Nina Stemme als Kundry © Danielle Liniger
SCHWÜLES GEDÜNST SCHWEBT IN DER LUFTRegisseur Claus Guth had twee goede redenen om deze Parsifal te laten beginnen in het oorlogsjaar 1914. Dat was immers ook het jaar waarin het exclusiviteitsrecht van Parsifal officieel kwam te vervallen en Zürich en het co-producerende Barcelona waren er destijds als de kippen bij om het werk als eerste op te voeren buiten de muren van Wagners tempel in Bayreuth. 1914 is ook het jaar waarin de in zak en as zittende graalridders van Monsalvat en hun ongeneeslijk verwonde koning heel gemakkelijk kunnen worden ingeruild voor de door shellshock en mosterdgas getraumatiseerde soldaten van de Groote Oorlog. Het tweede bedrijf situeert Guth 10 jaar later in de “roaring twenties” en het derde in de Weimarrepubliek. Het voordeel van deze benadering? Je hoeft je geen seconde te vervelen. Je ziet het wel eens anders. Want Guth heeft sterke beelden bedacht voor alle cruciale scènes.
Het komt dan ook niet geheel als een verrassing wanneer we in de finale scène Parsifal zien verschijnen in een nazi-uniform. Allicht wilde Guth ons tonen dat Wagners private kunstreligie, bedoeld als streven naar ware menselijkheid, ook de verkeerde kant kan opgaan. Er is mij geen enkele enscenering van Parsifal uit de jaren 30 en 40 bekend die dit zou hebben aangedurfd. De doctrine en het barbaarse mensbeeld van het nationaal-socialisme valt natuurlijk niet te rijmen met de christelijke naastenliefde en de Schopenhaueriaanse ethiek van het mededogen die in Parsifal worden gepreekt. Het meest problematische moment in de hele voorstelling is dan ook het ideologisch ontwaken van Parsifal tijdens de Karfreitagszauber.
De graalgemeenschap die Guth hier opvoert sluit anderzijds naadloos aan bij de esoterische genootschappen die opgang maakten tijdens de Weimarrepubliek en waaruit het nationaal-socialisme zal geboren worden. Michael Hesemann formuleerde het zo: “Eerder dan een politieke ideologie was het nationaal-socialisme een mythisch-religieuze wereldvisie die zich baseerde op de mythe van het bloed als drager van de ziel en dit in samenhang met een eschatologische heilsleer”. Bijna de hele machtselite van het Derde Rijk hield zich intensief bezig met de esoterische stromingen van de 19e eeuw (theosofie en ariosofie) en met neo-gnostische mystiek. Hess, Rosenberg, Eckart en Frank waren verbonden aan esoterische geheime genootschappen voor mannen. Kippenfokker Heinrich Himmler, die zelf een fanatiek occultist was, wilde zelfs, met de graalridders voor ogen, binnen de SS een zelfstandige ridderorde oprichten. We kunnen niet ontkennen dat ook Wagners Parsifal de nationaal-socialisten op een onheilvolle manier geïnspireerd heeft.
Guth deed verder nog een kleine aanpassing aan de tekst. Van Amfortas en Klingsor maakt hij broers en tijdens de prelude tot het eerste bedrijf zien we hoe vader Titurel zijn zoon Amfortas verkiest en hoe Klingsor de kamer verlaat met slaande deuren. Later zal blijken dat Amfortas een zwakkeling is die de guts niet heeft om tegen zijn vader op te bieden.
Het eerste bedrijf speelt in een sanatorium afgeboord door een imposante trappengalerij, die door Guth meesterlijk wordt bespeeld en die leidt naar een hoger niveau. Daar staat de graal uitgestald in een vitrinekast, een andere kast bedoeld voor de speer is leeg. Uiteraard heeft Guth zijn decors weer op een draaiplateau gezet en de manier waarop hij daarmee beweging in het scènebeeld creëert is weer één van de onsmiskenbare attractieve kanten van deze productie. Telkens er sprake is van de reine dwaas zien we, via projectie, de blootvoetse stap van een jongeman door een grasveld, netjes in het ritme van de muziek. Er is ook een blinde soldaat wiens gestoorde lichaamstaal aan Adolf Hitler zou kunnen herinneren. Wanneer Gurnemanz het verhaal doet van Amfortas' verleiding in Klingsors toverslot simuleert Kundry vrouwelijke erotische opwinding, liggend op de vloer.
Eindelijk was er nog eens een Verwandlung te horen en te zien met een échte theatrale werking. Een grotere apotheose door muziek en dramatische handeling is in het theater haast ondenkbaar. Natuurlijk zet de caroussel zich in beweging. Ze toont de spastische pantomime van een officier die de horror van het slagveld lijkt uit te beelden. Het koor luistert naar de kerkklokken vanaf een ouderwetse grammofoon. Echt schitterend is de finale wanneer we de stokoude Titurel in frak en met buishoed moeizaam de trappengalerij zien opklauteren om Amfortas te dwingen de graal te onthullen. Dit alles met de imposante transformatiemuziek van Wagner als soundtrack. Echt fantastisch.
Net als in Bayreuth (regie: Laufenberg) is de graalsritus ook hier ingeruild voor een cultus van het bloed waar ik erg ongemakkelijk van werd. Het bloed wordt door ziekenzusters afgetapt uit Amfortas’ wonde en druppelsgewijs onder de soldaten gedistribueerd nadat de walgelijke patriarch er eerst een flinke slok van heeft genomen.
Stephan Vinke als Parsifal © Danielle Liniger
Het tweede bedrijf oogt conventioneler. Chinese lantaarns zorgen voor de frivole toets in Klingsors toverslot. De trappengalerij wordt weer handig ingezet tijdens de verleidingsscène van de bloemenmeisjes. Kundry is Rita Hayworth compleet met iconische sigarettenhouder.
In het derde bedrijf zien we Parsifal van bed tot bed gaan bij de gewonde soldaten en tijdens de Karfreitagszauber zien we hoe bij hem mannelijke daadkracht geboren wordt. Naast videobeelden van de natuur krijgen we ook beelden te zien van een in beweging komende volksmassa uit de Weimartijd. Ook Parsifal en een aantal soldaten zetten zich choreografisch in beweging, een heel mooi moment dat herinnert aan Castellucci in Brussel. Daarna wordt hij in een uniform geholpen dat erg goed lijkt op dat van de fascisten.
Ook de tweede transformatiescène is grandioos. Ziekenzusters leggen het lijk van Titurel af en we zien Kundry, als joodse vluchtelinge, radeloos en vertrekkensklaar, kleren in een koffer gooien. Als een rattenvanger van Hamelen schrijdt de nieuwe leider langs de roterende carrousel met een massa in zijn kielzog. In de finale stapt hij in de spotlights op het balkon als de nieuwe Führer terwijl de koormeester (de echte?) vanaf het balkon het “Erlösung dem Erlöser”-koor dirigeert. Het allerlaatste beeld is echter aan de beide broers die zich verlost weten van de gesel van hun vader en zich verzoenen. Kundry, met reiskoffer, pakt haar biezen.
Dat Stefan Vinke de zieke Brandon Jovanovich verving was geen aanwinst. Het timbre is niet helder noch warm. De stem heeft weinig focus. In de dramatische passages had ik de indruk dat hij zich forceerde. Vinke klonk indrukwekkend maar zonder glans.
Lauri Vasar als Amfortas was de zwakste vocalist op het toneel. Hij mist teveel het inlevingsvermogen dat vereist is om de gruwel van het lijden tastbaar te maken. Jammer dat Peter Mattei hier niet stond.
Christof Fischesser is geen ideale Gurnemanz. Timbre en vibrato zijn niet optimaal. Zijn interpretatie is constant boeiend maar de stem breed laten stromen met alle klankschoonheid en autoriteit die daarbij hoort, dat kan hij net niet.
Wenwei Zhang als Klingsor liet een indrukwekkend projecterende stem horen met veel metaal maar ook een penetrante bijklank. Idiomatisch was dit zeer aanvaardbaar maar niet perfect.
Nina Stemme bestempelde de partij van Kundry als een liederavond in vergelijking met de Brünnhilde in Götterdämmerung. Dat kunnen wij alleen maar beamen. Ze kon zich dan ook volledig concentreren op nuancering en de gaafheid van de vocale lijn eerder dan op de circusact van de hoogdramatische sopraan. Allesbehalve een podiumbeest leverde ze één van haar meest vrouwelijke vertolkingen af. Haar dictie was verre van perfect maar de finale van het tweede bedrijf met de hoogdramatische uithalen rond de Irre-Rufe waren echt schitterend.
Pavel Daniluk was grandioos in deze herwaardering van de rol van Titurel en vocaal liet hij een prachtbas horen.
Simone Young liet de Philharmonia Zurich klinken als een grandioze kathedraal van klank tijdens de koperpassages van de prelude. Die werden mooi geprojecteerd in de zaal met zijn uitstekende akoestiek. Agogisch was deze lezing nogal eigenzinnig met secondenlange fermates en snellere passages waar je tragere zou verwachten. Dramatisch was deze lezing echter nooit ondervoed en de Verwandlungsmusik leverde overweldigende hoogtepunten op.
Wenwei Zhang (Klingsor) & Lauri Vasar (Amfortas) © Danielle Liniger
Geen opmerkingen:
Een reactie posten