Gaston Rivero (Radamès) & Adina Aaron (Aida)
© Forster
O PALAZZO, ADDIO !© Forster
Heeft Richard Wagner een decisieve invloed gehad op de ontstaansgeschiedenis van Verdi's Aida? Het wordt wel eens gesuggereerd. Feit is dat Verdi zich weer eens in de luwte van zijn landgoed in Sant'Agata had teruggetrokken toen hij in de winter van 1869, bevangen door chronische operamoeheid, de opdracht voor het schrijven van een hymne voor de opening van het Suez-kanaal terugfloot. Toen hij, enkele maanden later, van Camille Du Locle het verzoek ontving om Aida, naar een prozaontwerp van de Franse Egyptoloog Auguste Mariette (door Philips-Matz echter met grote waarschijnlijkheid toegeschreven aan Verdi's rivaal Temistocle Solera) op muziek te zetten, ging hij uiteindelijk toch door de knieën. Muzio, werkzaam in Caïro, had Verdi al op de hoogte gebracht van de exorbitante bedragen die de Khedive bereid was te betalen. Waren het de 150.000 francs honorarium (te deponeren bij Rotschild in Parijs) of de brief die de geslepen Du Locle had bijgevoegd waarin stond dat de opdracht anders naar Wagner of Gounod zou gaan, die hem over de streep trokken? De Khedive van Cairo, Ismael Pascha, had nog maar pas een operatheater laten bouwen en in zijn europeaniseringsdrift speelde hij met de gedachte om van Caïro een Parijs aan de Nijl te maken. Het operatheater was het eerste op het Afrikaanse continent. Het werd bijna uitsluitend bezocht door in Caïro verblijvende Europeanen. Ook Wagner was de Khedive niet onbekend. Enkele jaren later zal hij Patronatscheine kopen ter waarde van 500 Pond Sterling voor de bouw van het Festspielhaus in Bayreuth. De opera van Caïro bestaat nog steeds en google je naar de website dan word je verwelkomd door de heraldische trompetten van Verdi's Aida.
Scenograaf van dienst, Alexander Polzin, laat vooral aanvoelen dat hij een beeldend kunstenaar is. De rotspartij die hij in het midden van het toneel plaatst is als een sculptuur. De hele voorstelling lang zal ze de acteurs aantrekken als vliegen op een pot honing en Alekos Anastasiou zal ze 3 uur lang fraai uitlichten. Vaak is ze gehuld in een wolk van theatermist en het is moeilijk om niet aan de ouderwetse Wagnerensceneringen van Herbert von Karajan en Günther Schneider-Siemsen te denken. Erboven zweeft een lelijke betonnen plaat met een perfect cirkelvormig gat in het midden. U raadt het al, de plaat zal tijdens de finale naar beneden zakken en de geliefden net niet verbrijzelen. Gelukkig is er dan Verdi's straffe muziek om net niet in de lach te schieten.
Polzin ontwierp ook nog een heel fraai voordoek, verwijzend naar Egyptische hiërogliefen. We krijgen het slechts 1 seconde lang te zien. De rest van de voorstelling dient het als een transparant gaasdoek. "What a waste", denk je dan.
De als operaregisseur debuterende Stathis Livathinos heeft daar niet veel meer aan toe te voegen dan een treurige acteursregie. De personages zijn van bordkarton en de voorstelling, die zich de allure van een Attische tragedie probeert aan te meten, weet niet precies of het een sprookje, een nachtmerrie of een horrorfilm wil navertellen. Problematisch alvast is dat elke scène zal worden ingeleid door het geluid van woestijnwind. Vanzelfsprekend werkte dat voor geen meter.
De choreografieën van Otto Pichler zijn "a mixed bag". Pichler is zowat de vaste choreograaf van Barrie Kosky en doorgaans verantwoordelijk voor de ludieke toets in diens producties. In Bayreuth staat hij verrassend genoeg niet op de loonlijst voor Die Meistersinger. De gewijde dans van de priesteressen (1e bedrijf) stelde weinig voor. Heel aardig daarentegen was de behandeling van het koor ter hoogte van Zeffirelli's olifantenprocessie. Als toeschouwer van de triomfmars drukt het zijn gedifferentieerde reactie uit, van verwondering tot vreugde en ontzetting. Meteen kregen we een idee van hoe de Aida van Barrie Kosky er had kunnen uitzien.
