vrijdag 10 februari 2017

Kirsten Dehlholm met Madama Butterfly in Brussel (***)

Alexia Voulgaridou als Cio-Cio San
© Clara Baus

DAS SCHIFF? SIEHST DU'S NOCH NICHT ?

De première van Madama Butterfly, gehouden op 17 februari 1904 in de Scala van Milaan, was een regelrecht fiasco. De voorstelling haalde weliswaar het einde maar ging roemloos ten onder in een pandemonium van geroep, gefluit, gelach. Puccini was in shock. Nooit voordien had hij zoveel vertrouwen gehad in het succes van een nieuwe opera. Hij had er, naar eigen zeggen, met hart en ziel aan gewerkt en beschouwde het als zijn modernste werk. Bovendien had hij een toporkest en topsolisten ter beschikking en aan het einde van de generale repetitie had het orkest hem nog gevierd met een staande ovatie.

In het programmaboek van De Munt schetst Mary Jane Phillips-Matz de omstandigheden van de première maar zwijgt merkwaardig genoeg over de ware toedracht van het débacle: vijanden van Puccini hadden een claque ingehuurd om de voorstelling te boycotten. Wie de aanstokers waren, daarover bestaat geen consensus. Was het Alberto Franchetti, de rijke joodse baron, componist en rivaal van Puccini, ook wel de Italiaanse Meyerbeer genaamd, die verbitterd was over het feit dat Giulio Riccordi binnen zijn uitgeversbedrijf telkens weer de voorkeur gaf aan Puccini? Was het Edoardo Sonzogno, Riccordi's rivaal, tevens uitgever van Il secolo dat s'anderendaags reeds de opera voor dood verklaarde? Puccini trok zijn opera terug, reviseerde hem en scoorde er drie maanden later een hit mee in Brescia. Van Franchetti werd nog weinig vernomen, Puccini daarentegen kon zich met de royalties van zijn nieuwste succesopera al snel een yacht kopen.

Het beste bewijs voor de boycot is dat Puccini voor de revisie voor Brescia geen echt ingrijpende zaken heeft gedaan. Hij knipte het tweede bedrijf, dat volgens tijdgenoten veel te lang was, in twee. Het duurde nochtans slechts anderhalf uur maar zelfs Toscanini was van mening dat dat misschien goed was voor Wagner maar niet voor Puccini. Voor de rest knipte hij in de grovere, racistische uitlatingen van Pinkerton en voegde hij de aria "Addio, fiorito asil" toe die hem op het eind wat menselijker maken. Het moet zeker interessant zijn om die oerversie eens te horen. Ze werd onlangs bij Casa Riccordi uitgegeven en Riccardo Chailly heeft er in december het lopende seizoen van de Scala mee geopend, tot ongenoegen van de erven.

Hoedanook, de "tragedia giapponese" van de 15-jarige Cio-Cio San is en blijft in alle omstandigheden hartverscheurend. Daar kan deze miskleun van Kirsten Dehlholm niets aan veranderen. Scenisch geeft ze de rol van Cio-Cio San aan een pop met een porseleinen wit gezicht. "De pop bezit een enorm expressief potentieel waarmee ze alle gevoelens die aanwezig zijn in Cio-Cio-Sans verhaal op een heel eenvoudige wijze kan uitdrukken. Het wordt zoveel echter wanneer ze een beetje het hoofd beweegt, de armen licht uitstrekt. We zien wel dat ze aangestuurd wordt door drie poppenspelers, maar we vergeten dat snel. Wij zijn ontroerd." Aldus Dehlholm. Mijn snurkende buren in het auditorium van het Muntpaleis waren niet onder de indruk van deze toegeving aan het Japanse bunraku-theater. Nog straffer wordt het wanneer theaterrecensente Monna Dithmer schrijft : "Een zwijgende Madama Butterfly is echter niet genoeg. Ze krijgt een dubbelganger in de gestalte van de soliste die op het voortoneel staat en de partij zingt". Alsof de solist bijzaak is! Meestappen in dit postmodern scenario van deconstructie is mij helaas onmogelijk.

Van enige connectie tussen levende acteurs en een ontzield personage als een pop kan geen sprake zijn en al helemaal geen erotische spanning tussen het liefdeskoppel. Hoe zou dit kille ritueel dan op het publiek kunnen overslaan? Dehlholm laat Pinkerton ook geen moment uit zijn rol stappen als racistische macho-Amerikaan, waardoor zijn personage menselijker en interessanter had kunnen worden. Ze bleek ook niet in staat om hem die vervelende, stereotiepe handgebaartjes af te leren. Zelden heb ik zo'n waardeloze acteursregie aangetroffen in een operatheater.

De japonaiserieën van Maja Ziska (decors) en Henrik Vibskov (kostuums) beperken zich tot een zwevende dakconstructie van een pagode, carnavaleske guirlandes en spuuglelijke origami-kostuums voor de figuranten. Het is wachten op "Un bel di vedremo" alvorens de vlam in pan slaat. De scène valt volledig stil en de voorstelling wordt de facto concertant. Het is nu aan de solist om het mooie weer te bepalen. Meteen is het failliet van deze mise-en-scène aangetoond. Dat het publiek na deze aria de pauze wordt ingestuurd is verdedigbaar. Immers, zo kan de nachtwake van Butterfly mooi uitdijnen en het neuriënd koor naadloos overgaan in het intermezzo.

Beterschap valt nauwelijks te noteren in de rest van het tweede bedrijf en derde bedrijf. Het gezwaai met bloemen gaat al snel vervelen tijdens het bloemenduet. Het enige lichtpunt is de uitgesponnen nachtwake, met het magnifieke neuriënd koor. Videoprojecties op twee ronde schermen tonen een naderend schip, alsof we samen met het slachtoffer hoopvol door een verrekijker turen. Heel aardig. Dat de boot een luxe pakketboot is en geen oorlogsschip is een mooie uitvergroting van Butterfly's naïef-romantische American dream.

De meest ergerlijke rekwisiet is Butterfly's zoontje "Dolore", een pop die tijdens de finale maten tot een metershoge bibendum variant wordt opgeblazen. Hopelijk zal hij, zo denk je dan, na alle fratsen van zijn vader,"America great again" maken.

Als de voorstelling dan toch nog overeind bleef dan kwam dat door het muzikale luik.

Marcelo Puente als Pinkerton beschikt niet over de heldere tenor die je zou wensen. Alles klinkt duister en zonder glans, regelmatig lijkt hij zich te forceren. Niets gaat zonder moeite. Het is een stem die we binnen enkele jaren weleens op het kerkhof zouden kunnen aantreffen. Aris Argiris als Sharpless laat een mooi timbre horen. Dat zijn voordracht desondanks saai en karakterloos blijft wijt ik aan de productie. Het is pas in het derde bedrijf dat hij zijn potentieel enigszins ontplooit. Alexia Voulgaridou als Butterfly maakt de beste beurt. Met de ogen toe zou je denken met Angela Gheorgiu te maken te hebben. Dynamisch differentiëren doet ze onvoldoende maar ze heeft alles in huis voor de lirico-spinto die hier vereist is. Met "Un bel di vedremo" trekt ze alle aandacht naar zich toe en naarmate de avond vordert leeft ze zich meer in in haar rol. Het grote zakdoekmoment van de finale levert ze af met brio.

Roberto Rizzi Brignoli danst met zoveel gusto doorheen de partituur dat het lijkt alsof deze muziek zijn tweede natuur is. Het orkest laat hij meestal vlotte tempi nemen maar anderzijds weet hij ook heel spanningsvol om te gaan met de erg langzame delen van het werk zoals de muziek tijdens de nachtwake. Van het intermezzo maakt hij een orkestraal hoogtepunt en van de ijzersterke finale niets minder dan een adrenalineshot. Hem zien we graag terug.

Deze productie is ook te zien op het Opera Platform tot 7 maart.


Geen opmerkingen: