traag op gang. Dat zou kunnen betekenen dat er over deze productie wordt nagedacht. Vooral de Duitse pers reageert overwegend positief en dat kan gevolgen hebben voor de Wagner-carrière van Romeo Castellucci.

Moet Castellucci zijn kans niet krijgen in een groter theater met een budget op zijn maat? 7 jaar geleden bezocht Wolfgang Wagner Jan Fabre's Tannhäuser in Brussel. Dat bleef zonder gevolg. Hoe vaak moet Brussel Bayreuth de pap nog in de mond geven?

Hallo Katharina? Die Zeit ist da! Dein Meister ruft! Herauf! Ans Werk!

Nordbayerische Kurier
Intl Herald Tribune
Die Zeit
Financial Times
Le Monde
ConcertoNet
WebThea

Apropos, het interview dat Jean-Pierre Rondas deze week in de Knack geeft is fantastisch! Zo schoon, zo juist. Koop de Knack!

dinsdag 8 februari 2011

Parsifal in De Munt : een recensie (3)

IT TAKES A WOMAN TO ILLUMINATE A MAN'S WORLD

Romeo Castellucci’s Parsifalproductie begint met een gezicht: het is het portret van Friedrich Nietzsche. De peinzende blik van de filosoof overspant het gehele proscenium, een levende albinoslang kronkelt ter hoogte van zijn oor. Hoewel de dialectische spanning die van dit beeld uitgaat uiterst miniem is, verplicht het mij om even in te gaan op Nietzsche die, zoals nog zal blijken, de makers van deze productie ook daadwerkelijk heeft geïnspireerd.

Met de oren van de grote filosoof was het maar pover gesteld. Voor de muziekgeschiedenis is zijn oordeel van geen tel. Wat hij ons voorhield was de smaak van een dilettant : na de breuk met Wagner, maakt hij zich onsterfelijk belachelijk door zijn voorkeuren uit te spreken voor derderangscomponisten als Peter Gast (de nieuwe Mozart!), August Bungert en een rits Franse operettecomponisten van wie de geschiedenis de partituren ondertussen al lang heeft dichtgeklapt. Alleen van Bizets Carmen heeft hij het potentieel onderkend.

Als het over Parsifal gaat is Nietzsche één van de minst betrouwbare bronnen. Toch wordt hij nog steeds met grote regelmaat geciteerd. Als een vloek rusten zijn woorden op het werk. Meestal citeert men dan uit “Der Fall Wagner” (1888) waarin hij Wagner verwijt “op de knieën te zijn gevallen voor het christelijke Kruis” en “aan te zetten tot tegennatuurlijkheid door de kuisheid te prediken”. Nochtans had hij enkele maanden voordien nog aan Cosima geschreven : "De heerlijke beloftes die in Parsifal worden gedaan moge ons overal troosten, waar wij troost behoeven. "

Aan diegenen die Nietzsche in dit verband graag citeren wil ik even in herinnering brengen dat Nietzsche het werk nooit gezien of gehoord heeft! Hij kende enkel het libretto en de prelude. Wanneer hij die prelude voor het eerst hoort in 1887 hervalt hij terug in de eloges die we van hem kennen van uit de tijd toen de jonge Wagnerliefde nog puur en onversneden en Wagner nog de “dithyrambische dramaturg” was. Waarom was dit alles nu plots zo’n probleem? Het prozaontwerp was hem reeds gedurende de kerstdagen van 1869 voorgelezen, waarbij hij had verklaard "zeer onder de indruk" te zijn. “Een christelijk werk is het geenszins, veeleer een samenbrengen van symbolen uit verschillende religies”, meent Hartmut Haenchen. Waarom was Nietzsche, één van de grootste geesten van de 19e eeuw, niet bij machte om tot zulk een voor de hand liggende conclusie te komen? Het antwoord kan toch alleen maar zijn : omdat het moment van de afrekening was gekomen. Hier was een gekwetst ego aan het woord dat zinde op wraak.

Zoals zo vaak blies Nietzsche koud en warm tegelijk. Ook in zijn meest boosaardige stukken klinkt telkens opnieuw de stem van de geëxalteerde minnaar door, een minnaar waarvan de temperatuur wisselt van ijzige koude tot gloeiende hitte. Dit alles lijkt mij voldoende illustratief als bewijs voor de stelling dat Nietzsche met Wagner nooit meer in het reine is gekomen.

“Nietzsche contra Wagner” van december 1888, is geen officieel geschrift maar een werk uit de nalatenschap, een compilatie uit zijn vroeger werk. Nadat hij het bij zijn uitgever heeft ingeleverd wordt hij overvallen door twijfel en daags voor zijn geestelijke ineenstorting, beslist hij om het niet te laten publiceren. Het is moeilijk om hier geen kapitulatie in te zien. De volgende dag , tijdens een wandeling in de straten van Turijn, stoot hij op een koetsier die zijn oude knol brutaal afranselt. Overmand door medelijden(!) valt Nietzsche het paard om de hals en stort wenend in elkaar : de filosoof met de hamer staakt de strijd, een onvermoede Parsifal heeft zich van hem meester gemaakt.

Datgene wat je niet kapot krijgt, maakt je alleen maar sterker, zei Nietzsche. Het is maar een hypothese en ik zal ze nooit kunnen bewijzen maar volgens mij is Nietzsche bezweken aan die innerlijke tweestrijd omtrent Wagner.



Kunnen wij vandaag, nog voluit en onverdacht aan Parsifals verlossingsritueel geloven? Kunnen wij leven met een kunstwerk dat erotiek met zonde verbindt en met het vijandige vrouwbeeld dat daarmee wordt geschapen? Maakt Wagners pleidooi voor kuisheid het tweede bedrijf van Parsifal niet in hoge mate ongenietbaar voor elke vrijdenker en tot een nachtmerrie voor elke hedendaagse regisseur? Wat heeft Wagner bezield om in zijn oude dag, middels één van de allergrootste muziekdrama's, een hulde aan de kuisheid te brengen ? Nam Wagner in Parsifal de vrouwenhaat over van zijn voorbeeld Schopenhauer ?

Het antwoord op dit alles is : Wagner houdt helemaal geen preek voor kuisheid ! Erotiek als zonde is geen denkbeeld van Wagner maar van Titurel, de “vrome held”. Het duurde wel tot 1951 voor iemand dat in zo’n duidelijke termen vertaalde voor het theater. Wieland Wagners Parsifal-productie heeft decennia lang stand gehouden in Bayreuth. Door Lucy Beckett werd ze ooit de meest bevredigende interpretatie genoemd die je ooit zult te zien krijgen. Hierin staat de wereld van Titurel, gesymboliseerd door de Graal (als kelk, metafoor voor het vrouwelijk geslacht) tegenover de wereld van Klingsor, gesymboliseerd door de Speer (metafoor voor het mannelijk geslacht). De tegennatuurlijke wereld van de graalridders, die alle vrouwen uit hun leven bannen en zich onthouden van geslachtsgemeenschap, staat in oppositie tot de absolute onkuisheid aan de lusthof van de gecastreerde tovenaar Klingsor. Beide werelden zijn uit evenwicht. Parsifal, wereldwijs geworden door het lot van Amfortas én Kundry te doorleven, zal beide werelden verenigen en hun onnatuurlijkheid opheffen door de speer en de graal terug samen te brengen. Of Kundry op het einde sterft, maakt niet veel uit. Het punt is dat mannen en vrouwen zich terug hebben gevonden. Een regisseur die Amfortas laat sterven zou, omwille van de symmetrie, ook Kundry moeten laten sterven en tegelijkertijd andere vrouwen in het slottoneel toelaten.

Ongetwijfeld heeft Wagner Parsifal bedoeld als therapie tegen de almacht van de geslachtsdrift, die vele mensen, vandaag wellicht meer dan ooit, uit hun evenwicht haalt. Heeft Wagner daarmee het sexueel misbruik van kinderen in de kerk niet voorspeld? Terecht stelt Haenchen : “Klingsor weet dat de graalridders zullen falen om het kuisheidsdogma van Titurel op te volgen omdat hij de huichelarij en leugen van zo’n dogma als onmenselijk en niet te verwezenlijken doorgrondt”. Calixto Bieito, zelf slachtoffer van sexueel misbruik door een priester, gebruikte het in zijn Parsifal-enscenering in Stuttgart.

Het was toch weer al een tijdje geleden dat we nog zoveel zinvolle dingen hadden horen vertellen over Wagner door een regisseur als toen Romeo Castellucci zijn eerste interviews gaf in De Munt. Speelde hij niet een beetje theater wanneer hij beweerde een innerlijke tabula rasa te hebben doorgevoerd door wel honderd keer naar het werk te hebben geluisterd? Toch kan je niet twijfelen aan de ernst waarmee hij zijn lectuur voorbereidt. Je kan niet twijfelen aan zijn kennis van de iconografie van onze cultuur, die de basis vormt van zijn beeldentheater. Zijn dialectische omgang met Wagner zit fundamenteel juist, is zuiver op de graat en zadelt Wagner niet op met privé-neuroses zoals Warlikowski dat deed in Parijs.

De verwantschap met Wieland Wagner springt meteen in het oog : er is de vrouwvriendelijke behandeling, de centrale rol van de vrouw als moeder, de focus op de genitale symboliek.
De wonderlijke symmetrie van Wieland Wagners concept zou echter geheel ontbreken want Castellucci had besloten om de “syncretische koek” van mythologische, culturele en religieuze elementen uit elkaar te halen en elk bedrijf te reduceren tot één thema: natuur, cultuur, exodus. Ook speer en graal zouden onherkenbaar zijn en dus stelde zich de vraag of een Parsifalproductie waarin de sacrale symboliek ontbreekt meer kon zijn dan een reductie?


I.
Het eerste bedrijf is veruit het zwakste. Wat we te zien krijgen is en hyperrealistische simulatie van een levend woud waarin de graalsgemeenschap zich verschuilt in camouflagepakken. Die houden het midden tussen de combat dresses van militairen en de heidense outfits van sjamanen. De belichting is schaars en slechts af en toe vangen we een glimp op van de vertrouwde personages. Als toeschouwer kunnen we er niet mee in contact treden. Dat is zo vermoeiend dat de fascinatie voor dit kunstig geconstrueerde scènebeeld niet langer dan een kwartier is vol te houden. Het drama raakt gewoon niet geëxposeerd.

De Graal voorstellen als een gemis, als een leegte die de oorzaak is van het verlangen, is op zich geen onzalige gedachte maar hier gaat de Italiaanse regisseur, die zich uitgedaagd voelt door onmogelijke projecten, plat op de buik. Een wit doek met daarop een komma kan het spirituele (zeg maar sacrale) karakter van de graalsonthulling nauwelijks ondersteunen. Tijdens de transformatiescène geraakt het woud opgeleukt met een feërieke projectie. Dat is niet slecht maar toch ruim onvoldoende.

II.
Het tweede bedrijf had van Jan Fabre kunnen zijn. De Latijnse namen van dodelijke giften worden geprojecteerd op een gaasdoek. Vanaf een sokkel overschouwt de tovenaar zijn lusthof : het is een klinische ruimte, die er even gecastreerd uitziet als hijzelf. Als dirigent in frak slaat hij de maat. Deze Klingsor is in het bezit van de diabolische kracht van de muziek maar krijgt daardoor ook een ongewild komisch karakter. Hij lijkt wel een operettefiguur, het zou het nec plus ultra kunnen zijn voor de late Nietzsche. Wagner als gif, Wagner als ratelslang, Wagner als Klingsor, het zijn epitheta die voortdurend in Nietzsches giftige geschriften opduiken. In het machtsspel dat zich ontwikkelt tussen Klingsor, zijn dubbelganger en een stel naakte bondage-meisjes, is de betrokkenheid van de toeschouwer eerder gering. In deze gedegenereerde wereld is elk gevoel koud gesteld. Minutenlang kijken we recht in het geslacht van een jonge vrouw die, de benen symmetrisch gespreid, het lichaam willoos op een sokkel heeft uitgestald.

Als Parsifal de lusthof betreedt is hij gevoileerd als een maagd. Dat levert een erg mooi beeld op. Terwijl de bloemenmeisjes zich uit de naad zingen, onzichtbaar vanuit de loges, bevraagt hij zichzelf in een spiegel. Kundry is geen icoon van de verleidingsindustrie maar lijkt op de zuster van Fernand Khnopff, door de schilder vereeuwigd in één van de mooiste schilderijen die ik ken. Het mystieke centrum van het hele stuk, de kus van Kundry, krijgt de volle aandacht, met ondersteuning van videobeelden die de psychische worsteling van Parsifal aanschouwelijk trachten te maken. Voor mij werkte dat zeer goed. De voorstelling heeft ondertussen een spectaculair crescendo doorgemaakt.

III.
In het derde bedrijf is de kaalslag totaal. Gurnemanz en Kundry hebben genoeg aan een sfeervolle belichting om te bewijzen hoe weinig er nodig is om het derde bedrijf te laten functioneren. Na jarenlange omzwervingen staat Parsifal terug in het Graalsgebied. Castellucci dwingt hem nu in een ruimere humaniserende rol. Zijn queeste wordt nu ook onze queeste. Tegelijk beklemtoont hij zijn en onze eenzaamheid. Het zal een meesterlijke zet blijken. Omdat al het sacrale uit de voorstelling verbannen is, injecteert hij het stuk nu met een dosis eigentijdse spiritualiteit die dicht bij de religieuze ervaring aanschurkt. Religie betekent immers verbondenheid en in wat volgt wordt dat gemeenschapsgevoel bijzonder tastbaar. Het komt aan de kunst toe om de kern van religie te redden, schreef Wagner. En dat is precies wat hier nu gebeurt : een langzaam toegestroomde massa figuranten zet zich vanaf de Karfreitagszauber op een loopband in beweging. Zo lijkt ze minutenlang naar het auditorium toe te lopen. Het is een beeld dat je niet snel vergeet. Het verliest zijn effect alleen omdat het te lang wordt aangehouden en tijdens het muzikale hoogtepunt -de transformatiemuziek- geen extra visuele ondersteuning meer krijgt behalve van een vage sterrenhemel. Hebben technische problemen verhinderd dat de finale pas echt overweldigend zou worden? Met dat beetje meer had het ongelooflijk goed kunnen worden. Wagner en Nietzsche, “bien étonné de se trouver ensemble”, knikten dat het goed was.



Andrew Richards, de blogger onder de tenoren, was de beste man op het toneel. Hij kan ons doen geloven dat we naar een onbezoedelde, schoolse knaap zitten te kijken. Hij beschikt over een mooie emissie, heeft geen power op overschot maar op de beslissende momenten staat hij er. Anna Larsson zal je Waltraud Meier niet doen vergeten. Ze produceert een mooie warme toon maar stoot ook regelmatig tegen haar grenzen. Haar dictie is verre van ideaal en haar nuanceringsvermogen beperkt. Dat laatste is van nog groter belang voor de partij van Gurnemanz en Jan-Hendrik Rootering is één van de saaiste Wagnervertolkers die ik ken. Een echt goede Gurnemanz moet persoonlijkheid te koop hebben en elke syllabe als het ware illumineren met de kracht van zijn rethoriek. Onnodig te vermelden dat uitstekende Gurnemanzen in mijn opinie erg dun gezaaid zijn. De Amfortas van Thomas Johannes Mayer en de Klingsor van Tomas Tomasson waren goed zondermeer.

Hartmut Haenchen demonstreerde nogmaals zijn feilloos tempogevoel, dat hij verder blijft onderbouwen met zijn musicologische studies. Alleen ezels volgen zijn voorbeeld niet. Tenslotte kunnen we daardoor allemaal een klein uurtje vroeger naar huis ! Ook de dynamische verhoudingen waren heel overtuigend.

Visionairen als Romeo Castellucci zijn noodzakelijk in het theater. We moeten hen voorzien van de middelen om hun dromen en hun nachtmerries waar te maken. In die zin was zijn uitnodiging in Brussel een terechte en juiste keuze. Wie geeft hem zijn volgende Wagner-opdracht?

zondag 6 februari 2011

Parsifal in De Munt: een recensie (2)


De Parsifal van Romeo Castellucci is een grote ontgoocheling geworden. De gehanteerde werkwijze waarbij “alles” overboord wordt gegooid en een enscenering wordt geconcipieerd vanuit 100 keer naar het werk te luisteren, resulteert in een saaie voorstelling doch met een paar leuke plaatjes. Het knip- en plakwerk (vooral knipwerk) tijdens het repetitieproces kon blijkbaar niet opgevangen worden in een consistente visie van de regisseur. Ik voelde al nattigheid vóór de voorstelling: ik kon kop noch staart krijgen aan de teksten in het programmaboek van Castellucci en Di Matteo. En als de dramaturg dan nog iets poneert in de aard van “de eigenlijke gebeurtenissen komen tevoorschijn in de verbeelding van de toeschouwer”, dan gaan er bij mij, sinds Cassiers gelijkaardige woorden sprak over zijn Milanese Walküre, alarmlichtjes knipperen.

De eerste acte begint fascinerend. Je kijkt naar een bos met schitterende lichteffecten en de muziek is sterk (wat heel de voorstelling zo is). Het zijn magische momenten. Gurnemanz en zijn kompanen krijg je amper te zien. Hun aanwezigheid wordt gekenmerkt door wat lichtbundels uit zaklampen. Zoiets blijft niet boeiend; ook niet wanneer het gekruid wordt met een paar mysterieuze beelden zoals een ontdubbeling van Kundry of graalridders in ontbloot bovenlijf. Maar het idee is niet slecht: een graalgemeenschap die zich uit angst onzichtbaar maakt en daarvoor de techniek van camouflage kiest. Tijdens de Verwandlungsmusik van de eerste acte schudden ze een werkelijk prachtig plaatje uit de mouw wanneer het bos transformeert en je even een blik kan werpen in de diepe kosmos (Zum Raum wird hier das Wald?).Wanneer de graalridders opkomen, wordt gesuggereerd dat het kasplantjes zijn waar al duchtig in gesnoeid is. Kasplantjes die overbeschermd zijn en worden gekweekt, geforceerd tot ze klaar zijn om gesnoeid te worden. Je kan dit allemaal wel als een interpretatie zien die misschien nog wat steek houdt, maar tekst en muziek van deze scène hebben een potentieel tot prachtige sacrale momenten, los van christendom of boeddhisme, en dat wordt in dit concept allemaal ter zijde geschoven ten voordele van wat geklungel met schijven. Enkel het zwarte gat dat uit Amfortas braakt - het wereldwaanse omnachte - is relevant, maar krijgt helaas in tweede of derde acte geen tegenhanger of vervolg.

De tweede acte vangt dubieus aan. Een klinisch wit laboratorium waarin mensen letterlijk in allerlei bochten gewrongen worden. In combinatie met de opsomming van giffen en ander dodelijks, moest ik hier wél meteen aan het labo van Dr. Mengele denken – iets wat Castellucci volgens zijn tekst absoluut niet wilde aanreiken. Wanneer de bloemenmeisjes het veld geruimd hebben en Kundry Parsifals voorgeschiedenis uit de doeken doet, staat hij maar wat rond een spiegel te draaien. Waarschijnlijk te interpreteren als het opdoen van zelfkennis. Maar tegelijk heeft Kundry het symbool van kennis, van de twee zijden van kennis, rond haar rechterarm kronkelen en wordt daar niets mee gedaan. Vlak voor de kus wordt het koppel met projectietechnieken ontdubbeld en de filmbeelden tonen Parsifal en Kundry in een heftig liefdesspel. Maar, nog steeds in die beelden, staat Parsifal na afloop op, kijkt nog eens om en wandelt weg. Mij ontgaat de meerwaarde hiervan totaal. Dat is nu eens iets wat je aan de verbeelding van de toeschouwer kan overlaten en dat krijgen we wel op ons bord. Wanneer de verleidingspoging het hoogtepunt nadert, staat Kundry zeer braafjes achter Parsifal, er goed op lettend dat ze hem niet stoort bij het knoopjes losmaken. “Je moet dit interpreteren in een spirituele ruimte waar andere wetten gelden” zo wordt dit verklaard. Fysieke verleiding gebeurt voor mij nog altijd in deze tijdruimte waar Schopenhauers wil zich op zo een moment op zijn sterkst manifesteert. Als je deze scène naar een “spirituele ruimte” brengt, is het in tegenspraak met de tekst en muziek. En voor meer details rond deze overgang verwijzen we naar Tristan und Isolde.

Met de derde acte waren problemen tot een paar uren voor de generale, leert ons de blog van Andrew Richards. De grote finale die Romeo Castellucci voor ogen had, was technisch blijkbaar niet haalbaar. Dat is natuurlijk jammer. Wat ervoor in de plaats komt, is nogal eentonig. Onze verlosser heeft het graalsgebied weten terug te vinden en wordt er verwelkomd door Gurnemanz. Zo een verlosser brengt altijd wel wat fans mee. De eersten verschijnen wanneer hij in het graalsgebied aankomt. Wanneer hij zijn eerste daad stelt – het dopen van Kundry – is de menigte al sterk aangegroeid. Is het omdat de parallellen met het Nieuwe Testament dan te duidelijk zijn, dat we het op de scène niet te zien krijgen? Op weg dan - veel te vroeg - met de hele bende. Jammer dat de “Karfreitagszaubermusik” geen mars is. Hier laat Castellucci het jammer genoeg na om deze transformatiemuziek te paren aan de menigte die zich in beweging zet. De daarna volgende scènes lijken sterk op elkaar. De protagonisten Amfortas, Gurnemanz en andere graalridders zitten midden in de massa volgelingen. Ze wringen zich naar voren of worden opgetild om wat zichtbaar te zijn. Maar wat doen ze daar in hemelsnaam? (Ik vermoed dat men probeerde op twee niveaus te spelen: op het toneel loopt de massa onder aanvoering van Parsifal en op een platform daarboven situeren zich Amfortas en de anderen. Iemand die weet hoe het er had moeten uitzien?). En dat duurt allemaal zo lang. Gelukkig zijn orkest en zangers in topvorm.Uiteindelijk wordt Amfortas genezen en wordt hij met zijn graalgemeenschap opgenomen in de maatschappij (had zeer mooi kunnen zijn met twee niveaus). Zo wordt deze gemeenschap tenminste verlost. Maar de mensheid (waar ineens het publiek ook bijgerekend wordt)? Nee, daar blijkt ook Parsifal te licht voor. En zo geeft Castellucci “Erlösung dem Erlöser” wel weer een nieuwe interpretatie: Parsifal wordt verlaten door z’n fans – verlost van zijn zelfopgelegde missie. Voor hen heeft-ie gefaald. Op naar de volgende… .Helaas is dit allemaal niet in overeenstemming met de muziek waarin je de onthulde graal triomfantelijk hoort stralen.

Wat moeten we besluiten? Niet vertrouwd zijn met de materie van Wagner komt het werk op de scène niet ten goede. Je mag dan al tabula rasa maken, tekst en muziek staan er en je kan ze niet flagrant tegenspreken. Zelf had ik gehoopt op een voorstelling die onderzocht hoe Parsifal in onze tijd nog relevant is. Een voorstelling die antwoorden gaf of toch ten minste een visie uitdrukte. Wat Schlingensief in Bayreuth op het toneel zette, vond ik in de goede richting gaan.

En nog volgende vaststelling: de keuze van de dirigent werd blijkbaar bepaald door de criteria van de regisseursselectie te inverteren (of omgekeerd, je begrijpt het wel). Hoe meer wagnerervaring een dirigent, hoe beter. Haenchen’s wagnerreputatie is onberispelijk. De man corrigeert de wagnerpartituren en maakt weldoordachte keuzes voor de tempi. Zijn CV is indrukwekkend en in de zaal heeft-ie mij nog niet teleurgesteld, integendeel. Niemand zou het in z’n hoofd halen om dit werk aan een nieuweling in het wagneroevre toe te vertrouwen. Waarom dan wel met de regisseur?

Enfin, Castellucci is een reine dwaas die nu even de Graal gezien heeft, maar nog niets heeft begrepen. Voor mij heeft hij, zoals von Eschenbachs Pazival, geen vraag gesteld. Hij kan nu op weg naar z’n Kundry. Ik kijk ondertussen uit naar wat Pierre Audi met het werk in Amsterdam zal aanvangen.

vrijdag 4 februari 2011

Parsifal in De Munt : een recensie (1)



Van J. Vereertbrugge ontving ik volgende recensie:

Zondag was ik in de Munt voor de Parsifal van Castellucci, waar ik erg naar uitkeek : de reportages van Cobra, de blog van Andrew Richards, de video's van de repetities : ze hadden me heel erg nieuwsgierig gemaakt.

En mijn huiswerk gemaakt natuurlijk : De DVD van Nagano/Lehnhoff verschillende malen bekeken. (schitterend !)
De nieuwe CD-opname van Gergiev beluisterd.
De concertante uitvoering van Jaap Van Zweden op youtube gezien :( erg genietbaar met een a-typische Klaus Florian Vogt als Parsifal en een Van Zweden die alles geeft en een Gurnemanz die zo vertellend zingt dat je sprakeloos mee volgt)
Als voorbereiding had ik zelfs het boek 'a companion to Wagner's Parsifal' ter hand genomen.
En het libretto gelezen, herlezen en er niet mee klaar zijn ...

En na het bekijken van de productie van Castellucci moet ik zeggen dat er gemengde en verwarde gevoelens naar boven zijn gekomen.
(Het feit dat ik een slechte zitplaats had, waar ik desondanks toch 70 euro voor neertelde, stemde me al niet vrolijk.)

Een aantal beelden en regie-vondsen van Castellucci konden me zeker bekoren en waren soms zelfs ronduit imponerend. Maar klopte het ganse plaatje wel ?
Vooraf had Castellucci gezegd dat hij van nul wilde beginnen, alles vergeten wat hij al wist over het stuk. Ook wist hij van het begin dat hij het stuk in een metafysich niveau wilde plaatsen, vrij van christelijke,religieuze symbolen.

Eerste acte : deze kon me maar matig boeien, omdat er zeker in het begin nauwelijk iets zichtbaar was in het mooie, naturalistische bos. Dit maakte het moeilijker om je met de personages te identificeren. Er waren wel momenten waarbij op een ietwat bevreemdende manier een zekere mate van acteurs-regie gebruikt werd : Bv. het vastbinden van Kundry of de eerste Amfortas-Klage. (trouwens een sterke rolbezetting)
De graal-ceremonie had enkele sterke momenten : een zwarte vlek op de borst (wonde) van Amfortas breidt uit en wordt een soort van groot "zwart gat".
De vibrerende lichtpuntjes op het bos waren erg sprookjes-achtig.
Het zogenaamde hoogtepunt van de graal-ceremonie - hier uitgebeeld met een wit doek waarop een comma stond, belicht met een stralend lich - viel dan weer wat tegen.

De tweede acte wordt algemeen gezien als zeer sterk en voor sommigen nu al een hoogtepunt.
Woorden als "hallucinant" worden gebruikt om de speciale sfeer te beschrijven, die sterk bepaald wordt door het flinterdunne witte doek dat voor de ganse scene hangt, wat samen met een bleke verlichting en een kale ruimte met witte muren voor iets ireeëls en koud zorgt.
De schokkende beelden van Klingsor die in zijn verdorven rijk het vrouwelijke heeft geperverteerd tot een voorwerp wat je kan gebruiken/misbruiken. Dit werd krachtig in beeld gezet in de bondage-scenes, nu al berucht in hun brutaliteit.
In deze acte kan je meer mee in de personages gaan : een sterke Kundry met slang. Een Parsifal, dan weer bijna statisch de blik afgewend.
Een mooie opbouw met als hoogtepunt de ontdubbbeling van deze twee personages op een video tijdens de verleidings-scène en kus.

De derde acte : weer gemengde gevoelens.
De mensen-massa met zijn 170 figuranten was op zich een potentieel knap gebaar. Wanneer ze in beweging komen met de lopende band (die trouwens net iets te veel lawaai maakt) verwacht je veel. De sterrenhemel blaast het tafereel op tot haast kosmische proporties : de mensheid op weg naar waar ? Maar als deze mensenzee na een half uur nog steeds op die band blijft lopen en er nauwelijks iets gebeurd is, dan zakt het toch wat in elkaar. De laatste Amfortas-Klage was weer even een krachtig moment.
Zeker het idyllische van de "Karfreitags-musik" kwam niet goed tot zijn recht : Deze muziek vraagt toch om iets meer.
Ook kon ik niet goed volgen welk lot Kundry nu juist beschoren was. (Altijd een interessante vraag, ;-)

De voorstelling eindigt niet echt in een apotheose of oplossing, maar in een sombere confrontatie met 's mens eenzame conditie. Op zich kan dit tellen, maar het staat dit niet ver van Wagners bedoelingen ?

Geen klachten over de muzikale prestaties van orkest, zangers, koor.

Grote vragen blijven echter :

* waar was de "compassion", het "mittleid" wat Parsifal ontwikkelt in zijn weg naag zelf-ontdekking ? Dit is toch een van de hoofd-thema's van deze grootse opera en in de wat kille regie van Castellucci kwam dit te weinig aan bod voor mij.

* Wat bleef er over van de boodschap dat een gemeenschap (in verval) vernieuwt wordt door de komst van de reine dwaas. (De oplossing die Lehnhoff op het einde van zijn Parsifal geeft, bevredigt me veel meer)
Bij Castellucci een eerder deprimerende boodschap, erg geabstraheerd. In de media wordt zijn kijk "humanistisch" genoemd, maar ze mist voor mij een fundamentele warmte.
Het glorieuze, transcendente van Wagners slotmuziek valt toch wel in een bad van kilte, hoor.

Mijn verwachting van deze opera - mijn hart en ziel te herbronnen/vullen met deze straffe muziek en theater - werd zeker niet helemaal ingelost. Toch vindt iemand als Johan Thielemans dit blijkbaar de max ?

donderdag 3 februari 2011

Romeo Castellucci over Parsifal in De Munt


Johan Thielemans had een gesprek met Romeo Castellucci in De Munt. Heeft Romeo hem eindelijk over zijn koudwatervrees geholpen ten aanzien van het tweede bedrijf ? Aan iedereen die het horen wil vertelt Johan al jaren dat alle vrouwen in het tweede bedrijf de zaal zouden moeten verlaten. Geen wonder dus dat hij de vraag stelt: "Parsifal refuse la sexualité. Ca ne vous gêne pas?"

Gesprek met Johan Thielemans

Overigens vind ik het gek dat in geen enkel interview de vraag wordt gesteld wat "Erlöser dem Erlöser" voor hem betekent.

ONLINE PERSCOMMENTAREN :

Le Soir
La Libre
La Libre
Neue Zürcher Zeitung
Les Inrocks