Over het weergeven van het verpletterende staatsapparaat en de spirituele macht van de priesterkaste is weinig nagedacht. Militairen zijn slechts vaagweg aangeduid in kolderieke marcheerposes. Opperpriester Ramfis is gereduceerd tot een buitenissige figuur met haartressen in het gezicht en een arm als een wandelende tak. Het gigantische vergrootglas dat de componist richtte op de triomfmars was nochtans cruciaal in Verdi's denken. Het diende slecht één doel: het weerzinwekkende gewicht van de collusie tussen politiek en religie aan de kaak te stellen.
Wellicht zou de gezaghebbende Weense criticus en publieke Wagnervijand nummer één, Eduard Hanslick op zijn ongemak geweest zijn met deze Brusselse productie van Aida. "Wir fühlen uns unter lauter braun und schwarz geschinkten Menschen nicht recht unter Unseresgleichen", had hij in 1892 geschreven na een opvoering van Aida. Gelukkig was Verdi niet zo'n racist en in tegenstelling tot Meyerbeer introduceerde hij geen blanke sympathiedragers in het stuk. In het regieboek liet hij uitdrukkelijk opnemen dat de Ethiopische hoofdfiguren een olijfkleurige, donkerrode huid ("pelle olivastra rossiccio-oscuro") moesten bezitten.
Adina Aaron als Aida is als het zwakkere zusje van Leontine Price. Ze is een lyrische sopraan zonder spinto-mogelijkheden. Haar verstaanbaarheid is erg slecht maar haar voordracht verliep verder probleemloos. Voor "Ritorna Vincitor" is dat te weinig maar in de utopische finale, wanneer ze de dood vrijwillig in de ogen kijkt en vocaal niets meer te bewijzen heeft, kan ze charmeren met ragfijne zanglijnen.
Andrea Carè als Radamès beschikt over een mooi timbre. Hij kan net niet het stralende geluid produceren dat hier vandoen is. "Celeste Aida" kan hij niet beëindigen met uitdovende stem zoals voorgeschreven.
Nora Gubisch als Amneris heeft de rol met de meeste mogelijkheden maar meer dan een gefrustreerde harpij weet ze er niet van te maken. "De vorstelijke alt met de verrukkelijke timbremutatie in het midden van haar bereik", zoals Thomas Mann het ooit formuleerde, is ze al helemaal niet. Het timbre deugt niet, de registerovergangen beheerst ze niet, het vibrato wakkelt, de projectie is zwak. Vocaal is ze een echte ramp.
Enrico Iori zingt de koning erg monotoon en is niet steeds intonatiezuiver. Soms wordt de stem versmoord door het masker dat hij draagt. Giacomo Prestia als Ramfis liet een goed projecterende, fraai getimbreerde bas horen. Dimitris Tiliakos als Amonasro is een middelmatige Verdi-bariton. Het zegt iets over het algemene vocale niveau dat wij het duet met zijn dochter desondanks tot de beste momenten van de avond moeten rekenen.
Ik kan mij voorstellen dat Alain Altinoglu iets meer adrenaline in het orkest zou hebben gepompt dan Samuel Jean maar de grote spektakelmomenten waren meeslepend en de intiemere solistische momenten zoals de dialoog tussen Aida en de dwarsfluit tijdens de romance "Oh,Patria mia" waren betoverend.
"O terra, addio" zingt Aida in de slotmaten. Dat klonk ook een beetje als een afscheid van het Muntpaleis. Het is waar dat de straatgeluiden hinder veroorzaakten maar akoestisch was deze plek best aanvaardbaar. Een gebrek aan transparantie was nooit een thema. Ik verzeker u dat er operahuizen zijn in Europa die slechter klinken. Het failliet van de locatie Tour & Taxis lag op het vlak van de scenografische beperkingen (geen toneeltoren, geen draaitioneel) en Peter de Caluwe had wellicht weinig andere keuze dan zijn tentenkamp uit te besteden aan debuterende regisseurs. De spoeling was dun, zo bleek achteraf. Heeft hij daarmee niet een uitgelezen kans gemist om regisseurs uit te nodigen die bereid waren om te experimenteren met video?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten